ECLI:NL:RBAMS:2025:6877 - Overlevering Polen toegestaan ondanks verweren over detentie en rechtsstaat - 17 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank Amsterdam staat overlevering aan Polen toe voor de executie van een gevangenisstraf. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing, omdat de opgeëiste persoon werd vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat. Verweren over Poolse detentieomstandigheden en de rechtsstaat worden verworpen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-158818-25
Datum uitspraak: 17 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] , geboren in [geboorteplaats] ( Polen ) op [geboortedag] 1997, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, [detentie adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een vonnis vanthe Provincial Court in Radom on 21 September 2023 in the case ref. No. II K 42/23, amended by the judgment of the Court of Appeal in Lublin dated 30 April 2024 in the case ref. No. II Aka 306/23.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog een jaar, een maand en elf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB.
3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
Gelet hierop zal de rechtbank in dit geval de procedure van het hoger beroep, het arrest met referentienummer II Aka 306/23, toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit aanvullende informatie van 20 augustus 2025 over de procedure in hoger beroep en het verhandelde ter zitting blijkt echter dat de opgeëiste persoon wel op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
4 Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
5 Artikel 11 OLW
5.1 Poolse detentieomstandigheden
Standpunt van de raadsman De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kritisch moet worden gekeken naar de detentieomstandigheden voor gedetineerden die een gevangenisstraf uitzitten in Polen. De opgeëiste persoon heeft in Polen eerder in voorlopige hechtenis gezeten en is toen slachtoffer geweest van mishandeling.
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg staat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij in eerdere uitspraken
5.2 Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.
6 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.
7 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Provincial Court (Sąd Okręgowy)in Radom, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, mrs. E. de Rooij en C.M.S. Loven, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1030, punt 47 en C-398/22, RQ (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1031, punt 32.
Zie onder meer Rb. Amsterdam 9 juli 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4798, r.o. 6, Rb. Amsterdam 29 juni 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3764 en Rb. Amsterdam 22 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7507, r.o. 7.
Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).