ECLI:NL:RBAMS:2025:5995 - Rechtbank Amsterdam - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-156105-25 (AB II)
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 11 juni 2025 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 9 mei 2025 door the District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Laganside Court, Belfast Magistrates’ Court (Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedag] 1985, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1 Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 juli 2025. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.L.M. van Poll. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. D.A. van Roon, die heeft waargenomen voor mr. S. Konya, beiden advocaat te Bodegraven.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek de gevangenneming bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Britse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het AB
In het AB wordt melding gemaakt van een warrant of arrest issued on 9th May 2025 by the District Judge (Magistrates’ Court) in Northern Ireland.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.
4 Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen of trachten te verschaffen tot het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 247 tot en met 250, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerven of een ander bijbrengen;
een kind beneden de leeftijd van zestien jaren of een persoon die zich voordoet als een kind beneden de leeftijd van zestien jaren getuige doen zijn van een handeling of een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, meermalen gepleegd;
een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, vervaardigen, verspreiden of aanbieden, meermalen gepleegd.
5 Weigeringsgrond van artikel 600 HSO: ne bis in idem-beginsel
Het Openbaar Ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een vertaling van het Nederlandse vonnis gestuurd en daarbij gewezen op een mogelijke overlap over de periode van 16 november 2018 tot en met 16 september 2020 (feiten 66-108). Daarbij is verzocht om aan te geven of sprake is van enige overlap tussen de Nederlandse veroordeling en de vervolging in het Verenigd Koninkrijk en, zo ja, of zij kan garanderen dat de opgeëiste persoon niet voor diezelfde feiten zal worden vervolgd.
Bij brief van 29 juli 2025 heeft de rechter in Belfast hierop geantwoord, voor zover van belang,
“I note that there is some overlap in the timeframes of [opgeëiste persoon] offending behaviour in Northern Ireland and the Netherlands however it is considered that the offences which are subject to the TCA warrants are separate and distinct offences to those in respect of which he has been convicted in the Netherlands. It is accepted that there may be duplication in respect of some of the images which form the basis of the charges in both jurisdictions, but as these images were created on or downloaded to different devices in the respective jurisdiction, it is considered that these are separate offences to reflect that the images were either in his possession in the jurisdiction on the given date on a device held in this jurisdiction or were “made” on this device. In these circumstances it is not considered that the principle of “non bis in idem” applies, even if the images which are the subject of the conviction and TCA offences are the same images.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat uit het dossier niet kan worden afgeleid of de opgeëiste persoon voor dezelfde feiten wordt vervolgd in het Verenigd Koninkrijk als waarvoor hij in Nederland is veroordeeld. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 600 HSO niet van toepassing is. Het gaat in deze zaak niet om dezelfde feiten als waarvoor de opgeëiste persoon in Nederland is veroordeeld, waardoor geen sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel. In het Verenigd Koninkrijk zijn andere gegevensdragers in beslag genomen dan in Nederland. Dit blijkt ook uit de brief van 29 juli 2025 van de rechter in Belfast. Ook wanneer het gaat om bestanden met dezelfde inhoud is geen sprake van een schending van het ne bis in idem-beginsel, aangezien de bestanden op verschillende gegevensdragers en op verschillende pleegplaatsen zijn aangetroffen.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 600, onder b, HSO bepaalt dat de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel wordt geweigerd indien uit de gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt, blijkt dat de gezochte persoon door een staat onherroepelijk is berecht voor dezelfde feiten, op voorwaarde dat ingeval een straf is opgelegd, die reeds is ondergaan of ten uitvoer wordt gelegd, dan wel uit hoofde van het recht van de veroordelende staat niet meer ten uitvoer kan worden gelegd. Deze weigeringsgrond beoogt schending van het ne bis in idem-beginsel te voorkomen en ziet op de vervolging van dezelfde feiten als waarvoor de overlevering wordt verzocht.
De pleegperiode van de feiten waarvan de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk wordt verdacht, heeft een overlap met de pleegperiode van de feiten waarvoor hij in Nederland onherroepelijk is veroordeeld, namelijk van 16 november 2018 tot en met 16 september 2020. Uit het AB blijkt echter dat de pleegplaats van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht in het Verenigd Koninkrijk ligt, terwijl de feiten waarvoor de opgeëiste persoon onherroepelijk in Nederland is veroordeeld in Den Haag zijn gepleegd. Bovendien zien de in het AB omschreven feiten op bestanden op gegevensdragers die in beslag zijn genomen in het Verenigd Koninkrijk, terwijl in het Nederlandse onderzoek andere gegevensdragers in beslag zijn genomen waarop mogelijk bestanden met dezelfde inhoud zijn aangetroffen. De mogelijkheid dat deze bestanden dezelfde inhoud bevatten maakt niet dat het ne bis in idem-beginsel wordt geschonden. Omdat de inhoud van de bestanden is aangetroffen op verschillende gegevensdragers in het Verenigd Koninkrijk dan wel in Nederland, is geen sprake van onlosmakelijk met elkaar verbonden feiten en is dus steeds sprake van aparte misdrijven. De gegevensdragers die in het Verenigd Koninkrijk in beslag genomen zijn, hebben niet geleid tot de veroordeling van de opgeëiste persoon in het Nederlandse onderzoek. Dit blijkt ook uit de brief van 29 juli 2025 van de rechter in Belfast, waarin deze op basis van de door het Openbaar Ministerie aan hem verstrekte vertaling van het Nederlandse vonnis concludeert dat geen sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel in deze zaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is de opgeëiste persoon in Nederland niet veroordeeld voor dezelfde feiten, waardoor geen sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel. De weigeringsgrond van artikel 600 HSO doet zich dus niet voor.
6 Artikel 604, aanhef en onder c, HSO: detentieomstandigheden
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat voor gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen HMP Bedford
De Britse autoriteiten hebben bij e-mail van 30 juni 2025 meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in HMP Maghaberry.
Het ten aanzien van de penitentiaire inrichtingen HMP Bedford, HMP Wandsworth en HMP Winchester vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling staat daarom niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg. Verder is gesteld noch gebleken dat ten aanzien van de penitentiaire inrichting HMP Maghaberry sprake is van een (algemeen) reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 Handvest. De detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting HMP Maghaberry vormen dus geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering van de opgeëiste persoon.
7 Slotsom
Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
8 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 250a, 251 en 252 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 606 HSO.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Laganside Court, Belfast Magistrates’ Court (Verenigd Koninkrijk).
Aldus gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Riedijk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 augustus 2025.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353.
ECLI:NL:RBAMS:2023:5418.
ECLI:NL:RBAMS:2023:7327.
ECLI:NL:RBAMS:2023:8722.