Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14945 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1494512 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.35063

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum], van Syrische nationaliteit, V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. De minister heeft op 29 juli 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw[1] opgelegd.

1.1. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.

1.2. De minister heeft met ingang van 6 augustus 2025 de maatregel van bewaring opgeheven. Eiser is op diezelfde dag uitgezet naar Kroatië.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.

3. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser:

(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan; 3b. zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken; 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, hem op zijn initiatief een termijn is gesteld om uit eigen beweging te vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek. (lichte gronden)4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden; 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.

4. De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister gemotiveerd waarom een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kon worden toegepast.

5. Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.

Voortraject

6. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.

Grondslag

7. De rechtbank is van oordeel dat eiser valt onder de in artikel 59a, van de Vw genoemde categorie vreemdelingen. Er bestond een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Op 6 augustus 2025 is eiser overgedragen aan Kroatië.

Gronden

8. De rechtbank is van oordeel dat de gronden 3a, 3b, 3e, 3k, 4a, 4c en 4d terecht door de minister aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Deze gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en vormen ook voldoende onderbouwing voor het standpunt van de minister dat er een significant risico op onderduiken bestaat en dat eiser de voorbereiding van de Dublinoverdracht ontwijkt of belemmert.

Lichter middel

9. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de verklaringen van eiser, is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zou geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond niet om de overdracht van eiser te verzekeren.

9.1. Eiser heeft aangegeven last te hebben van zijn zij en dat hij hiervoor paracetamol gebruikte. Door de minister is eiser er terecht op gewezen dat alle medische faciliteiten in het detentiecentrum Rotterdam aanwezig zijn. De medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra in Nederland is gelijkwaardig aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij.

Voortvarendheid en zicht op uitzetting 10. De minister heeft op 30 juli 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Op 6 augustus is eiser overgedragen aan Kroatië. De rechtbank acht deze gang van zaken voldoende voortvarend. Nu eiser onder de Dublingrondslag viel, de minister voortvarend aan de overdracht werkte en de overdracht inmiddels heeft plaatsgevonden, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten om te oordelen dat zicht op overdracht ontbrak ten tijde van de bewaring.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Vreemdelingenwet 2000.


Voetnoten

Vreemdelingenwet 2000.