ECLI:NL:RBDHA:2025:16034 - Rechtbank Den Haag - 26 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/688376 / KG ZA 25-695
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2025
in de zaak van
1 [eiser] te [woonplaats] ,
2. [eiseres] te [woonplaats] , eisers, advocaten mrs. D.Y.C.T. Gloudemans en E.C.M. Braun te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
**Achmea Bank N.V.**te Den Haag, gedaagde, advocaat mr. D.S. Volleberg te Den Haag.
Eisers worden hierna ieder afzonderlijk ‘ [eiser] ’ en ‘ [eiseres] ’ en gezamenlijk meervoud ‘ [eisers] ’ genoemd. Gedaagde wordt hierna ‘Achmea’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 juli 2025 met producties 1 t/m 30;
- de door Achmea overgelegde conclusie van antwoord met producties 1 t/m 7e;
- de op 12 augustus 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door [eisers] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. [eisers] hebben in 2020 van (onder meer) de ouders van [eiser] (hierna ook: de verkopers) de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning) gekocht voor een koopsom van € 325.000.
2.2. Voor de financiering van een gedeelte van de koopprijs van de woning hebben de ouders van [eiser] een bedrag van € 70.000 aan [eisers] geschonken. Daartoe is een schenkingsovereenkomst ondertekend op 10 maart 2020.
2.3. Voor de financiering van het resterende bedrag van de koopprijs hebben [eisers] een hypothecaire geldlening van € 265.000 afgesloten bij Woonfonds (een handelsnaam van Achmea, hierna aangeduid als Achmea).
2.4. [eisers] hebben zich bij de hypotheekaanvraag laten bijstaan door een hypotheekadviseur, de heer [naam] (hierna: [naam] ), destijds werkzaam voor Vita Hypotheekadvies B.V. (hierna: Vita).
2.5. Ten behoeve van het opstellen van een hypotheekadvies hebben [eisers] aan [naam] diverse stukken toegestuurd, waaronder jaarstukken en belastingaangiften van de eenmanszaak van [eiser] , [bedrijfsnaam 1] .
2.6. Op 12 maart 2020 heeft Achmea aan [eisers] een rentevoorstel gedaan. In het rentevoorstel is een bedrag van € 255.000 vermeld voor de koopprijs van de woning. Op 13 maart 2020 hebben [eisers] dit rentevoorstel voor akkoord ondertekend.
2.7. Op 14 maart 2020 heeft Achmea een door [eisers] en de verkopers ondertekende (niet gedateerde) koopovereenkomst ontvangen, waarin een koopsom van € 255.000 is vermeld. In de door [eisers] in deze procedure overgelegde versie van de koopovereenkomst, gedateerd 23 april 2020, is een koopsom van € 325.000 opgenomen.
2.8. Achmea heeft [eisers] op 17 maart 2020 een definitief hypotheekaanbod gedaan, waarin eveneens een koopsom voor de woning van € 255.000 is opgenomen. [eisers] hebben dit aanbod op 18 maart 2020 voor akkoord ondertekend.
2.9. Op de hypothecaire geldlening zijn de Voorwaarden Woonfonds Woongenot Hypotheek met de Algemene Hypotheekvoorwaarden Achmea Hypotheekbank (hierna: de Algemene Hypotheekvoorwaarden) en de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing verklaard. In de Algemene Hypotheekvoorwaarden is in artikel 9.1. onder f het volgende opgenomen:
“9.1 De Hoofdsom of het restant daarvan met de rente en kosten zal, zonder voorafgaande opzegging en zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst, terstond en in het geheel door Achmea kunnen worden opgeëist: (…) f. indien na het verstrekken van de geldlening mocht blijken dat de Schuldenaar, de Hypotheekgever, de Verzekeringnemer of de Rekeninghouder onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens, welke voor Achmea van belang zijn, heeft verzwegen zodanig dat Achmea bij kennis daarvan de geldleningsovereenkomst niet of niet op de overeengekomen voorwaarden zou zijn aangegaan, het laatste naar het oordeel van Achmea;”
2.10. Op 18 maart 2020 heeft [naam] voor [eisers] een adviesrapport opgesteld (hierna: het adviesrapport). In het adviesrapport is als koopsom van de woning een bedrag van € 255.000 vermeld. Bijgevoegd is een door [eisers] ondertekende Voor gezien-verklaring (VGV) van 18 maart 2020, waarin boven het handtekeningenveld het volgende staat:
“U verklaart hierbij: Dat u bovenvermeld adviesrapport daadwerkelijk al dan niet digitaal heeft ontvangen op of voor datum van ondertekening; Dat u het adviesrapport heeft gelezen én de inhoud ervan begrijpt; Dat het adviesrapport uw definitieve wensen, keuzes en ons advies juist beschrijft.”
2.11. De woning is op 28 april 2020 aan [eisers] geleverd.
2.12. Achmea is in 2024 een onderzoek gestart naar de verstrekking van de hypothecaire geldlening aan [eisers] Bij brief van 25 september 2024 aan [eisers] heeft Achmea om bepaalde documenten verzocht.
2.13. Op 24 oktober 2024 hebben [eisers] aan Achmea diverse documenten toegestuurd, waaronder jaarrekeningen en definitieve aanslagen inkomstenbelasting.
2.14. Achmea heeft [eisers] bij brief van 21 november 2024 op de hoogte gebracht van haar bevindingen en nadere informatie/documenten opgevraagd. In de brief heeft Achmea onder meer het volgende geschreven:
“Uit ons onderzoek blijkt; De omzet en resultaat die staan vermeld in de jaarcijfers ten tijde van acceptatie wijken sterk af van de resultaten in de recent aangeleverd jaarcijfers. De recent aangeleverde jaarcijfers zijn opgemaakt door een andere boekhouder dan de jaarcijfers welke zijn aangeleverd ten tijde van acceptatie. Het verzamelinkomen in het fiscale rapport ten tijde van acceptatie wijkt sterk af van het verzamelinkomen vermeld in de definitieve aanslagen op naam van de heer [eiser] .
Wij registreren het Incident Er is sprake van een gedraging die wij rangschikken als een mogelijke bedreiging voor Achmea Bank. Het Incident leggen wij daarom vast in ons Incidentenregister. Uw gedraging is een bedreiging voor de belangen en integriteit van de financiële sector. Voor de Incidentregistratie houden wij ons aan het "Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021".
2.15. Bij brief van 12 december 2024 hebben [eisers] bezwaar gemaakt tegen opname van hun gegevens in het Incidentenregister.
2.16. Achmea heeft [eisers] op 9 januari 2025 opnieuw in de gelegenheid gesteld om ontbrekende documenten aan te leveren en een toelichting te verstrekken op bepaalde punten.
2.17. Op 31 januari 2025 hebben [eisers] aanvullende documenten aan Achmea verstrekt. Ook hebben zij diverse vragen van Achmea beantwoord:
“Waarom zijn de recent aangeleverde jaarcijfers opgemaakt door B&M Administratiekantoor en Performans, terwijl de cijfers ten tijde van acceptatie zijn opgesteld door All Advice? Uit niets blijkt dat de jaarcijfers ten tijde van acceptatie zijn opgesteld door All Advice. Cliënten hebben geen enkele relatie met All Advice en weten niet waarop Achmea deze bewering/vraag baseert. Zowel de jaarcijfers die ten tijde van de aanvraag zijn ingediend als de recent aangeleverde jaarcijfers zijn opgemaakt door B&M Administratiekantoor en Perfomans Consultancy. Indien Achmea een andere mening is toegedaan, verzoeken cliënten om de stukken waarop deze stelling is gebaseerd aan hen te verstrekken. Waarom wijkt de omzet en het resultaat in de recent aangeleverde jaarcijfers sterk af van de resultaten in de jaarcijfers ten tijde van acceptatie? Cliënten betwisten deze stelling met klem. Zonder inzage in de onderliggende gegevens waarop Achmea zich baseert, kunnen cliënten niet beoordelen waar deze vermeende afwijking uit zou moeten blijken. Achmea wordt wederom verzocht haar bevindingen inzichtelijk te maken. Wat is de relatie met All Advise? Cliënten hebben geen relatie met All Advise en zijn niet bekend met deze partij. (…) Waarom wijkt het verzamelinkomen van de heer [eiser] af? Cliënten betwisten deze stelling nadrukkelijk. Zonder inzage in de onderliggende stukken waarop Achmea haar conclusie/vraag baseert, kunnen cliënten niet beoordelen waaruit deze vermeende afwijking zou blijken.”
2.18. Bij e-mailbericht van 3 maart 2025 heeft (de advocaat van) Achmea aan [eisers] een overzicht verstrekt van door haar geconstateerde afwijkingen in de stukken die [eisers] heeft aangeleverd ten opzichte van de stukken die ten tijde van de hypotheekaanvraag zijn ingediend.
2.19. Op 17 maart 2025 heeft Achmea [eisers] bij brief bericht dat zij fraude heeft geconstateerd bij de aanvraag van de hypotheek door [eisers] , dat Achmea heeft besloten om de relatie met [eisers] te beëindigen en de hypothecaire geldlening in het geheel op te eisen. Ook heeft Achmea medegedeeld dat zij de gegevens van [eisers] heeft geregistreerd in het Interne Verwijzingsregister, het Externe Verwijzingsregister en het Incidentenregister (hierna gezamenlijk: de registers).
2.20. Achmea heeft op 25 maart 2025 aan [eisers] medegedeeld dat zij de hypothecaire geldlening opeist per 1 oktober 2025. Tot die tijd hebben [eisers] de mogelijkheid om de hypotheek af te lossen.
2.21. [eisers] hebben Achmea verzocht om hun gegevens uit de betreffende registers te verwijderen. Achmea heeft daar geen gehoor aan gegeven.
3 Het geschil
3.1. [eisers] vorderen – zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair I. Achmea te bevelen om binnen twee dagen na de betekening van het vonnis de gegevens van [eisers] uit het IVR-register, het EVR-register en het Incidentenregister te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500 voor iedere dag, waaronder een dagdeel, dat Achmea daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000; Subsidiair II. Achmea te verbieden om de lening met [eisers] op te eisen en om op enige wijze, direct of indirect, te handelen op een wijze die de (gedwongen) verkoop van de woning van [eisers] tot gevolg heeft, totdat er in een bodemprocedure is vastgesteld dat de registratie van [eisers] in het EVR-register terecht is en Achmea terecht de lening met [eisers] heeft opgeëist; Zowel primair als subsidiair III. Achmea te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. Daartoe voeren [eisers] – samengevat – het volgende aan. Achmea heeft ten onrechte de gegevens van [eisers] geregistreerd in de registers. [eisers] hebben geen fraude gepleegd en hebben niets strafbaars gedaan. [eisers] zijn slachtoffers van de handelwijze van [naam] . Hij heeft de documenten die ten behoeve van de hypotheekaanvraag aan Achmea zijn toegestuurd vervalst dan wel laten vervalsen. Dat is buiten [eisers] om gegaan. [eisers] vertrouwden erop dat alles in orde was. Van enig opzet aan de zijde van [eisers] is geen sprake. Door de registraties in de registers zijn [eisers] niet in staat om de hypotheek over te sluiten. Daardoor dreigt een veiling van de woning. [eisers] hebben een spoedeisend belang bij een gebod van Achmea om de gegevens van [eisers] uit de registers te verwijderen. Subsidiair dient Achmea te worden verboden om de lening met [eisers] op te eisen en de woning te (doen) verkopen totdat in een bodemprocedure is vastgesteld dat de registratie van [eisers] in het EVR terecht is en Achmea de lening mocht opeisen.
3.3. Achmea voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4 De beoordeling van het geschil
4.1. Het spoedeisend belang van [eisers] bij hun vorderingen vloeit voort uit de aard ervan en is overigens ook niet betwist door Achmea.
Primair – vordering I
4.2. Ter beoordeling ligt primair voor de vraag of Achmea is gehouden om de gegevens van [eisers] uit het Interne Verwijzingsregister (hierna: het IVR), het Externe Verwijzingsregister (hierna: het EVR) en het Incidentenregister te verwijderen. Voor de beoordeling van deze vraag geldt het volgende. Voor een registratie in het Incidentenregister is voldoende dat sprake is van een incident. Onder een incident wordt in dit geval verstaan een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat belangen, integriteit of veiligheid van (cliënten of medewerkers van) een financiële instelling in het geding zijn of kunnen zijn. Hypotheekfraude is zo een gebeurtenis. Persoonsgegevens kunnen worden opgenomen in een IVR voor zover die (rechts)personen een risico vormen voor de veiligheid en/of integriteit van de financiële instelling. Voor registratie in het EVR gelden de regels zoals opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021. Daaruit volgt dat registratie in het EVR kan plaatsvinden als de gedraging van de betrokken (rechts)persoon – in dit geval [eisers] – een bedreiging vormt of kan vormen voor de financiële instelling, de gedraging voldoende vaststaat en het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen. Voor verwerking van persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR moet sprake zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen dragen. Een veroordeling door de strafrechter is echter niet vereist. Als maatstaf geldt dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan.
4.3. Voor opname in het EVR geldt een hogere drempel dan in de andere registers. Om die reden zal de voorzieningenrechter eerst beoordelen of Achmea heeft mogen overgaan tot registratie van de (persoons)gegevens van [eisers] in het EVR. Daarvoor moet vaststaan dat [eisers] betrokken zijn bij hypotheekfraude, zoals Achmea aanvoert. [eisers] betwisten dat.
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de inkomensgegevens van [eisers] , die in het kader van de hypotheekaanvraag aan Achmea zijn verstrekt, sterk afwijken van de werkelijke inkomensgegevens van [eisers] Dit geldt ook voor de (geprognotiseerde) omzetgegevens van de eenmanszaak van [eiser] . De aan Achmea gepresenteerde inkomens-/omzetgegevens zijn veel hoger dan het werkelijke inkomen van [eisers] en de werkelijke omzet van de eenmanszaak van [eiser] . Ook is niet in geschil dat in het adviesrapport op basis van voornoemde gegevens een onjuist bedrag aan winst uit onderneming (van € 57.391) en daarmee voor [eisers] een onjuist bedrag aan bruto-inkomen per maand (van € 4.783) is opgenomen. Verder staat vast dat in de aan Achmea verstrekte koopovereenkomst een onjuiste (veel lagere) koopsom voor de woning is opgenomen. [eisers] hebben de woning gekocht voor € 325.000, terwijl Achmea in de veronderstelling verkeerde dat de woning voor € 255.000 werd gekocht en ook niet op de hoogte was van een schenking aan [eisers]
4.5. [eisers] zijn verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste (inkomens)gegevens in het kader van de hypotheekaanvraag. Het feit dat de aanvraag wordt ingediend door een hypotheekadviseur, zoals hier het geval is, ontslaat [eisers] niet van hun verplichting om de hypotheekverstrekker van correcte informatie te voorzien. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, hebben zij dat niet gedaan. Integendeel: [eisers] hebben het door [naam] opgestelde adviesrapport, waarin een te hoog verzamelinkomen van [eisers] en een te lage koopsom voor de woning is vermeld, voor akkoord ondertekend. Daarmee hebben zij verklaard dat zij het adviesrapport hebben gelezen en de inhoud daarvan hebben begrepen, terwijl zij wisten dan wel hadden moeten weten dat de daarin genoemde (inkomens)gegevens niet klopten. De verklaring van [eisers] dat zij vertrouwden op [naam] en het adviesrapport daarom ‘blind’ hebben ondertekend, overtuigt niet. [eisers] hebben daarnaast namelijk ook tot twee keer toe een document ondertekend waarin een onjuiste koopsom is vermeld. Ondanks dat [eisers] de woning aankochten voor € 325.000 en daar op 10 maart 2020 een schenkingsovereenkomst voor ondertekenden, verklaarden zij door ondertekening van het renteaanbod op 12 maart 2020 en het definitief hypotheekaanbod op 17 maart 2020 dat zij de woning kochten voor € 255.000. Hiervoor hebben [eisers] geen afdoende verklaring gegeven. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het betoog van [eisers] dat zij de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn om de door hen ondertekende documenten te begrijpen. Ter zitting is gebleken dat [eiseres] goed Nederlands spreekt en ook in Nederland is geboren en getogen.
4.6. Door de hiervoor beschreven gang van zaken acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat, zoals Achmea aanvoert, de werkelijke koopprijs en de schenking alsmede het werkelijke inkomen van [eisers] bewust zijn verzwegen voor Achmea om de hypotheek te kunnen verkrijgen. [eisers] hebben immers de stelling van Achmea dat zij met de juiste gegevens niet in aanmerking kwamen voor een hypothecaire geldlening van € 265.000 niet weersproken. Achmea is bij de hypotheekaanvraag misleid. [eisers] voeren aan dat het [naam] is geweest die de aan Achmea verstrekte documenten heeft vervalst of heeft laten vervalsen. Ook als dit zo is, kan dit [eisers] niet baten. De betrokkenheid van [eisers] bij de misleiding van Achmea blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende uit het feit dat zij hun handtekeningen hebben gezet onder documenten waarin evident onjuiste (inkomens)gegevens zijn vermeld.
4.7. De concrete feiten en omstandigheden in dit geval zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter van voldoende gewicht om aan te nemen dat hier sprake is van (voorwaardelijk) opzet van [eisers] tot het plegen van valsheid in geschrifte (art. 225 Sr) en het niet naar waarheid verstrekken van gegevens (art. 227a Sr). De gedragingen van [eisers] , die voldoende vaststaan, vormen in beginsel een bedreiging voor de (financiële) belangen van Achmea en de integriteit van de financiële sector.
4.8. [eisers] voeren aan dat zij disproportioneel in hun belangen worden geschaad omdat zij door de opname van hun (persoons)gegevens in de registers hun woning dreigen te verliezen en met hun gezin op straat dreigen te belanden, nu de registraties het onmogelijk maken om de hypotheek over te sluiten. [eiser] voert verder aan dat hij ook op zakelijk vlak nadelige gevolgen ondervindt van de registraties. Dat [eisers] een groot belang hebben bij de verwijdering van de registraties is duidelijk. Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet op tegen het belang van Achmea bij de registraties. Het opzettelijk aanleveren van onjuiste informatie en vervalste documenten is dusdanig ernstig dat andere financiële instellingen hiervoor moeten worden gewaarschuwd. Het belang van de financiële instellingen om zich te kunnen beschermen tegen frauduleus handelen weegt zwaarder dan het belang van [eisers] bij verwijdering van de registraties. [eisers] zullen de woning hoogstwaarschijnlijk noodgedwongen moeten verlaten, maar zij kunnen mogelijk wel een woning huren. Achmea heeft er in dit verband op gewezen dat de registers niet inzichtelijk zijn voor verhuurders. Naar voorlopig oordeel is opname van [eisers] in het EVR dan ook proportioneel.
4.9. Concluderend mocht Achmea overgaan tot registratie van de (persoons)gegevens van [eisers] in het EVR. Dit brengt mee dat ook de registraties in het Incidentenregister en het IVR zijn toegestaan, nu voor opname in die registers een lichtere toets geldt. De primaire vordering is dan ook niet toewijsbaar.
Subsidiair – vordering II
4.10. [eisers] wensen kort gezegd nog een kans te krijgen om hun onschuld te bewijzen in een bodemprocedure. [eisers] vorderen subsidiair dat aan Achmea een verbod wordt opgelegd om de lening op te eisen dan wel om het ertoe te leiden dat de woning wordt verkocht, totdat in een bodemprocedure vaststaat dat de registratie van [eisers] in het EVR terecht is en Achmea de lening mocht opeisen. De voorzieningenrechter ziet hiervoor geen enkele aanleiding. Hiervoor is al overwogen dat de opname in het EVR naar voorlopig oordeel gerechtvaardigd is. Nu [eisers] onjuiste gegevens aan Achmea heeft verstrekt, kon Achmea bovendien op grond van artikel 9.1 onder f van de Algemene Hypotheekvoorwaarden de lening in het geheel van [eisers] opeisen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het onaannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de registratie van [eisers] in het EVR onterecht was en Achmea niet gerechtigd was om de lening op te eisen. De subsidiaire vordering wordt eveneens afgewezen.
Proceskosten
4.11. [eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
-
griffierecht € 714,00
-
salaris advocaat € 1.107,00
-
nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing) Totaal € 1.999,00
5 De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [eisers] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.
yd