ECLI:NL:RBDHA:2025:15365 - Rechtbank Den Haag - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.35922, NL24.38595, NL24.49831, NL25.18408 en NL25.21620
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. R. Achttienribb e),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
(gemachtigde: [persoon A] ).
Inleiding
Deze uitspraak gaat over de beroepen die eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag.
Overwegingen
1. Gezien de onderlinge samenhang van de beroepen, behandelt de rechtbank op grond van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht de beroepen gevoegd.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4. Eiser is afkomstig uit Soedan. Hij heeft op 16 juni 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft eiser aanvankelijk in het kader van de Dublinverordening proberen over te dragen aan Italië. Op 14 november 2023 is de verantwoordelijkheid van Italië voor de asielaanvraag komen vast te staan. De overdrachtstermijn verliep zes maanden later, op 14 mei 2024. Eiser is niet binnen de overdrachtstermijn overgedragen aan Italië en daarom alsnog in de nationale procedure opgenomen. Verweerder heeft eiser hierover op 21 mei 2024 per brief op de hoogte gesteld. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moest verweerder binnen zes maanden op de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw is de beslistermijn na de vaststelling dat Nederland verantwoordelijk is geworden gaan lopen, in dit geval op 15 mei 2024.
4.1 Misbruik van recht?
Eiseres heeft vijf keer beroep ingesteld tegen het uitblijven op een beslissing op haar asielaanvraag. Zij heeft echter in haar beroepschriften niet toegelicht met welk doel dit zij tot vijf keer toe heeft gedaan zodat ook niet beoordeeld kan worden of zij misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om (vijf keer) beroep in te stellen. De rechtbank zal eiseres nu het voordeel van de twijfel geven maar verwacht bij eventueel opvolgende zaken van (de gemachtigde) van eiseres dat die toelichting wel direct bij het instellen van meerdere beroepen tegen een fictief besluit wordt gegeven. Op die manier kan de rechtbank dan beoordelen of de beroepen met een redelijk doel zijn ingediend of met het doel waartoe de bevoegdheid tot het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op een besluit is gegeven.
NL24.35922, NL24.38595 en NL24.49831
5. Los van de vraag of de beslistermijn door het besluit- en vertrekmoratorium Soedan is verlengd, heeft eiser verweerder driemaal vóór het verlopen van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld, namelijk op 14 juni, 18 september en 25 november 2024. Deze beroepen zijn dus niet-ontvankelijk.
NL25.18408:
6. Op 8 juli 2023, in de Staatscourant gepubliceerd op 7 juli 2023, heeft verweerder een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor vreemdelingen uit Soedan. Het besluitmoratorium houdt in dat de beslistermijnen van lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, worden verlengd met een jaar, tot maximaal 21 maanden na de asielaanvraag.
7. De rechtbank gaat er allereerst van uit dat uit artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn volgt dat de daar genoemde maximale beslistermijn van 21 maanden is gaan lopen op het moment van indiening van het asielverzoek. Dat de onder 4. genoemde beslistermijn van zes maanden, waarbinnen verweerder op de aanvraag dient te beslissen, pas is aangevangen op het tijdstip waarop Nederland verantwoordelijk werd voor de asielaanvraag, maakt dit niet anders. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 16 juni 2023. De maximale termijn van 21 maanden, waarbinnen verweerder de asielaanvraag moest hebben behandeld, is dus op 16 maart 2025 verstreken. Verweerder kon alleen aan de genoemde termijn voldoen indien uiterlijk op deze datum een beslissing werd genomen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank stelt vast dat in onderhavige zaak de maximale beslistermijn van 21 maanden, zoals bepaald in artikel 31, vijfde lid, van de richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn), is verstreken. Verweerder dient nog op de asielaanvraag te beslissen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom gegrond.
8. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, moet hij dit alsnog doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, een andere termijn te geven.
9. Hoewel de maximale beslistermijn van 21 maanden is verstreken, overweegt de rechtbank dat de besluitvorming op de asielaanvraag te allen tijde op een zorgvuldige manier dient te gebeuren en dat de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak reeds heeft bepaald binnen welke termijn een zorgvuldig besluit genomen kan worden.
10. Omdat er in dit geval op 1 april 2025 een nader gehoor met eiser is gehouden, zal de rechtbank in lijn met deze uitspraak van de Afdeling bepalen dat verweerder binnen acht weken op de aanvraag dient te beslissen.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
12. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
NL25.21620
13. Eiser heeft op 12 mei 2025 nogmaals beroep ingesteld. Nu deze zaak op dezelfde asielaanvraag ziet en de rechtbank het beroep NL25.18408 gegrond verklaart en aan verweerder een nadere beslistermijn oplegt, heeft eiser geen belang meer bij het beroep met kenmerk NL25.21620. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
Beslissing
NL24.35922, NL24.38595, NL24.49831 en NL25.21620
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
NL25.18408:
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
-
draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
-
bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van G.I. Heijblom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.