ECLI:NL:RBDHA:2025:15080 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.33832 en AWB25/14471
[naam], eiser,
geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit, V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. F. Jansen),
en
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,
evenals
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 10 juli 2025. In dat besluit heeft het COa besloten om eiser vanaf 10 juli 2025 in een HTL
1.1. Eiser heeft ook verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.
1.2. De rechtbank heeft de beroepen, gelijktijdig met de voorlopige voorziening op 1 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en mr. F. Hoppenbrouwer, als waarnemer van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Ook is een tolk verschenen. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Uit de verslaglegging van het COa blijkt – kort samengevat – het volgende. Op 23 juni 2025 heeft een incident plaatsgevonden op het asielzoekerscentrum in Grave. Eiser werd uitgenodigd voor een gesprek met het COa, maar weigerde mee te gaan. COa-medewerkers schoven een afsprakenbrief onder zijn deur door en liepen weg. Eiser deed vervolgens de deur open, schreeuwde luid in het Turks en verscheurde het afsprakenbriefje. Hierbij keek hij de COa-medewerkers indringend aan. Eiser stapte vervolgens op de medewerkers af en maakte daarbij een beweging met de hand waardoor zij het idee kregen dat hij hen wilde slaan. De COa-medewerkers zijn vervolgens weggelopen. Ongeveer 5 minuten later liep eiser naar de glazen deur in het gebouw en schold de COa-medewerkers uit in het Turks. Nadat de medewerker eiser had gevraagd rustig te worden schopte eiser vijf keer hard tegen de glazen deur. Vervolgens is eiser meegevraagd naar een spreekruimte. Bij binnenkomst in de spreekruimte deed eiser de deur achter zich op slot en begon hij te schreeuwen. De COa-medewerkers die in de spreekruimte aanwezig waren, bevonden zich achter het tussenschot en vroegen eiser om te gaan zitten. Eiser riep vervolgens in het Turks: “ik ga je doodmaken” en “steek dat pakket maar in de kut van je moeder” hierbij wees eiser naar de COa-medewerker. De medewerkers besloten de ruimte via de vluchtroute te verlaten.
3.1. Het COa heeft het incident gekwalificeerd als een incident met grote impact. Het gaat volgens het COa om gedrag met als doel de ander te bedreigen. Eiser heeft volgens het COa expliciete doodsbedreigingen richting COa-medewerkers geuit. Eiser is volgens het COa in korte tijd meermaals betrokken geweest bij incidenten met grote impact. Het COa heeft gelet op de opeenstapeling van incidenten besloten om eiser in de HTL te plaatsen en heeft ook geen reden gezien om van oplegging af te zien. Het COa heeft de zienswijze van eiser bij het besluit betrokken.
Onrechtmatige vrijheidsbeperking
4. Eiser betoogt dat hij twee dagen zonder grondslag in zijn vrijheid is beperkt. Eiser stelt twee dagen zonder rechtstitel op de HTL te hebben verbleven, te weten tussen 24 juni 2025 en 26 juni 2025.
4.1. Op de zitting heeft het COa gesteld dat aan de plaatsing op 24 juni 2025 een plaatsingsbesluit van dezelfde datum ten grondslag ligt. Het COa stelt zich op het standpunt dat hiertegen geen beroep is ingesteld en dat het besluit hier niet ter toetsing voor ligt. De minister betoogt dat er geen vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, omdat eiser de HTL voortijdig heeft verlaten en van opvang heeft afgezien.
4.2. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van het COa dat er een plaatsingsbesluit is genomen op 24 juni 2025, dat daartegen geen beroep is ingesteld en dat dat besluit hier niet ter toetsing voor ligt.
Verslaglegging
5. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit van 10 juli 2025 onvoldoende inzichtelijk maakt hoe de situatie daadwerkelijk is verlopen. Volgens eiser ontbreekt de context waarin het incident zich heeft voorgedaan. Eiser is ziek en heeft het eten uit zijn kamer nodig om zijn medicatie te kunnen verteren. Eiser is getraumatiseerd door de gebeurtenissen uit het asielzoekerscentrum en ervaart veel stress en onrust, omdat hij niet naar zijn eigen kamer mocht vanwege het politieonderzoek. Eiser voert aan dat het COa onvoldoende rekening heeft gehouden met het gevoel dat hij van deze situatie heeft gekregen en stelt dat het COa onjuist heeft gehandeld.
5.1. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat in het plaatsingsbesluit het incident en de feitelijke gedragingen van eiser gedetailleerd zijn omschreven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het COa het incident en de feitelijke gedragingen niet deugdelijk heeft onderzocht en vastgesteld. Uit de verslaglegging van het COa blijkt dat eiser herhaaldelijk hard tegen de deur heeft getrapt, doodsbedreigingen heeft geuit richting de medewerkers en dat deze medewerkers genoodzaakt waren, vanwege het gedrag van eiser, de vluchtroute te gebruiken om de kamer te kunnen verlaten. Uit de verslaglegging blijkt ook dat eiser pogingen van het COa om hem tot rust te bedaren heeft genegeerd en juist is geëscaleerd in zijn gedrag. Eisers – niet nader onderbouwde – stellingen dat hij ziek is, daarvoor speciaal eten moet gebruiken enveel stress en onrust ervaarde door de situatie op het asielzoekerscentrum zijn onvoldoende voor het oordeel dat het incident en de gedragingen van eiser niet zorgvuldig zijn onderzocht of onjuist zijn vastgesteld. De stelling dat het COa onjuist heeft gehandeld volgt de rechtbank dan ook niet.
Kwalificatie
6. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit onvoldoende gemotiveerd tot stand is gekomen. Hiertoe voert eiser aan dat het incident ten onrechte is gekwalificeerd als een gedraging met zeer grote impact. Eiser stelt dat van een incident met zeer grote impact sprake is als het gedrag van de vreemdeling gericht is op het toebrengen van ernstige fysieke schade aan een medebewoner of derde.
6.1. Het COa stelt dat de impact van het incident moet worden gekwalificeerd als een incident met een grote impact. In het besluit is een aantal keren de term zeer groot gebruikt, maar volgens het COa blijkt uit het besluit voldoende duidelijk dat het gaat om een incident met grote impact en dat de plaatsing in de HTL is gebaseerd op een opeenstapeling van grote incidenten. Volgens het COa doet het er daarom verder ook niet toe of er bij het onderhavige incident sprake is van een incident met zeer grote dan wel grote impact. De grote incidenten hebben namelijk tezamen geleid tot de plaatsing op de HTL. Dit blijkt volgens het COa ook uit de woorden: “U blijft volharden in overlastgevend, agressief en onacceptabel gedrag. De pogingen om u te ondersteunen en de kansen die u van het COA kreeg, hebben niet voldoende soelaas geboden om het gewenste gedrag te laten zien. Een lagere maatregel werd overwogen, maar het COa kan u op een andere reguliere locatie niet de begeleiding bieden die u nodig heeft. In de HTL krijgt u de kans om, onder professionele begeleiding, ten positieve te werken aan uw gedrag.”
6.2. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat uit het plaatsingsbesluit, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting voldoende duidelijk blijkt dat de impact van het incident is gekwalificeerd als een gedraging met grote impact en dat aan de plaatsing meerdere gedragingen ten grondslag liggen. Het COa heeft het incident op 23 juni 2025 gekwalificeerd als een incident met grote impact en heeft verder aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegd dat eiser ook op 20 en 21 juni 2025 incidenten van grote impact heeft veroorzaakt. Zoals blijkt uit het Maatregelenbeleid
Agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een grote impact, zoals:
o discriminatie op grond van iemands geloofsovertuiging, huidskleur, afkomst, seksuele identiteit etc.; o gedrag met als doel de ander te kleineren of te bedreigen; o gedrag met als doel de ander fysieke schade toe te brengen.
6.3. Het COa heeft de bedreiging van de medewerkers naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als gedrag met als doel de ander te bedreigen. Nu de kwalificatie van de eerdere incidenten door eiser niet wordt bestreden ziet de rechtbank geen aanleiding om aan die kwalificaties te twijfelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het COa terecht de gedragingen heeft gekwalificeerd als gedragingen met een grote impact. Deze gedragingen hebben daarom tezamen kunnen leiden tot plaatsing van eiser op de HTL.
Onevenredige gevolgen plaatsingsbesluit
7. Eiser betoogt dat het plaatsingsbesluit onevenredige gevolgen voor hem heeft. Het COa verwijst naar eerdere incidenten en maatregelen, waaruit wordt geconcludeerd dat een lichtere maatregel niet volstaat. Eiser vindt het lastig dat het COa hem niet als volwaardige gesprekspartner ziet. Eiser wil graag met het COa werken aan een oplossing, maar stelt dat het inhouden van verstrekkingen een averechts effect heeft. Dit geld heeft eiser namelijk nodig om speciale voeding te kopen die hij in verband met zijn medicatie kan verdragen. Eiser stelt meermaals beledigend te zijn benaderd door het COa. Hij mist de nodige steun en hulp die hij nodig heeft. Het incident is dan ook volgens eiser ten onrechte vanuit een eenzijdig perspectief belicht. Eiser stelt dat het incident ten onrechte tot een plaatsing op de HTL heeft geleid.
7.1. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het plaatsingsbesluit onevenredige gevolgen voor hem heeft. Dat eiser naar zijn zeggen beledigend is benaderd door het COa en de nodige steun mist maakt nog niet dat het plaatsingsbesluit onevenredige gevolgen heeft voor eiser, wat verder ook van die stellingen zij. De in beroep door eiser aangevoerde stelling dat hij het weekgeld nodig heeft om speciale voeding te kopen maakt ook niet dat het plaatsingsbesluit onevenredige gevolgen heeft. GZA heeft aangegeven dat er geen medische belemmeringen zijn om de zorg van eiser over te dragen aan GZA Hoogeveen. Eiser kan gebruikmaken van de Klachtenregeling HTL dan wel zich wenden tot de medische dienst om aan te geven dat hij speciale voeding nodig heeft voor zijn medicatie. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat het plaatsingsbesluit onevenredige gevolgen heeft.
GZA-akkoord
8. Eiser betoogt dat het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd tot stand is gekomen. Eiser stelt dat het GZA-akkoord ontbreekt. Eiser voert aan dat niet is gebleken dat hij met een medisch deskundige heeft gesproken en dat er niet kan worden vastgesteld dat alle relevante medische omstandigheden in acht zijn genomen. Het COa had nader onderzoek moeten verrichten voordat zij over kon gaan tot het nemen van dit besluit. Het onderzoek is volgens eiser met name van belang gelet op zijn HIV-diagnose en het net dood aantreffen van zijn vriend in hun kamer.
8.1. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat het GZA-akkoord in het dossier aanwezig is. Uit dit akkoord blijkt dat er na overleg met de huisarts geen medische belemmeringen zijn voor plaatsing van eiser op de HTL. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het GZA-akkoord of dat het COa nader onderzoek had moeten verrichten naar de medische situatie van eiser.
Medische behandeling op de HTL
9. Eiser stelt dat op de HTL onvoldoende rekening wordt gehouden met zijn medische situatie en dat hij niet de medische zorg krijgt die hij nodig heeft. Eiser stelt hierover te hebben geklaagd , maar dat hij niet serieus wordt genomen. Het COa heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden in de belangenafweging van het plaatsingsbesluit.
9.1. De beroepsgrond slaagt niet. Eisers betoog dat hij geen toegang heeft tot de benodigde medicatie en GZA treft geen doel. De rechtbank is van oordeel dat de voortduring van de maatregel niet in deze procedure wordt beoordeeld en daarom buiten de omvang van dit geding valt. Met eventuele klachten over de gang van zaken op de HTL kan eiser gebruikmaken van de Klachtenregeling HTL dan wel zich wenden tot de medische dienst aldaar.
Vrijheidsbeperkende maatregel
10. De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig te achten. In de maatregel wordt op deugdelijke wijze rekening gehouden met eisers medische omstandigheden en tevens wordt aangegeven dat eiser op de HTL voldoende toegang heeft tot psychische en medische zorgverlening. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert onvoldoende aanleiding daaraan te twijfelen.
Conclusie en gevolgen
11. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dus dat eiser geen gelijk krijgt en dat het COa het besluit tot plaatsing in de HTL mocht nemen en ook de minister de vrijheidsbeperkende maatregel mocht nemen. Eiser krijgt dus ook geen schadevergoeding. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart de beroepen ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 13 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking van het proces-verbaal. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.
Handhaving- en Toezichtlocatie.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
Vreemdelingenwet 2000.
Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 9 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:20825.
Maatregelenbeleid COa, 28 mei 2025, paragraaf 4.1.