ECLI:NL:RBAMS:2025:6334 - Rechtbank Amsterdam - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13.182.176-25
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] (Polen), zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon zo snel mogelijk naar Duitsland wil. Om die reden is er geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor het sluiten van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een Gesamtstrafenbeschluss van het Amtsgericht Bautzen van 9 februari 2023, onherroepelijk op 11 oktober 2023, met zaaknummer 41 Cs 630 Js 17731/21.
Aan dit Gesamtstrafenbeschlussliggen de volgende beslissingen ten grondslag:
1. een Strafbefehl des Amtsgerichts Bautzenvan 23 augustus 2021, onherroepelijk op 19 maart 2022, met zaaknummer 41 Cs 630 Js 17731/21; 2. een Strafbefehl des Amtsgerichts Meissen van 2 december 2021, onherroepelijk op 24 juni 2022, met zaaknummer 1 Cs 926 Js 7620/21; 3. een Strafbefehl des Amtsgerichts Schedt/Oder van 13 december 2021, onherroepelijk op 24 juni 2022, met zaaknummer 17 Cs 3426 Js 36771/21 (492/21).
De opgeëiste persoon heeft te kennen gegeven dat hij geen verweer wil voeren ten aanzien van voornoemde beslissingen. De rechtbank begrijpt deze mededeling zo, dat de opgeëiste persoon zich op het standpunt stelt dat zijn verdedigingsrechten niet zijn geschonden in de procedures die tot deze beslissingen hebben geleid
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 300 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde Gesamtstrafenbeschlussvan 9 februari 2023.
Dit besluit betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
feiten 1 en 3 :overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 feit 2 :overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 5. Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
6 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.
7 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van**[opgeëiste persoon]** aan het Amtsgericht Bautzen in Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.