Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.39780

V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),

en

**de minister van Asiel en Migratie,**voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 20 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 22 september 2021.

Bij besluit van 22 december 2023 heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd.

Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.

2. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, geoordeeld dat de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het Unierecht. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

4. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

  • veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van € 437,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).

Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over verzet Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.