ECLI:NL:RBDHA:2025:15451 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37736
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D. Matadien),
en
Procesverloop
Verweerder heeft op 30 juni 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 augustus 2025 gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 14 juli 2025
4. Eiser voert aan dat het voortgangsrapport een onvolledig en onjuist beeld verschaft van de duur van de bewaring. Uit het rapport volgt namelijk dat sinds 9 september 2024 er verschillende verblijfsrechtelijke procedures zijn gevoerd terwijl eiser in bewaring zat. Dat betekent dat eiser al langer dan zes maanden in bewaring zit. Verweerder heeft in dat verband ten onrechte geen verzwaarde belangenafweging verricht.
5. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Uit het voortgangsrapport blijkt dat eiser op 30 juni 2025 in bewaring is gesteld. Uit dat rapport of het dossier blijkt niet dat eiser daarvoor in bewaring verbleef. Uit ambtshalve verkregen informatie uit het dossier ten aanzien van het eerste beroep
6. De beroepsgrond van eiser dat hij rechtmatig verblijf heeft in Italië, wat niet door verweerder is onderzocht, slaagt evenmin. Eiser heeft niet aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft in Italië, terwijl het wel op de weg van eiser ligt om die stelling te onderbouwen.
7. Eiser voert verder aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Nigeria binnen een redelijke termijn. Voor eiser is een aanvraag ingediend voor een laissez-passer (LP) bij de Nigeriaanse autoriteiten. Niet gebleken is dat de Nigeriaanse autoriteiten lp’s afgeven aan ongedocumenteerde vreemdelingen zoals eiser. Verder werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Verweerder heeft enkel een lp-aanvraag ingediend bij de Nigeriaanse autoriteiten. Niet gebleken is dat verweerder handelingen heeft verricht om eiser te presenteren aan de Nigeriaanse autoriteiten dan wel om de verkrijging van een lp te bespoedigen.
8. De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen zicht op uitzetting naar Nigeria binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Voor eiser is op 11 juni 2025 een LP-aanvraag ingediend bij de Nigeriaanse autoriteiten. Dat onderzoek bij de Nigeriaanse autoriteiten loopt en verweerder rappelleert regelmatig naar de stand van zaken met betrekking tot de afgifte van een LP, laatstelijk op 24 juli 2025. Eiser heeft zijn stelling dat aan ongedocumenteerden geen lp wordt verstrekt niet onderbouwd. In het dossier van eiser zijn ook geen aanknopingspunten dat Nigeria geen lp binnen een redelijke termijn aan eiser zal verstrekken. Op eiser rust bovendien de rechtsplicht om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich mee dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting moet verlenen. Hieraan heeft eiser tot op heden geen gevolg gegeven. Eiser heeft op 3 juli 2025 geweigerd een vertrekgesprek met verweerder te voeren. Uit het vertrekgesprek zoals met eiser gevoerd op 5 augustus 2025 blijkt dat eiser herhaaldelijk verklaart dat hij niet wil spreken over terugkeer naar Nigeria. Dat eiser niet meewerkt kan dan ook aan hem worden toegerekend. De beroepsgrond dat zich op uitzetting ontbreekt slaagt daarom niet.
9. Uit overweging 8 volgt dat door verweerder verschillende uitzettingshandelingen zijn verricht om eisers uitzetting naar Nigeria te realiseren. Verweerder werkt hiermee voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
10. Eiser voert tot slot aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. Er is sprake van medische en psychische problematiek en verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de negatieve impact van de inbewaringstelling daarop in het strikte bewaringsregime in het detentiecentrum in Rotterdam.
11. In de uitspraak op het eerste beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht geen lichter middel dan bewaring heeft toegepast. Eiser heeft in dit beroep geen andere omstandigheden naar voren gebracht. Eiser heeft ook in onderhavige procedure zijn gestelde medische problematiek niet onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een ander oordeel.
12. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
ECLI:NL:RBDHA:2025:12605.
NL25.29118.
Centraal Orgaan opvang asielzoekers.