Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Titel 4.1. Beschikkingen
Afdeling 4.1.3. Beslistermijn
§ 4.1.3.2. Dwangsom bij niet tijdig beslissen
Artikel 4:17

Artikel 4:17 (Dwangsom bij niet tijdig beslissen)

Laatste versie

1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.

3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.

5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:

a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld, b. de aanvrager geen belanghebbende is, of c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

Details

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

Dit betekent dat als een bestuursorgaan een beslissing (beschikking) op een aanvraag niet binnen de gestelde termijn (tijdig) neemt, het bestuursorgaan aan de persoon die de aanvraag heeft gedaan (de aanvrager) een geldbedrag (dwangsom) moet betalen voor elke dag dat het te laat is met beslissen. Deze dwangsom wordt betaald voor maximaal 42 dagen. De Algemene termijnenwet geldt niet voor deze termijn van 42 dagen.

2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag.

Dit lid specificeert de hoogte van de dwangsom. Voor de eerste veertien dagen dat het bestuursorgaan te laat is, bedraagt de dwangsom € 23 per dag. Voor de veertien dagen daarna is het € 35 per dag. Voor alle dagen daarna (tot het maximum van 42 dagen) is de dwangsom € 45 per dag.

3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

Dit lid bepaalt vanaf wanneer de dwangsom betaald moet worden. De eerste dag waarvoor de dwangsom verschuldigd is, is de dag die twee weken ligt na de dag waarop de beslistermijn (de termijn voor het geven van de beschikking) is afgelopen (verstreken) én nadat het bestuursorgaan een schriftelijke mededeling (ingebrekestelling) van de aanvrager heeft ontvangen waarin staat dat het bestuursorgaan te laat is.

4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.

Dit betekent dat als de oorspronkelijke aanvraag via elektronische weg (bijvoorbeeld per e-mail of via een website) ingediend kon worden, de regels uit artikel 4:3a van de Algemene wet bestuursrecht ook gelden voor de schriftelijke ingebrekestelling. Artikel 4:3a bevat regels over elektronisch berichtenverkeer met bestuursorganen.

5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

Dit betekent dat als de aanvrager beroep instelt bij de rechter omdat het bestuursorgaan niet op tijd een beschikking heeft gegeven, het betalen van de dwangsom niet wordt uitgesteld (schort niet op). De dwangsom blijft dus verschuldigd, ook al loopt er een beroepsprocedure.

6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:

Dit lid geeft aan in welke situaties er geen dwangsom betaald hoeft te worden, zelfs als het bestuursorgaan te laat is met beslissen:

a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,

Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de aanvrager het bestuursorgaan pas op een onredelijk laat moment heeft laten weten (in gebreke heeft gesteld) dat de beslistermijn is verstreken.

b. de aanvrager geen belanghebbende is, of

Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de persoon die de aanvraag heeft gedaan, volgens de wet geen belanghebbende is bij de beslissing.

c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

Dit betekent dat geen dwangsom verschuldigd is als de aanvraag overduidelijk (kennelijk) niet-ontvankelijk is (niet in behandeling te nemen) of overduidelijk (kennelijk) ongegrond is (zonder rechtsgrond).

7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

Dit betekent dat als er meerdere personen gezamenlijk een aanvraag hebben ingediend, de dwangsom die het bestuursorgaan moet betalen, in gelijke delen wordt verdeeld over al deze aanvragers. Iedere aanvrager ontvangt dan een gelijk deel van de dwangsom.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad129x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1797

ECLI:NL:HR:2013:179720 december 2013Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad63x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1352

ECLI:NL:HR:2015:135229 mei 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad51x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:969

ECLI:NL:HR:2013:96925 oktober 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad39x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1124

ECLI:NL:HR:2016:112410 juni 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad35x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:485 - Eén bezwaar, één dwangsom: aanslag, boete en rente als samenhangend geheel

ECLI:NL:HR:2016:48525 maart 2016Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een bezwaar tegen een belastingaanslag, boete- en rentebeschikking op hetzelfde aanslagbiljet leidt tot het verbeuren van slechts één dwangsom bij niet-tijdig beslissen. De Hoge Raad beschouwt deze als een zodanig samenhangend geheel dat ze voor de dwangsomregeling als één beschikking gelden.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Inkomstenbelasting
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:134

ECLI:NL:HR:2023:1343 februari 2023Dit wetsartikel wordt 8 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:1121

ECLI:NL:HR:2016:112110 juni 2016Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad23x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1574

ECLI:NL:HR:2019:157411 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad21x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:785 - Bewijs verzending aanmaning: vermelding specifiek postbedrijf is cruciaal

ECLI:NL:HR:2023:78526 mei 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor de tijdigheid van een ingebrekestelling is de ontvangstdatum, niet de verzenddatum, bepalend. De Belastingdienst moet aannemelijk maken aan welk specifiek postbedrijf een stuk is aangeboden; een verzendrapport met meerdere opties (PostNL/Sandd) is onvoldoende bewijs voor verzending.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen
BestuursrechtBestuursprocesrecht
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:2300

ECLI:NL:HR:2016:230014 oktober 2016Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak