Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15069 - Rechtbank Den Haag - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1506913 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 25/13596 en NL25.28928

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] , van Azerbeidzjaanse nationaliteit, V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. L.I. Siers),

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

alsmede

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 8 juni 2025, waarbij het COa heeft besloten om eiser per 8 juni 2025 in een HTL[1] te Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit).[2] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om hem een vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 56 van de Vw[3], op te leggen. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

1.1. Eiser heeft op 11 juli 2025 gronden van beroep ingediend. Het COa heeft op 15 juli 2025 gereageerd met een verweerschrift.

1.2. De rechtbank heeft de beroepen op 18 juli 2025 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de minister en het COa. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en daarom ook geen vergoeding van de proceskosten. Hierna legt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Het beroep gericht tegen het plaatsingsbesluit

Het incident dat heeft geleid tot het plaatsingsbesluit

3. Uit de verslaglegging van het COa blijkt dat eiser op 5 juni 2025 op een opvangschip in Arnhem een incident heeft veroorzaakt, waarbij hij heeft gedreigd om een COa-medewerker te vermoorden. Deze bedreiging heeft eiser in het Turks gedaan, maar hij heeft aan een beveiliger gevraagd om dit rechtstreeks te vertalen aan de betreffende COa-medewerker. Ook heeft eiser de kapitein van het schip bedreigd door hem te zeggen dat hij hem gaat slaan en aanpakken. Daarbij heeft eiser geschreeuwd en met zijn armen in de lucht gezwaaid.

3.1. Het COa heeft het gedrag van eiser gekwalificeerd als een incident met grote impact. Verder heeft het COa in het plaatsingsbesluit overwogen dat eerdere maatregelen geen effect hebben gehad op een verbetering van eisers gedrag. Het COa heeft om die reden een plaatsing in een HTL noodzakelijk geacht.

Beroepsgronden van eiser

4. Eiser betoogt - kort samengevat - dat niet is gebleken dat het COa bij het GZA[4] heeft geverifieerd of gelet op eisers medische situatie overdacht aan de HTL mogelijk zou zijn. Op grond van artikel 4.3.6. van het “Maatregelenbeleid COa” is één van de contra-indicaties voor de HTL-maatregel: “GZA ziet medische belemmeringen om de zorg in de HTL voor de te plaatsen bewoner over te nemen”. Nu sprake is van een contra-indicatie meent eiser dan ook dat de maatregel onzorgvuldig is voorbereid en ten onrechte is opgelegd. Ook verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 december 2023[5]. Hierin is geoordeeld dat het COa voorafgaande aan de HTL-plaatsing zorgvuldig onderzoek moet doen.

Oordeel van de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het COa zorgvuldig heeft gehandeld door het GZA op 7 juni 2025, voorafgaand aan het opleggen van de HTL-maatregel, te raadplegen. Het GZA, die op de hoogte is van eisers medische voorgeschiedenis, heeft niet aangegeven dat er in het geval van eiser een medische contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL. In aanvulling hierop acht de rechtbank van belang dat in het verweerschrift staat vermeld dat eiser voor eventuele specialistische zorg naar een ziekenhuis zal worden vervoerd. Anders dan eiser meent is uit de door hem overgelegde stukken niet gebleken dat medische behandeling voor hem alleen mogelijk is in het ziekenhuis in Harderwijk. De door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 december 2023 leidt niet tot een ander oordeel, nu in die zaak niet in geschil was dat de vreemdeling te kampen had met diverse en complexe medische en psychiatrische problemen en het GZA twijfels had geuit over de plaatsing in de HTL. Daarvan is in onderhavige procedure niet gebleken.

6. Verder oordeelt de rechtbank dat het COa het op 5 juni 2025 plaatsgevonden incident terecht heeft aangemerkt als een incident met grote impact. Ook heeft het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Zoals reeds uiteengezet in rechtsoverweging 3. volgt uit de COa-verslaglegging dat eiser op 5 juni 2025 een COa-medewerker met de dood heeft bedreigd en de kapitein van het opvangschip heeft bedreigd om hem te slaan. De rechtbank stelt vast dat eiser het incident niet heeft betwist. Volgens het Maatregelenbeleid wordt een HTL-maatregel overwogen in geval van meerdere incidenten met een grote impact, of één incident met een zeer grote impact. Het COa heeft in het plaatsingsbesluit gemotiveerd dat het incident van 5 juni 2025 niet het eerste incident is waarbij eiser betrokken was, maar dat sprake is van eerdere incidenten waarbij eiser medebewoners heeft bedreigd en geïntimideerd. Ook deze incidenten zijn door eiser niet betwist.

7. De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen het plaatsingsbesluit ongegrond.

Het beroep gericht tegen de vrijheidsbeperkende maatregel

8. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, op 13 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Handhaving- en Toezichtlocatie.

Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

Vreemdelingenwet 2000.

Gezondheidszorg Asielzoekers.

ECLI:NL:RBDHA:2023:20662.


Voetnoten

Handhaving- en Toezichtlocatie.

Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

Vreemdelingenwet 2000.

Gezondheidszorg Asielzoekers.

ECLI:NL:RBDHA:2023:20662.