ECLI:NL:RBAMS:2025:6004 - Rechtbank Amsterdam - 31 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 11707653 \ KK EXPL 25-323
Vonnis in kort geding van 31 juli 2025
in de zaak van
[eiser], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. I. Koevoets,
tegen
ÇALIK DENIM B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: Çalik Denim, gemachtigden: mr. Y. Ay en mr S. Röthscheid.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 23 mei 2025;
-
de akte van aanvulling eis en producties van de zijde van [eiser] ontvangen op 23 juni 2025;
-
de producties van Çalik Denim ontvangen op 24 juni 2025; en- de producties van [eiser] ontvangen op 25 juni 2025.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025. Daarbij zijn [eiser] (bijgestaan door een tolk Turks) en zijn gemachtigde verschenen. Daarnaast zijn namens Çalik Denim verschenen de heer [naam 1] (algemeen directeur/general manager binnen de Çalik groep) en de heer [naam 2] (teamleider personeelszaken/HR binnen de Çalik groep) (beiden bijgestaan door een tolk Turks) samen met de gemachtigden. Beide partijen hebben ter terechtzitting pleitaantekeningen overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen om mediation in te zetten en zij hebben verzocht om aanhouding van de zaak. Bij brief van 24 juli 2025 heeft de gemachtigde van [eiser] verzocht om vonnis omdat de mediation niet heeft geleid tot een oplossing van het geschil.
2 De uitgangspunten
2.1. Çalik Denim is onderdeel van een internationaal concern dat zich bezighoudt met het produceren en verkopen van denimstof (hierna: het concern). Het hoofdkantoor is gevestigd in Turkije en de productie vindt ook plaats in Turkije. [eiser] is vanaf januari 2004 werkzaam bij het concern en is in 2017 betrokken geweest bij de oprichting van Çalik Denim.
2.2. Op 9 februari 2017 hebben Çalik Denim en [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten (hierna: de overeenkomst) op grond waarvan [eiser] op 15 maart 2017 bij Çalik Denim in dienst is getreden. In de overeenkomst staat de functie van [eiser] omschreven als Marketing and Technical Support Director . Het salaris was toen € 10.586,- netto per maand (exclusief vakantiegeld en bonussen). Op 7 januari 2024 is de overeenkomst aangevuld met een addendum waaruit volgt dat het netto maandsalaris (exclusief vakantiegeld) € 14.160,- bedraagt en [eiser] geen recht meer heeft op een bonusvergoeding.
2.3. [eiser] is de enige werknemer in Nederland. Er is geen collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de arbeidsrelatie tussen [eiser] en Çalik Denim.
2.4. De overeenkomst bevat in artikel 22 een eenzijdig wijzigingsbeding zoals bedoeld in artikel 7:613 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.5. In artikel 14 van de overeenkomst staat een non-concurrentiebeding opgenomen (hierna: het concurrentiebeding). Bij overtreding van dit beding is op grond van artikel 19 van de overeenkomst een boete verschuldigd van €5.000,- per overtreding en van €500-,- per dag dat de overtreding voortduurt (hierna: het boetebeding).
2.6. Op 28 maart 2025 heeft [eiser] een gesprek gevoerd met de general manager en hoofd HR van het concern. In dat gesprek is een reorganisatie van de sales, marketing en sales voorbereiding groep aangekondigd en [eiser] verteld welke rol hij daarbij zou vervullen. [eiser] heeft vervolgens in verschillende e-mails en in een gesprek aangegeven dat hij zich niet kon vinden in de voorgestelde functieomschrijving en dat hij graag in overleg wilde treden om een oplossing te vinden. Op 3 april 2025 heeft Çalik Denim per e-mail laten weten dat er geen andere optie is.
2.7. Op 9 april 2025 heeft het concern aan alle werknemers wereldwijd medegedeeld dat een herstructurering is doorgevoerd in de verkoop (verder: sales), marketing en verkoopondersteuningsfuncties (hierna: de reorganisatie). De sales afdeling is daarbij ingedeeld in twee hoofdgroepen en gescheiden van de ondersteunende functies. [eiser] zal samen met iemand anders leiding geven aan de salesteams. De ondernemingsraad van het concern heeft over de reorganisatie advies uitgebracht.
2.8. [eiser] heeft zich op 17 april 2025 ziekgemeld. Hij heeft daarbij direct om een afspraak bij de bedrijfsarts verzocht. Op 10 juni 2025 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgesteld (hierna: het rapport). Daaruit volgt dat (i) geen sprake is van primaire ziekte of gebrek, (ii) sprake is van een fase 3 conflict, wat vraagt om een officiële, externe mediator om het arbeidsconflict naar een passende situatie te brengen en (iii) na oplossing van het conflict de werkzaamheden weer hervat kunnen worden.
2.9. Vanaf de ziekmelding heeft Çalik Denim op grond van artikel 9.2 van de overeenkomst 70% van het loon aan [eiser] betaald.
3 Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad te verklaren: I. de schorsing van en een verbod tot de uitvoering van het wijzigingsbesluit van 9 april 2025, dan wel een veroordeling van Çalik Denim om [eiser] weder te werk te stellen in zijn oude functie en een verbod tot het uitvoeren van een andere functie op verbeurte van een dwangsom; II. schorsing van het concurrentiebeding en het boetebeding en een verbod tot het handhaven van deze bedingen op verbeurte van een dwangsom; III. veroordeling van Çalik Denim tot betaling van het achterstallige loon over de maanden april en mei 2025 binnen drie dagen na de datum van dit vonnis plus de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente; IV. veroordeling van Çalik Denim tot doorbetaling van het volledige loon vanaf juni 2025 voor zolang sprake is van verhindering tot werken om redenen die voor rekening van Çalik Denim komen op verbeurte van een dwangsom; V. Çalik Denim te gebieden om een loonstrook over de maand mei 2025 en een bewijs van de gevorderde betalingen over te leggen; en VI. Çalik te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Door de reorganisatie is zijn functie op een ingrijpende manier in negatieve zin gewijzigd. Hij was vanaf 2019 in zijn eentje verantwoordelijk voor alle sales in heel Europa, Tunesië en Marokko. In januari 2024 zijn daar de regio’s de Verenigde Staten, Turkije en het verre Oosten bijgekomen samen met de verantwoordelijkheid voor de marketing afdeling. In januari 2025 is hij verantwoordelijk geworden voor alle sales, marketing en productontwikkeling (verder: product development) wereldwijd. Bij besluit van 9 april 2025 is zijn functie gewijzigd naar regionale verkoopdirecteur (verder: sales director) verantwoordelijk voor de regio’s Nederland, Noord-Europa, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Italië. Hij heeft hierdoor veel minder verschillende soorten afdelingen, regio’s en werknemers onder zich. Hij lijdt hierdoor (onder andere) reputatieschade, valt terug in zijn carrière en het tast zijn autonomie en status aan. Het concern heeft het wijzigingsbesluit niet met hem besproken. Dat getuigt niet van goed werkgeverschap. Zijn belang moet zwaarder wegen dan dat van het concern en op grond van artikel 7:613 BW had Çalik Denim de overeenkomst niet eenzijdig mogen wijzigen. Door de functiewijziging is [eiser] feitelijk intern buiten spel gezet. Door handhaving van het concurrentiebeding wordt hij ook extern buiten spel gezet op de arbeidsmarkt. Hij wordt belemmerd in zijn ontwikkeling. Het is onredelijk om het concurrentiebeding en het boetebeding te handhaven. Daarnaast drukt het concurrentiebeding nu zwaarder dan bij het aangaan van de overeenkomst gelet op de zwaardere functie die hij had en had dit opnieuw overeengekomen moeten worden. Het concurrentiebeding is op grond van artikel 7:653 BW dan ook niet meer geldig. Nu uit het rapport volgt dat geen sprake is van ziekte zoals bedoeld in artikel 7:629 BW, maar van situationele arbeidsongeschiktheid en dit voortvloeit uit een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever moet komen heeft [eiser] (met terugwerkende kracht) op grond van artikel 7:628 BW recht op 100% doorbetaling van het loon in plaats van 70%.
3.3. Çalik Denim voert verweer. Çalik Denim concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4. Çalik Denim voert het volgende aan. Er is geen sprake van een (ingrijpende) functiewijziging. Hij ontvangt sinds januari 2022 hetzelfde salaris en bekleedt vrijwel dezelfde functie als is vastgelegd in de overeenkomst. [eiser] heeft sinds het aangaan van de overeenkomst maar één keer een promotie gemaakt en dat was op 1 mei 2019. Op dat moment waren er ook twee sales directors. Omdat bepaalde werknemers (waaronder de andere sales director en de general manager) het concern hebben verlaten heeft hij vanaf begin 2024 tijdelijk bepaalde extra verantwoordelijkheden gekregen en zijn de rapportagelijnen tijdelijk korter geweest. Inmiddels is een nieuwe general manager benoemd. Overigens heeft [eiser] nooit de rol van product development director vervuld. Naar aanleiding van het wegvallen van de general manager is destijds wel de hogere functie van vicepresident aan [eiser] aangeboden, maar deze heeft hij afgewezen. Het concern verkeert in zwaar weer, waardoor een inkrimping van de organisatie onvermijdelijk was. Veel medewerkers uit het salesteam zijn al dan niet vrijwillig vertrokken. Ook het verkoopsysteem moest worden aangepast. [eiser] is daar actief bij betrokken geweest. Het concurrentiebeding is gelet op het feit dat [eiser] in de basis dezelfde functie is blijven vervullen dan ook niet zwaarder gaan drukken. Bij gebrek aan een concreet aanbod of de situatie dat hij geen inkomen heeft wordt het spoedeisend belang betwist. Çalik Denim kan daar tegenover wel ernstige schade lijden bij toewijzing van de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding en het boetebeding. Ten tijde van de ziekmelding mocht Çalik Denim er vanuit gaan dat sprake was van ziekte in de zin van artikel 7:629 BW gelet op de stress gerelateerde klachten die [eiser] naar voren heeft gebracht. Het rapport was pas op 10 juni 2025 beschikbaar en zij heeft dan ook terecht maar 70% van het loon uitbetaald over de periode april tot 10 juni 2025.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Functiewijziging (vordering onder I)
4.2. De kern van het geschil ziet op de vraag of [eiser] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een functiewijziging waardoor de overeenkomst eenzijdig door Çalik Denim is gewijzigd. Daarbij speelt bij [eiser] de zorg dat hij daardoor intern en extern reputatieschade leidt.
4.3. [eiser] heeft gelet op de gemotiveerde betwisting door Çalik Denim onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn functie is gewijzigd waardoor de inhoud van de overeenkomst eenzijdig door Çalik Denim is gewijzigd. Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd kan niet worden afgeleid dat [eiser] is toegezegd dat hij – anders dan ter overbrugging – ook verantwoordelijk zou zijn voor de marketingafdeling wereldwijd. Dat de afdeling product development vanaf januari 2025 tot zijn takenpakket zou (gaan) behoren is evenmin aannemelijk gemaakt. Van enige besluitvorming daarover is in deze procedure niet gebleken. Het is wel aannemelijk dat door de reorganisatie minder mensen werkzaam zijn binnen de sales afdeling. [eiser] is daar naar het schijnt ook zelf bij betrokken geweest. Dat betekent echter niet dat daarmee zijn functie dusdanig is gewijzigd dat dit leidt tot een wijziging van de overeenkomst. De vraag die met name rijst is of door de sales afdeling (en daarmee de regio’s) te verdelen over twee personen sprake is geweest van een functiewijziging. Ook daarvan heeft Çalik Denim aangevoerd dat [eiser] alleen tijdelijk de enige sales director was en de sales afdeling daarvoor ook was verdeeld over twee sales directors. [eiser] heeft daar tegenover ter terechtzitting aangevoerd dat hij al sinds 2022 deze functie alleen vervult en daarmee geen sprake meer kan zijn van een tijdelijke functie. Voor zover dit al zou komen vast te staan, maakt dat enkele feit nog niet dat sprake is van een functiewijziging die de overeenkomst heeft gewijzigd gelet op hetgeen Çalik Denim heeft aangevoerd over de rol en het doel van deze opdeling en het feit dat [eiser] hetzelfde salaris behoudt. Om te kunnen beoordelen wat hier nu precies speelt en of – zoals [eiser] stelt – er wel afspraken bestonden over structurele andere werkzaamheden en of dat dan zou leiden tot een functiewijziging die de inhoud van de overeenkomst wijzigt is verdere bewijslevering noodzakelijk. Daarnaast zou - als al sprake zijn van een functiewijziging - ook verdere informatie nodig zijn om een belangenafweging te kunnen maken. Daar is in deze procedure allemaal geen ruimte voor. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Concurrentie- en boetebeding (vordering onder II)
4.4. Uit hetgeen hierboven is overwogen is niet voorshands aannemelijk geworden dat de functie van [eiser] op enig moment dusdanig is gewijzigd waardoor het concurrentiebeding onevenredig zwaar is gaan drukken en de bodemrechter zou oordelen dat dit niet meer geldig zou zijn. Echter, nu ook ter zitting door [eiser] is bevestigd dat er op dit moment geen sprake is van een stap naar buiten of zicht op een andere baan, zal de kantonrechter dit deel van de vordering al afwijzen bij gebrek aan spoedeisend belang. Het concurrentiebeding met bijbehorende boete worden pas relevant bij het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Niet gesteld of gebleken is dat het huidige concurrentiebeding [eiser] op dit moment in de weg zit, anders dan een gevoel van wantrouwen en druk die hij daardoor voelt. Dat is gelet op de belangen van Çalik Denim die beschermd worden door dergelijke bedingen echter van onvoldoende spoedeisend belang. Wel vraagt de kantonrechter zich, gelet op het feit dat Çalik Denim ter terechtzitting heeft bevestigd dat het concurrentiebeding alleen geldt binnen Nederland, af hoe relevant het concurrentiebeding in de praktijk daadwerkelijk is.
Loon (vorderingen onder III tot en met V)
4.5. Bij ziekte is op grond van artikel 7:629 BW het uitgangspunt dat 70% van het loon gedurende de eerste 104 weken door de werkgever wordt doorbetaald. Bij situatieve arbeidsongeschiktheid kan (ook) artikel 7:628 BW van toepassing zijn en dan is de werkgever verplicht om 100% van het loon door te betalen. Het moet dan gaan om situatieve arbeidsongeschiktheid als gevolg van arbeidsomstandigheden die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoren te komen en die voor de werknemer zodanig waren dat met het oog op (de dreiging) van psychische of lichamelijke klachten van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten. De werknemer moet alle medewerking verlenen aan het wegnemen van die oorzaak.
4.6. Uit het rapport volgt dat sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid en dat er geen sprake is van primaire ziekte of een gebrek. De stress gerelateerde klachten die [eiser] bij de ziekmelding heeft gemeld passen bij het conflict dat is ontstaan. Dat de klachten in de periode van ziekmelding tot datum rapport zijn gewijzigd is niet gebleken. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij steeds in overleg heeft willen treden met Çalik Denim om het ontstane conflict op te lossen en dat hij direct om een onderzoek door de bedrijfsarts heeft verzocht. Dat dit onderzoek pas twee maanden later heeft plaatsgevonden is niet aan hem te wijten. Ook heeft [eiser] aangestuurd op mediation. Vanuit Çalik Denim is de stelling van [eiser] dat hij vanuit Çalik Denim geen of weinig reactie heeft gekregen onvoldoende weerlegd. Uit niets is gebleken dat zij geprobeerd heeft om met elkaar in gesprek te gaan en tot een oplossing te komen. [eiser] geeft daarbij ook aan dat dit heeft bijgedragen aan de situatie waarin hij is beland. Van de zijde van Çalik Denim is in maart 2025 en vervolgens opnieuw bij e-mail van 3 april 2025 alleen gecommuniceerd dat de reorganisatie moet plaatsvinden. De door [eiser] gevraagde uitleg lijkt niet te zijn gegeven. Pas ter terechtzitting wordt uitgesproken dat zij [eiser] waardeert en verder met hem wil en mediation wil starten. Het had op de weg van Çalik Denim gelegen om eerder in gesprek te gaan met [eiser] . Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het daarom voorshands aannemelijk dat Çalik Denim op grond van artikel 7:628 BW verplicht was om vanaf 18 april 2025 100% van het loon door te betalen. De vordering tot het nog verschuldigde loon (100% in plaats van 70%) over de maanden april 2025 en mei 2025 zal worden toegewezen met een termijn van veertien dagen in plaats van drie dagen. De bijbehorende gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente zijn niet betwist en ook toewijsbaar. De kantonrechter zal de wettelijke verhoging zoals gebruikelijk is matigen tot 25%. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die maken dat de maximale verhoging van 50% toewijsbaar moet zijn. De gevorderde overlegging van de stukken zal als na te melden worden toegewezen.
4.7. Çalik Denim heeft de vordering tot betaling van het volledige loon vanaf 10 juni 2025 gelet op de conclusies van de bedrijfsarts niet inhoudelijk betwist. De vordering tot betaling van 100% van het loon voor de hele maand juni en verder zal dan ook worden toegewezen. Over geldsommen worden geen dwangsommen toegewezen en de gevorderde zal dan ook worden afgewezen .
Proceskosten (vordering onder VI)
4.8. Gelet op de uitkomst en het verloop van deze procedure (afwijzen initiële vorderingen en toewijzen aanvullende vorderingen), zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. veroordeelt Çalik Denim tot betaling aan [eiser] van het volledige loon van [eiser] vanaf de maand juni 2025 zolang sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid zoals hierboven omschreven,
5.2. veroordeelt Çalik Denim tot betaling aan [eiser] van het volledige achterstallige loon over de maanden april 2025 en mei 2025 binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW beperkt tot 25% en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het loon vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
5.3. gebiedt Çalik Denim om binnen 16 dagen na de datum van dit vonnis aan [eiser] te overleggen een loonstrook voor de maand mei 2025 en een bewijs van betaling van de bedragen zoals benoemd onder 5.2;
5.4. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van der Kaay, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.
34529