ECLI:NL:RBAMS:2025:7141 - Rechtbank Amsterdam - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/139029-25
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[de opgeëiste persoon] , geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats 2] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres] , uit anderen hoofde gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De zitting van 22 juli 2025 De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 22 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W. Van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Als raadsman van de opgeëiste persoon is verschenen mr. N. Stegerhoek, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voor bepaalde tijd aangehouden, omdat de opgeëiste persoon door middel van een videoverbinding zou worden gehoord en het niet is gelukt om een videoverbinding met de penitentiaire inrichting tot stand te brengen.
De zitting van 6 augustus 2025 De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 6 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is door middel van een videoverbinding verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. Stegerhoek, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van voorlopige hechtenis van het Amtsgericht Hanau van 14 maart 2025 (dossiernummer 52 1172 Js 17066/24 dossiernr.: GStA 7 ER 32/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
De opgeëiste persoon heeft mede de Nederlandse nationaliteit.
Op 8 juli 2025 heeft de Staatsanwältin in Frankfurt am Main een terugkeergarantie afgegeven.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard nog niet te weten of hij van voormelde garantie gebruik wil maken. De rechtbank zal daarom artikel 6, eerste lid, OLW niet toepassen en de overlevering niet afhankelijk maken van de terugkeergarantie.
6 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [de opgeëiste persoon] aan het Amtsgericht Hanau, Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2025.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.