ECLI:NL:RBDHA:2025:15448 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37728
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
Procesverloop
Verweerder heeft op 25 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 augustus 2025 gesloten.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 8 mei 2025.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn. Sinds kort is bekend dat geen presentatie bij de Algerijnse autoriteiten kan plaatsvinden als de nationaliteit van de vreemdeling niet kan worden bevestigd. Dat is ook het geval bij eiser. Gelet daarop zal geen laissez-passer (LP) voor eiser worden afgegeven en heeft rappelleren naar aanleiding daarvan bij de Algerijnse autoriteiten geen nut. De gemachtigde van eiser verwijst ter onderbouwing voor zijn stelling naar een mededeling in het dossier hierover in een andere zaak. Eiser stelt verder dat hieruit voortvloeit dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
5. De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn niet ontbreekt
6. De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser slaagt evenmin. In de te onderzoeken periode heeft verweerder op 24 juli 2025 een rappel verstuurd aan de Algerijnse autoriteiten en op 21 juli 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Met deze uitzettingshandelingen werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser naar Algerije.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
ECLI:NL:RBDHA:2025:7993.
ECLI:NL:RBDHA:2025:9780
ECLI:NL:RBDHA:2025:12324.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:722.