Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:12923 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1292317 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14470

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 2 september 2022.
1.1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek.[1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
  1. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen.[2] Eiseres heeft de minister gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen.[3] Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld.[4]
  1. Omdat eiseres tijdelijke bescherming geniet, moet de minister uiterlijk zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming een besluit op de aanvraag nemen.[5] Op grond van artikel 43a, eerste lid, van de Vw.
  1. De minister heeft bij verschillende brieven in het dossier aangegeven dat eiseres onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming 2001/55/EG (de Richtlijn) valt. De rechtbank deelt dit standpunt. Ten aanzien van de afwijkende beslistermijn als gevolg van deze tijdelijke bescherming is artikel 17 van de Richtlijn van belang. Hierin staat dat de minister na afloop van de tijdelijke bescherming een besluit op de asielaanvraag moet nemen.
  1. De werkingsduur van de Richtlijn is voor vreemdelingen zoals eiseres in ieder geval verlengd tot 4 maart 2025. De beslistermijn van de aanvragen van de vreemdelingen, zoals eiseres, die onder deze Richtlijn vallen, is daarmee tot die datum opgeschort. Vanaf
4 maart 2025 heeft de minister zes maanden om een beslissing te nemen op de aanvraag van eiseres.
  1. De ingebrekestelling is door eiseres ingediend op 10 maart 2025. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn van zes maanden nog niet verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling te vroeg en dus prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb.
Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb.
Artikel 43a, eerste lid van de Vw. - - - ## Voetnoten
Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb.
Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb.
Artikel 43a, eerste lid van de Vw.