ECLI:NL:RBDHA:2025:13060 - Rechtbank Den Haag - 16 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40647
(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Latul).
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen O. Jobe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Inleiding
-
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1976 en heeft de Guinee-Bissause nationaliteit. Hij heeft op 2 maart 2019 in Nederland zijn asielaanvraag ingediend.
-
Verweerder heeft eiser in het kader van de Dublinverordening proberen over te dragen aan Duitsland. Eiser is niet binnen de overdrachtstermijn overgedragen aan Duitsland en vervolgens is hij in de nationale procedure opgenomen.
-
Eiser heeft – voor zover duidelijk is geworden uit zijn verklaringen – het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Hij is in zijn jeugd mishandeld door zijn vader en stiefmoeder. Ook is hij in de tijd dat hij bij zijn tante en oom woonde gedurende lange tijd mishandeld en seksueel misbruikt. Eiser vermoedt dat hij in die periode besmet is geraakt met hiv. Hij heeft een tijd op straat geleefd en ook verbleven bij mensen die hij ontmoette, maar moest daar vertrekken vanwege bedreigingen door zijn familieleden. Nadat een aanslag op hem werd gepleegd, heeft hij op verschillende plekken gewoond. Uiteindelijk is hij vanwege de bedreigingen in 2012 vertrokken uit Guinee-Bissau. Eiser vreest dat hij bij terugkeer opnieuw wordt opgepakt en mishandeld door de politie. Ook is eiser bang dat hij opnieuw zal worden bedreigd door zijn familieleden. Vanwege zijn hiv-besmetting vreest eiser discriminatie en kan hij niet aan werk komen.
Het bestreden besluit
4.1. Het bestreden besluit bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4.2. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De problemen met eisers familie en de discriminatie in verband met hiv heeft verweerder vanwege de summiere verklaringen van eiser niet kunnen beoordelen op geloofwaardigheid. Dit betekent volgens verweerder dat hij geen andere keus had dan deze verklaringen terzijde te leggen. Verweerder heeft hierbij betrokken dat eiser ruim viereneenhalf jaar niet gehoord kon worden over zijn asielmotieven vanwege medische problemen en de verwachting van verweerder was dat eiser niet op korte termijn alsnog over zijn asielrelaas gehoord kon worden.
4.3. Eiser is op grond van het geloofwaardig geachte eerste relevante element geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook loopt eiser volgens verweerder op grond van het eerste relevante element geen reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Omdat eisers verklaringen niet beoordeeld kunnen worden op geloofwaardigheid, is volgens verweerder niet vast te stellen in welke mate eisers vrees voor zijn familieleden gevolgd moet worden en nog actueel is en kan ook de zwaarwegendheid hiervan niet beoordeeld worden. Hetzelfde geldt voor de gestelde problemen in verband met hiv. Dat eiser bij terugkeer gediscrimineerd zal worden vanwege zijn hiv-besmetting heeft hij niet onderbouwd. Niet gebleken is dat eiser vanwege zijn persoonlijke situatie en zijn hiv-besmetting niet op maatschappelijk en sociaal niveau kan functioneren of dat hij daarbij geen hulp zal krijgen. Eiser krijgt ook geen verblijfsvergunning op grond van een confrontatie met wandaden. Niet is immers vast te stellen dat hij slachtoffer is van dergelijke wandaden. Voor zover verweerder ervan uit zou gaan dat eiser slachtoffer is, is niet gebleken dat eiser geen bescherming kan inroepen bij de autoriteiten.
4.4. Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Tevens heeft verweerder eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend. In afwachting van een beslissing over de toepassing van artikel 64 van de Vw heeft verweerder eiser bij het bestreden besluit voorlopig uitstel van vertrek verleend. Dit uitstel van vertrek is later verlengd tot 15 december 2024, maar daarna niet meer. Daartegen loopt op dit moment een bezwaarprocedure.
Beroepsgronden
5.1. Eiser verzoekt de rechtbank de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
5.2. Eiser voert aan dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen. Als verweerder meent dat eiser niet op de gebruikelijke manier gehoord kon worden, had ten minste het geplande gesprek op 26 oktober 2023 afgewacht moeten worden. Verweerder heeft echter op 20 oktober 2023 al het voornemen uitgebracht. Het is verder onzorgvuldig dat verweerder de eventuele verdere ontwikkelingen niet heeft afgewacht. Eiser heeft een nieuwe behandelaar gekregen en er was enige vooruitgang te zien ten aanzien van zijn mogelijkheden om te verklaren. De conclusie dat niet gebleken is dat er een reële kans was dat eiser op korte termijn gehoord kon worden over zijn asielrelaas was dan ook voorbarig. Tot slot vindt eiser het onzorgvuldig dat verweerder geen verder onderzoek heeft gedaan naar andere, passende vormen van informatievergaring. Eiser doet een beroep op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2057.
5.3. Eiser voert verder aan dat zijn verklaringen over zijn asielrelaas niet te summier zijn om bij de geloofwaardigheidsbeoordeling te betrekken. Uit zijn verklaringen kan, ook zonder tijdspad en zonder dat de directe aanleiding van zijn vertrek is vastgesteld, worden opgemaakt dat hij jarenlang is mishandeld en seksueel is misbruikt, dat er een aanslag op hem is gepleegd en dat hij ernstig wordt bedreigd door zijn familie, die hem als bastaard ziet. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn psychische gesteldheid voorafgaand aan zijn vertrek uit Guinee-Bissau, zijn leven op straat, de arrestaties door de politie, de omstandigheden in de gevangenis en de bedreiging door neven onvoldoende zijn geacht om op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid te worden beoordeeld.
5.4. Tot slot voert eiser aan dat verweerder ten onrechte zonder onderzoek en zonder deugdelijke motivering heeft overwogen dat eiser zich met hulp van familie en vrienden jarenlang met een hiv-besmetting staande heeft kunnen houden in Guinee-Bissau. Eiser had een onmenselijk leven in Guinee-Bissau. Eerdere hulp die hij op straat kreeg, was tijdelijk en uit medelijden en daar kan hij niet op terugvallen. Ook heeft verweerder ten onrechte overwogen dat eiser met sommige leden van zijn familie wel overweg kon. Eiser kan niet terugvallen op zijn familie, in tegendeel. Eiser ziet niet in hoe hij zijn hiv-besmetting verborgen kan houden, nu hij regelmatig artsen zal moeten bezoeken en medicatie moet blijven gebruiken. Bovendien heeft eiser verklaard dat zijn omgeving al een vermoeden had dat hij besmet was met hiv. Door het ontbreken van een sociaal netwerk, de problemen met zijn familie in combinatie met zijn ernstige psychische problemen, waardoor eiser niet in staat is om betekenisvol contact te leggen met medeburgers, zijn inmiddels geconstateerde doofheid aan één oor en evenwichtsproblemen, zijn hiv-besmetting, de bedreigingen en mishandelingen en de dakloosheid die er na terugkeer naar Guinee-Bissau ook zouden zijn, loopt eiser bij terugkeer een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Hij dient als een kwetsbaar persoon te worden aangemerkt en zal niet in staat zijn om zelfstandig te functioneren. Eiser doet een beroep op artikel 31, vijfde lid, van de Vw en het zogenoemde traumatabeleid.
Beoordeling door de rechtbank
6.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerders standpunt dat eiser bij terugkeer naar Guinee-Bissau geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM niet berust op een voldoende zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke motivering.
6.2. Op basis van het stappenplan bij Werkinstructie 2014/10, geldig ten tijde van het bestreden besluit, dient verweerder bij de beoordeling van een asielaanvraag in de eerste plaats vast te stellen wat de relevante elementen van het asielrelaas zijn. Daarna beoordeelt verweerder de geloofwaardigheid van die elementen. Aan de laatste stap, een toetsing van de zwaarwegendheid, komt verweerder toe als een of meer relevante elementen geloofwaardig worden geacht.
6.3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de relevante elementen vastgesteld en overwogen dat hij de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid van de relevante elementen twee (problemen met familie) en drie (discriminatie vanwege hiv) niet kan beoordelen omdat de verklaringen van eiser hierover te summier zijn. Verweerder heeft de geloofwaardigheid en de zwaarwegendheid van deze elementen in het midden gelaten en de verklaringen van eiser daarover terzijde gelegd. Nu verweerder niet heeft vastgesteld dat de (summiere) verklaringen van eiser over wat hij in Guinee-Bissau heeft meegemaakt ongeloofwaardig zijn en daarom niet op zwaarwegendheid beoordeeld hoeven te worden, heeft verweerder evenmin kunnen vaststellen dat eiser bij terugkeer naar Guinee-Bissau geen reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Gelet op het absolute karakter van deze verdragsbepaling had het op de weg van verweerder gelegen om meer onderzoek te doen naar de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas of, als dat niet mogelijk was, eiser het voordeel van de eventuele twijfel te geven door eisers verklaringen geloofwaardig te achten en in onderlinge samenhang te beoordelen op zwaarwegendheid. Als die beoordeling voor eiser negatief zou uitvallen, had verweerder vervolgens moeten beoordelen of het ambtshalve verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd vanwege klemmende redenen van humanitaire aard in de rede ligt.
6.4. Door de geloofwaardigheid van twee relevante elementen in het midden te laten en deze elementen niet op zwaarwegendheid te beoordelen, heeft verweerder niet met de vereiste zorgvuldigheid onderzocht of eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat dit niet het geval is.
- De onder 5.4 weergegeven beroepsgrond slaagt in zoverre. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de andere beroepsgronden.
Conclusie en gevolgen
8.1. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust het niet op een deugdelijke motivering.
8.2. Op grond van artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslecht de bestuursrechter het hem voorgestelde geschil zoveel mogelijk definitief. Beide gemachtigden hebben de rechtbank gevraagd een tussenuitspraak te doen als zij het bestreden besluit niet rechtmatig acht. De rechtbank stelt verweerder daarom met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen door meer informatie te verzamelen over de asielmotieven van eiser en vervolgens een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag.
8.3. Als verweerder dat wenst, kan hij het Bureau Medische Advisering (BMA) nogmaals vragen of eiser gehoord kan worden. Verweerder is daartoe echter niet verplicht. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard dat zij betwijfelt of dit inmiddels mogelijk is en de rechtbank deelt die twijfel op grond van de verklaringen en het gedrag van eiser op de zitting. Als eiser niet alsnog wordt gehoord, ligt het op de weg van verweerder om te proberen op een andere manier meer informatie over het asielrelaas van eiser te verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld door schriftelijke vragen aan eiser te stellen en zijn gemachtigde te verzoeken deze vragen aan eiser voor te leggen.Vervolgens moet verweerder op grond van de aanwezige informatie een nieuw besluit nemen met in achtneming met wat onder 6.3. en 6.4 is overwogen. Dit betekent onder meer dat verweerder serieus moet overwegen om eiser het voordeel van eventuele twijfel te geven door uit te gaan van de geloofwaardigheid van al zijn verklaringen en die verklaringen alsnog op zwaarwegendheid te beoordelen.
8.4. De rechtbank verwacht van verweerder dat hij binnen twee weken schriftelijk kenbaar maakt of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en zo ja, op welke manier. Als verweerder geen gebruik wil maken van deze gelegenheid, doet de rechtbank in beginsel zonder nieuwe zitting einduitspraak.
8.5. Als verweerder de gebreken in het bestreden besluit wel wil herstellen, is het vervolg van de procedure afhankelijk van wat verweerder wil doen.Als verweerder wil onderzoeken of eiser alsnog gehoord kan worden, heeft hij vanaf vandaag zes weken de tijd om op basis van een BMA-advies vast te (laten) stellen of dat mogelijk is en zo ja, eiser vervolgens binnen zes weken alsnog te horen. Binnen een week na het gehoor moet een verslag van het gehoor worden opgesteld en de gemachtigde van eiser kan daar vervolgens binnen een week op reageren.Als verweerder (al dan niet na een gehoor of poging daartoe) aanvullende schriftelijke vragen wil stellen, heeft hij daarvoor vier weken de tijd. De gemachtigde van eiser kan deze vragen vervolgens binnen zes weken in overleg met eiser (proberen te) beantwoorden. Als verweerder de door hem gekozen vervolgstappen heeft gezet en een reactie heeft ontvangen op het eventuele rapport van gehoor en/of op de eventuele schriftelijke vragen, heeft hij vervolgens vier weken de tijd om een nieuw besluit te nemen. Als het besluit voor eiser positief is, wordt van verweerder verwacht dat hij direct een standpunt inneemt over de proceskosten van eiser. Als het besluit voor eiser negatief is, krijgt eiser vier weken de tijd om schriftelijk te reageren op het nieuwe besluit en beslist de rechtbank daarna over het vervolg van de procedure. Als een bepaalde termijn niet haalbaar is, ligt het in de rede om voor het verstrijken van de termijn gemotiveerd om uitstel te vragen. De rechtbank vraagt partijen alle nieuwe stukken (ook) aan het rechtbankdossier toe te voegen.
8.6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
Beslissing
De rechtbank:
-
heropent het onderzoek;
-
verzoekt verweerder om binnen twee weken mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen;
-
verzoekt partijen om, als verweerder de gebreken in het bestreden besluit wil herstellen, binnen de gestelde termijnen de in 8.5 vermelde vervolgstappen te zetten en alle nieuwe stukken aan het rechtbankdossier toe te voegen;
-
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?* Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.