ECLI:NL:RBDHA:2024:6992 - Rechtbank Den Haag - 2 april 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.36214 (beroep), NL23.36215 (voorlopige voorziening), NL23.36253 (beroep) en NL23.36254 (voorlopige voorziening)
[eiser], V-nummer: [V-nummer 1], eiser
[eiseres], V-nummer:[V-nummer 2], eiseres (gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van Dam).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vaststelling van verweerder dat zij geen verblijfsrecht in Nederland hebben op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming
1.1. Met de besluiten (primaire besluiten) van 21 november 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
1.2 Bij uitspraak
1.3 Met de bestreden besluiten van 25 oktober 2023 heeft verweerder op het bezwaar van eisers beslist en is hij bij de primaire besluiten gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, N. Faes als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat de zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1988 en heeft de Oekraïense nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedag 2] 1993 en heeft eveneens de Oekraïense nationaliteit. Eisers zijn met elkaar getrouwd. Na aankomst in Nederland hebben eisers zich in november 2022 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) en een BSN nummer gekregen. Sindsdien hebben zij in de gemeentelijke opvang te Leiden verbleven en voorzieningen zoals bedoeld in de Richtlijn ontvangen. Op 21 november 2022 hebben eisers zich gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) om een verblijfssticker en een Ontheemden-document (hierna: O-document) te verkrijgen, zodat zij in Nederland kunnen werken en gebruik kunnen blijven maken van de gemeentelijke opvangvoorziening.
4. Bij de loketafspraak op 21 november 2022 heeft de IND schriftelijk meegedeeld (het primaire besluit) dat eisers niet in aanmerking komen voor rechtmatig verblijf op grond van de Richtlijn. Redengevend hiervoor is dat eisers het grondgebied van Oekraïne al hebben verlaten voor het peilmoment van 27 november 2021, zoals bedoeld in artikel 3.9, eerste en tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen (hierna: VV). Omdat eisers volgens verweerder ook niet onder één van de andere doelgroepen voor tijdelijke bescherming zoals bedoeld in het VV vallen, heeft verweerder geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en voeren in beroep – kort samengevat – het volgende aan. Eisers stellen dat zij onder de tijdelijke bescherming van de Richtlijn vallen. Zij verbleven slechts tijdelijk in Polen voor werk en hebben zich nooit uitgeschreven in Oekraïne. Ook hebben zij hun woning in Oekraïne aangehouden. Zij hebben namelijk altijd de intentie gehad om terug te gaan naar Oekraïne. Daarnaast stellen eisers zich op het standpunt dat eiseres na de peildatum van 27 november 2021 is teruggekeerd naar Oekraïne en dat zij vervolgens is vertrokken vanwege het conflict. Uit foto’s en een medische verklaring blijkt namelijk dat zij in september 2022 in Oekraïne was. Verweerder dient deze datum als uitgangspunt te nemen. Uit de Richtlijn volgt niet dat iemand die voor familiebezoek in Oekraïne was, niet onder de Richtlijn valt. Dat is een stringente uitleg van de Richtlijn en doet afbreuk aan het doel en nuttig effect van de Richtlijn. Bovendien verkeren eisers in een ongunstigere positie door het besluit van verweerder, omdat zij niet meer het recht hebben om te werken. Zij zijn ook niet eerder in de gelegenheid gesteld om een asielaanvraag in te dienen. Zij kunnen verder geen gebruik meer maken van de gemeentelijke opvang en willen niet naar een opvanglocatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Die voldoen niet aan de minimale normen. Met al deze omstandigheden heeft verweerder geen rekening gehouden, terwijl uit de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit volgt dat aan de grondrechten en het evenredigheidsbeginsel moet worden getoetst. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vallen eisers onder de Richtlijn Tijdelijke bescherming?
6. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eisers niet
in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
6.1. Op grond van de Richtlijn kan de Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) bij een massale toestroom van ontheemden een besluit aannemen, waarin wordt bepaald dat bepaalde categorieën ontheemden in de lidstaten tijdelijke bescherming krijgen op grond van de Richtlijn. Nederland heeft de Richtlijn bij wet van 16 december 2004 in het nationale recht geïmplementeerd.
7.1. Tot slot worden eisers niet gevolgd in hun stelling dat zij niet eerder in de gelegenheid zijn gesteld om een asielverzoek in te dienen, waardoor zij zich nu in een ongunstigere positie bevinden dan wanneer zij dat bij aankomst in Nederland hadden kunnen doen. Eisers hadden direct bij aankomst een reguliere asielaanvraag kunnen indienen. Bovendien zijn eisers er in de besluiten in primo expliciet gewezen op de mogelijkheid om asiel aan te vragen.
Is de hoorplicht geschonden?
8. De rechtbank stelt voorop dat volgens de hoogste bestuursrechter het uitgangspunt is dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord en dat daar, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, vanaf kan worden gezien.
Conclusie en gevolgen
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in de beroepen en er niet langer sprake is van connexiteit.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 28 september 2023, zaaknummers: NL23.4107 en NL23.4108, deze uitspraak is niet gepubliceerd op rechtspraak.nl
Uitvoeringsbesluit 2022/382 van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022.
Wet van 16 december 2004 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van consequentie van de opvang van deze personen (PbEG L212), Staatsblad, 28 december 2004, 691.
Artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit..
Mededeling van de Commissie over operationele richtsnoeren voor de uitvoering van
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale
toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG en tot
invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (2022/C 126 I/01) (de Mededeling van
de Commissie).
Pagina 5 en 6 van de Mededeling van de Commissie.
Onder verwijzing naar het verweerschrift.
Zie de uitspraak van de Afdeling van van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.