ECLI:NL:RBAMS:2025:6825 - Eigendomsrecht prevaleert boven huisrecht van krakers bij concrete renovatieplannen - 17 september 2025
Uitspraak
Essentie
De voorzieningenrechter oordeelt dat het eigendomsrecht van een verhuurder zwaarder weegt dan het huisrecht (artikel 8 EVRM) van krakers, wanneer de eigenaar met concrete en voldoende aannemelijke plannen kan aantonen dat op korte termijn een renovatie zal starten. Dit levert een spoedeisend belang bij ontruiming op.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/766854 / KG ZA 25-225 NB/MV
Vonnis in kort geding van 17 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidCUSTODIAN VESTEDA FUND I B.V., gevestigd te Amsterdam, eisende partij bij dagvaardingen van 10 april 2025 en 27 augustus 2025, hierna te noemen: Vesteda, advocaat: mr. R.M. Goeman te Rotterdam,
tegen
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF IN EEN GEDEELTE DAARVAN, PLAATSELIJK BEKEND ALS [adres] [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] EN [nummer] TE [plaats], van wie zijn verschenen:
[gedaagde 1] [nummer] ) [gedaagde 2] ( [nummer] ) [gedaagde 3] ( [nummer] ) [gedaagde 4] ( [nummer] ) [gedaagde 5] ( [nummer] ) [gedaagde 6] ( [nummer] ) [gedaagde 7] ( [nummer] ) [gedaagde 8] ( [nummer] )advocaat mr. J. van Lunen te Den Haag, [gedaagde 9] ([nummer] ) [gedaagde 10] ( [nummer] ) [gedaagde 11] ( [nummer] ) [gedaagde 12] ([nummer] )advocaat mr. E.M. Prins te Den Haag,
[gedaagde 13] ( [nummer] ) [gedaagde 14] ( [nummer] )advocaat mr. M. Schuckink Kool te Den Haag,
[gedaagde 15] ( [nummer] )[gedaagde 16] ( [nummer] )[gedaagde 17] ( [nummer] )[gedaagde 18] ( [nummer] ) [gedaagde 19] ( [nummer] )advocaat mr. M.F. van Hulst te Utrecht
gedaagden op grond van de dagvaarding van 10 april 2025,
en tegen
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF IN EEN GEDEELTE DAARVAN, PLAATSELIJK BEKEND ALS [adres] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] TE [plaats],
van wie niemand is verschenen, gedaagden op grond van de dagvaarding van 27 augustus 2025.
1 De procedure
1.1. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van dit kort geding op 23 april 2025 hebben de voorzieningenrechter en de griffier een bezoek gebracht aan het complex ‘ [naam complex] ’ aan het [adres] . Hierbij waren aanwezig een aantal bewoners/krakers, mr. Goeman, vertegenwoordigers van Vesteda, mr. Van Lunen, mr. Prins en mr. Van Hulst.
1.2. Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 23 april 2025 heeft Vesteda de dagvaarding van 10 april 2025 (hierna dagvaarding 1) toegelicht. De verschenen gedaagden hebben verweer gevoerd. Mrs. Goeman, Van Hulst, Prins en Van Lunen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Mr. Van Lunen heeft tevens een conclusie van antwoord in het geding gebracht. Op de mondelinge behandeling van 23 april 2025 heeft mr. Prins waargenomen voor mr. Schuckink Kool.
1.3. Van de mondelinge behandeling van 23 april 2025 is een proces-verbaal opgemaakt. Hierin is opgenomen dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot 21 mei 2025. Op verzoek van partijen is deze datum nadien meerdere keren uitgesteld. Volgens het proces-verbaal is de zaak pro forma aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg afspraken te maken en teneinde Vesteda in de gelegenheid te stellen een gebrek in dagvaarding 1 te herstellen en de niet-verschenen gedaagden opnieuw op te roepen tegen een door de voorzieningenrechter te bepalen datum. Ook bood dit Vesteda de mogelijkheid de bewoners van gekraakte woningen te dagvaarden die niet reeds bij dagvaarding 1 waren gedagvaard.
1.4. Vervolgens is een tweede mondelinge behandeling bepaald op 9 september 2025. Gedaagden zijn hiertoe opgeroepen bij deurwaardersexploot van 27 augustus 2025. Bij herstelexploot van 27 augustus 2025 is het onder 1.3 bedoelde gebrek in dagvaarding 1 hersteld, zodat tegen de niet-verschenen gedaagden verstek kan worden verleend. In dat herstelexploot zijn gedaagden eveneens opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling van 9 september 2025. Omdat in drie van die herstelexploten nadien een fout is geconstateerd, heeft Vesteda op 2 september 2025 nogmaals drie herstelexploten doen uitbrengen.
1.5. Bij dagvaarding van 27 augustus 2025 (hierna dagvaarding 2) heeft Vesteda tevens de bewoners van een zevental andere appartementen aan het [adres] opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling van dit kort geding op 9 september 2025. Van hen is niemand verschenen. Ook tegen hen kan verstek worden verleend.
1.6. Ten behoeve van de tweede mondelinge behandeling op 9 september 2025 heeft Vesteda op 1 september 2025 een Akte in het geding gebracht. Ook heeft zij aanvullende producties in het geding gebracht. Mr. Van Lunen heeft een productie in het geding gebracht.
1.7. Op de mondelinge behandeling van 9 september 2025 waren aanwezig mr. Goeman, mr. Van Lunen, mr. Prins en mr. Schuckink Kool, met een aantal van hun cliënten. Mr. Schuckink Kool nam waar voor mr. Van Hulst. Mr. Goeman heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. Op de mondelinge behandeling van 9 september 2025 heeft [gedaagde 18] ( [nummer] ) te kennen gegeven dat zij niet langer wordt bijgestaan door mr. Van Hulst. Zij is in de gelegenheid gesteld in persoon verweer te voeren. Na verder debat is vonnis bepaald op 23 september 2025. Nadien zijn de raadslieden van partijen ervan in kennis gesteld dat bij vervroeging, op 17 september 2025, vonnis wordt gewezen.
2 2. De feiten
2.1. Vesteda is eigenaar van het complex ‘ [naam complex] ’, bestaande uit 144 huurwoningen en een hotel, gelegen aan het [adres] . Vesteda heeft een renovatieplan opgesteld ten aanzien van ‘ [naam complex] ’ waarmee meer dan 70% van de huurders heeft ingestemd.
2.2. In de periode vanaf 1 januari 2023 is met het oog op de komende renovatie een groot aantal huurders vertrokken. Op 20 mei 2024 is Vesteda ervan in kennis gesteld dat een aantal leeggekomen woningen is gekraakt. Nadien zijn meerdere woningen gekraakt. Het gaat thans om de nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 1 en om de nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 2.
2.3. Op 21 mei 2024 heeft Vesteda bij de politie aangifte gedaan van de kraak en op 11 juni 2024 heeft de advocaat van Vesteda de krakers gesommeerd de gekraakte woningen te verlaten. Aan die sommatie hebben zij geen gevolg gegeven.
2.4. Volgens de aanvankelijke planning zouden de renovatiewerkzaamheden starten in september/oktober 2024. Hierin is vertraging opgetreden omdat de benodigde (omgevings)vergunningen niet tijdig werden verstrekt en omdat Liander niet kon garanderen dat er op korte termijn voldoende capaciteit zou zijn op het elektriciteitsnet. Ten tijde van het opstellen van dagvaarding 1 ging Vesteda ervan uit dat de renovatie op zijn vroegst zou kunnen aanvangen in 2026. In dagvaarding 2 is opgenomen dat de renovatie toch eerder, namelijk op 1 oktober 2025, kan aanvangen.
3 Het geschil
3.1. Vesteda vordert – kort gezegd – het volgende: 1. gedaagden te veroordelen tot ontruiming van de woningen aan het [adres] met de nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 1, en met de nummers [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 2, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter vast te stellen termijn en conform artikel 557a lid 3 Rv een herkraaktermijn te bepalen van een jaar,2. gedaagden te veroordelen tot ontruiming van alle woningen in het complex ‘ [naam complex] ’ aan het [adres] , binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter vast te stellen termijn en conform artikel 557a lid 3 Rv een herkraaktermijn te bepalen van een jaar,3. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de kosten van de advertentie als bedoeld in artikel 61 Rv.
3.2. Vesteda legt aan haar vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag. Omdat de renovatieplannen vertraging opliepen is een aantal woningen in ‘ [naam complex] ’ gekraakt. In dagvaarding 1 is opgenomen dat de krakers (met name de drugsgebruikers onder hen) voor veel overlast zorgen. Die overlast heeft volgens Vesteda onaanvaardbare proporties aangenomen. Achtergebleven huurders (en andere legale bewoners) voelen zich hierdoor onveilig. Ook is gebleken dat krakers aan de waterleiding hebben gerommeld en illegaal (buiten de meter om) stroom aftappen. Dit laatste zorgt voor brandgevaarlijke situaties. Gezien de ernst van de overlast heeft Vesteda zich genoodzaakt gezien 24-uurs beveiliging in te stellen, wat aanzienlijke kosten met zich meebrengt. In dagvaarding 1 heeft Vesteda geschetst waarom de renovatieplannen vertraging hebben opgelopen. Inmiddels – ten tijde van de tweede mondelinge behandeling in deze zaak – is duidelijk dat de renovatie op 1 oktober 2025 kan beginnen. Ten bewijze hiervan heeft Vesteda verschillende aanvullende producties in het geding gebracht. Nu de startdatum voor de renovatie concreet is geworden, vormt dat de voornaamste grondslag voor de vordering tot ontruiming. De overlast is op dit moment minder prangend, omdat inmiddels bijna alle huurders zijn verhuisd. Verder voorzag Vesteda ten tijde van het uitbrengen van dagvaarding 1 dat gedaagden, al dan niet in wisselende samenstelling, het niet zullen laten bij het kraken van de woningen die zij thans kraken. Gaandeweg zijn immers steeds meer woningen gekraakt. Om die reden vordert Vesteda in dagvaarding 1 op voorhand ook ontruiming van andere vrijgekomen woningen in ‘ [naam complex] ’ wanneer die door gedaagden voor aanvang van de renovatiewerkzaamheden worden gekraakt. Een soortgelijke vordering is eerder toegewezen door de Rechtbank Midden Nederland
3.3. De verschenen gedaagden hebben op de eerste mondelinge behandeling – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Er is geen sprake van een spoedeisend belang bij ontruiming omdat de renovatieplannen nog niet concreet zijn. Dat Vesteda de vrijgekomen woningen aan anti-krakers ter beschikking wil stellen, maakt niet dat sprake is van een spoedeisend belang. De gestelde (maar niet onderbouwde overlast) kan evenmin een grond vormen voor ontruiming. Niet is gebleken dat de verschenen gedaagden hiervoor verantwoordelijk zijn. Een kraker kan niet worden ontruimd op grond van overlast die wordt veroorzaakt door een kraker van een andere woning. De verschenen gedaagden doen een beroep op hun huisrecht, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Dit moet leiden tot een afweging van alle belangen. Hierbij weegt zwaar dat gedaagden dakloos worden als gevolg van ontruiming. Zij hebben verschillende persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zij niet (meer) in aanmerking komen voor een studentenwoning of een sociale huurwoning. In de wijde regio is geen woning te vinden. Tot slot verzoeken gedaagden de proceskosten te compenseren. Als individuele krakers hoeven zij niet op te draaien voor de (deurwaarders)kosten die worden gemaakt voor andere adressen.
3.4. Op de tweede mondelinge behandeling hebben de verschenen gedaagden – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Zij hebben er geen vertrouwen in dat de renovatie daadwerkelijk op 1 oktober 2025 zal aanvangen. De anti-krakers die in ‘ [naam complex] ’ verblijven hebben een contract waarin een opzegtermijn van 28 dagen staat. Op 5 september 2025 hadden zij nog geen opzeggingsbrief ontvangen, hetgeen volgt uit verschillende verklaringen die gedaagden in het geding hebben gebracht. Dit betekent dat Vesteda hoe dan ook niet op 1 oktober 2025 met de renovatie kan beginnen. Ook wonen er nog drie legale huurders voor wie een oplossing moet worden gezocht. Vesteda heeft een van die huurders een kort geding aangezegd en daarbij zullen ook de nodige termijnen in acht moeten worden genomen. Uit de aanneemovereenkomst blijkt verder dat de renovatie ook later kan beginnen en mogelijk gefaseerd kan worden uitgevoerd.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden zijn alle termijnen en formaliteiten in acht genomen zodat jegens hen het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2. Een vordering tot ontruiming is in kort geding toewijsbaar indien de eisende partij hierbij een spoedeisend belang heeft en indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens zal toewijzen.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Vesteda in dit kort geding voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op 1 oktober 2025 (althans kort na die datum) zal en kan beginnen met de renovatie van ‘ [naam complex] ’. Liander heeft Vesteda op 29 april 2025 bericht dat de capaciteitsproblemen zijn opgelost. Vesteda beschikt over de benodigde vergunningen, hetgeen niet is weersproken door gedaagden. Ook is Vesteda opnieuw in overleg getreden met haar aannemer Dura Vermeer, waarmee op 5 augustus 2025 een aanneemovereenkomst is gesloten met als startdatum 1 oktober 2025. De bijbehorende planning is eveneens in het geding gebracht en ook hieruit volgt dat de werkzaamheden op 1 oktober 2025 zullen aanvangen. In een op 5 september 2025 gesloten Allonge tussen Vesteda en Dura Vermeer is nader gespecificeerd welke werkzaamheden vanaf 1 oktober 2025 en welke werkzaamheden vanaf 14 oktober 2025 zullen plaatsvinden. Tot slot is een verklaring van 7 september 2025 in het geding gebracht van het hotel dat onder de woningen is gelegen. Hierin staat dat overeenstemming is bereikt tussen Vesteda en het hotel over de aanvang van de renovatie op 1 oktober 2025.
4.4. Dat de overeenkomst met de anti-krakers op 5 september 2025 nog niet was opgezegd (terwijl in die overeenkomst een opzegtermijn van 28 dagen is opgenomen) en dat er nog drie legale huurders in ‘ [naam complex] ’ woonachtig zijn, vormt voor de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat de renovatie niet op 1 oktober 2025 (althans kort na die datum) zal beginnen. Vesteda heeft hierover verklaard dat anti-krakers andere woonruimte krijgen aangeboden en daarom in de regel geen gebruik maken van de volle opzegtermijn van 28 dagen. Ten aanzien van de drie huurders heeft Vesteda onweersproken aangevoerd dat er voor hen drie woningen klaarstaan waar zij binnen afzienbare tijd naartoe kunnen verhuizen. Mocht het nodig zijn om hierover nog een kort geding te voeren, dan zal dat niet leiden tot vertraging van enige betekenis.
4.5. Op grond van het bovenstaande heeft Vesteda een groot en spoedeisend belang om als eigenaar op 1 oktober 2025 wederom over haar eigendom te kunnen beschikken. Gezien de renovatieplannen van Vesteda zal ontruiming niet leiden tot ongerechtvaardigde leegstand. Het beroep van gedaagden op artikel 8 lid 1 EVRM weegt hier niet tegenop. Zij kunnen zich weliswaar beroepen op het zogenoemde huisrecht, maar ingevolge lid 2 van dit artikel kan het zijn dat dit beroep moet wijken indien rechten van anderen in het gedrang komen. Het huisrecht is dus niet absoluut. Gedaagden hebben geen omstandigheden aangevoerd die dermate bijzonder of specifiek zijn dat het eigendomsrecht van Vesteda (artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM) hiervoor moet wijken. Gedaagden hebben de woningen in ‘ [naam complex] ’ zonder recht of titel in gebruik genomen. Dat de woningmarkt voor jonge mensen op dit moment extreem slecht is, geldt voor iedereen en niet specifiek voor gedaagden. Dat zij niet in aanmerking komen voor een studentenwoning of een (sociale) huurwoning, is eveneens onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 8 EVRM.
4.6. De ontruiming zal derhalve worden uitgesproken tegen 30 september 2025. Gezien de concrete renovatieplannen van Vesteda zal de gevorderde herkraaktermijn (zie artikel 557a lid 3 Rv) op een half jaar worden gesteld. Ook zal de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie worden toegewezen.
4.7. Nu de ontruiming wordt toegewezen op grond van de renovatieplannen van Vesteda, behoeft haar stelling dat de krakers voor overlast zorgen geen verdere bespreking.
4.8. De vordering de krakers te veroordelen tot ontruiming van (nog) niet door hen gekraakte woningen acht de voorzieningenrechter niet toewijsbaar. Gedaagden kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de ontruiming van woningen buiten de in dit kort geding bij nummer genoemde woningen. De vordering staat bovendien niet opgenomen in dagvaarding 2. Met dagvaarding 2 is juist beoogd alle bewoners in het geding te betrekken van alle woningen die niet legaal bewoond zijn. In zoverre heeft Vesteda ook geen belang meer bij toewijzing van deze vordering.
4.9. De vordering komt jegens de niet-verschenen gedaagden niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal in dezelfde zin worden toegewezen als jegens de verschenen gedaagden.
4.10. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Namens Vesteda is toegezegd dat zij een proceskostenveroordeling niet ten uitvoer zal leggen jegens die gedaagden die vrijwillig hun woning hebben ontruimd op uiterlijk 30 september 2025. Gedaagden zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het door Vesteda betaalde griffierecht, tot betaling van de kosten voor de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie en tot betaling van het salaris advocaat. Omdat twee keer een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden wordt dit salaris op € 1.661,- gesteld. Ten aanzien van de dagvaardingskosten geldt dat gedaagden alleen worden veroordeeld in de kosten die betrekking hebben op hun huisnummer. De kosten voor de herstelexploten dienen voor rekening te blijven van Vesteda omdat het niet aan gedaagden te wijten is dat die herstelexploten nodig waren. De proceskosten van Vesteda worden op dit moment dus als volgt begroot op:
4.11. De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verleent verstek jegens de niet-verschenen gedaagden,
5.2. veroordeelt gedaagden tot ontruiming van de woningen aan het [adres] [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 1 en van de woningen aan het [adres] [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] , zoals opgenomen in dagvaarding 2 op uiterlijk 30 september 2025 met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Vesteda zijn, en de sleutels af te geven aan Vesteda,
5.3. machtigt Vesteda om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien gedaagden in gebreke blijven aan het onder 5.2 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.4. bepaalt dat deze veroordeling binnen een termijn van een half jaar na de datum van dit vonnis ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.5. veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 2.553,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de kosten van de in artikel 61 Rv voorgeschreven advertentie,
5.6. veroordeelt gedaagden in de explootkosten (behalve die van de herstelexploten) die betrekking hebben op de door hem of haar gekraakte woning,
5.7. bepaalt dat Vesteda geen rechten kan ontlenen aan de onder 5.5 en 5.6 opgenomen proceskostenveroordelingen jegens die gedaagden die vrijwillig op uiterlijk 30 september 2025 tot ontruiming zijn overgegaan,
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025 .
Coll: EV
ECLI:NL:RBMNE:2016:7816
ECLI:NL:RBLIM:2019:9513