ECLI:NL:RBAMS:2024:737 - Rechtbank Amsterdam - 11 februari 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1000
[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv) (gemachtigde: mr. S. Elfert).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit waarbij het Uwv het maandelijkse aflossingsbedrag vaststelt van eiseres voor de terugbetaling van eerder ten onrechte ontvangen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1. Met het besluit van 18 februari 2021 heeft het Uwv bepaald dat eiseres maandelijks een bedrag van € 824,- moet aflossen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later ook beroep ingediend.
1.2. Met de beslissing op bezwaar van 28 juli 2021 is het Uwv bij het eerder genomen besluit gebleven.
1.3. Met de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
1.4. Met het bestreden besluit van 5 januari 2023 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De aflossingscapaciteit van eiseres is verlaagd naar € 156,- per maand.
1.5. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het Uwv deelgenomen. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de maandelijkse aflossingscapaciteit
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
4. Eiseres heeft bij het Uwv een schuld van € 5.625,61 vanwege te veel ontvangen WIA-uitkering in de periode 1 februari 2017 tot en met 1 mei 2018. Op 21 november 2019 is eiseres met het Uwv een betalingsregeling overeengekomen van € 25,- per maand. Dit bedrag heeft zij steeds maandelijks betaald en regelmatig is haar aflossingscapaciteit beoordeeld. Het maandbedrag is steeds gelijk gebleven.
5. Met het besluit van 18 februari 2021 heeft het Uwv het maandelijks terug te betalen bedrag gewijzigd en vastgesteld op € 824,-. Deze aflossingscapaciteit is berekend op basis van het netto-inkomen per maand van eiseres over de periode 1 oktober 2020 tot en met
31 december 2020 (€ 2.331,-) minus de beslagvrije voet voor een alleenstaande
6. De rechtbank Amsterdam heeft in de uitspraak van 30 mei 2022
7. Eiseres is vervolgens op 8 september 2022 door het Uwv gehoord. Eiseres doet tijdens de hoorzitting een verzoek tot kwijtschelding van haar schuld. Met een besluit van 14 september 2022 is het kwijtscheldingsverzoek afgewezen door het Uwv. Eiseres heeft daartegen geen bezwaar of beroep ingesteld.
8. Met het bestreden besluit van 5 januari 2023 wordt de aflossingscapaciteit door het Uwv gesteld op € 156,- per maand. Daarmee kan de nog openstaande vordering van
€ 5.625,61 in 36 maanden
Standpunt van eiseres
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij op 28 november 2019 een betalingsregeling is aangegaan van € 25,- per maand met het oog op kwijtschelding na 36 maanden. Nu deze termijn al voorbij is gaat eiseres niet akkoord met de voorgestelde aflossingscapaciteit van € 156,- per maand.
Relevante wet- en regelgeving
10. Voor de relevante wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bij deze uitspraak behorende bijlage.
Het oordeel van de rechtbank
11. Niet in geschil is dat de WIA-uitkering van eiseres is herzien over de periode
1 februari 2017 tot en met 1 mei 2018 en dat het onverschuldigd betaalde bedrag door eiseres moet worden terugbetaald. De openstaande schuld op de datum van het bestreden besluit bedraagt € 5.625,61. Ook is niet in geschil dat het Uwv de berekening van de hoogte van de aflossingscapaciteit heeft verricht in overeenstemming met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Ter zitting merkt de gemachtigde van het Uwv nog op dat voor de berekening van de aflossingscapaciteit de gegevens uit Suwinet
12. De rechtbank kan het Uwv volgen in haar overweging dat het vaststellen van een aflossingscapaciteit van € 824,- tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt. Dit kennelijk onredelijke resultaat vloeit voort uit de hoogte van de schulden die eiseres heeft bij diverse andere instanties waaronder de Belastingdienst en DUO
1 november 2022 een hoogte van € 51.619,43. Uit een e-mail van eiseres aan het Uwv van 23 november 2022 blijkt dat zij plotseling veel huur moest terugbetalen, zo’n € 6.000,-, en dat zij voor haar studieschuld bij DUO maandelijks € 723,80 moet aflossen.
13. De rechtbank overweegt dat het Uwv de vrijheid heeft om aan eiseres uitstel van betaling te verlenen tot een maximumduur van 36 maanden
14. Over het verzoek tot kwijtschelding merkt de rechtbank nog het volgende op. Na de uitspraak van de rechtbank Amsterdam is eiseres op 8 september 2022 door het Uwv gehoord. Daarbij heeft zij een verzoek gedaan tot kwijtschelding van haar schuld. Met het besluit van 14 september 2022 is het verzoek tot kwijtschelding afgewezen door het Uwv. Eiseres is daartegen niet in bezwaar gegaan. Het Uwv heeft toegelicht dat het kwijtscheldingsverzoek is afgewezen, in het licht van de eerder (terecht) door het Uwv vastgestelde aflossingscapaciteit van € 156,-. Met deze betalingsregeling komt het recht op kwijtschelding te vervallen, aldus het Uwv. Van een eerder gemaakte afspraak tot kwijtschelding is de rechtbank overigens niet gebleken.
15. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ter zitting door het Uwv is vermeld dat uit hun systeem blijkt dat eiseres inmiddels € 156,- per maand aflost op haar schuld.
Conclusie en gevolgen
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.N. Stam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen
Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder:
qaflossingscapaciteit: het deel van het inkomen van de schuldenaar dat met inachtneming van de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan worden aangewend voor betaling of verrekening van de vordering.
Artikel 3
1Het Uwv en de Svb stellen de termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend, alsmede de daaraan verbonden periodieke betalingen of verrekeningen, vast na overleg met de schuldenaar en met inachtneming van dit artikel, tenzij: (…)
2Het Uwv en de Svb verlenen uitstel van betaling voor ten hoogste 36 maanden. De geldschuld wordt gedurende die periode in termijnen ter hoogte van de volledige aflossingscapaciteit betaald of verrekend.
3De schuldenaar wordt erop gewezen dat kwijtschelding als bedoeld in de artikelen (…) 24, vijfde lid, van de AOW, (…) niet mogelijk is.
**7.**Indien toepassing van dit artikel tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt kan het Uwv of de Svb van het eerste tot en met zesde lid afwijken.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 475 da
1De beslagvrije voet bedraagt ten hoogste:
a. avoor een alleenstaande: € 1.892,73;
2Met inachtneming van het eerste lid bedraagt de beslagvrije voet:
a. avoor een alleenstaande: (95% x A) + (((C – D) / 12) x E) + ((F x C2 + G x C) – J);
Hierbij staat:
• A voor de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel a, van de Participatiewet; • C voor het tot een jaarinkomen herleide belastbaar inkomen zoals dit is vastgesteld op basis van artikel 475d, eerste lid, van de geëxecuteerde, en, indien van toepassing, zijn echtgenoot; • D voor het drempelbedrag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de zorgtoeslag, dan wel C, indien C lager is dan dit drempelbedrag; • E voor het percentage van het toetsingsinkomen waarmee het drempelinkomen wordt vermeerderd, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet op de zorgtoeslag; • F voor de factor a voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag; • G voor de factor b voor een eenpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag; • H voor de factor a voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag; • I voor de factor b voor een meerpersoonshuishouden, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag; • J voor de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, dan wel bij een eenpersoonshuishouden de uitkomst van (F x C2 + G x C), indien de uitkomst van (F x C2 + G x C) lager is dan de genoemde normhuur, dan wel bij een meerpersoonshuishouden de uitkomst van (H x C2 + I x C), indien de uitkomst van (H x C2 + I x C) lager is dan de genoemde normhuur;
Op grond van artikel 1, aanhef en onder q, van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen (de Regeling).
Op grond van artikel 475da, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Met zaaknummer AMS 21/4498.
Op grond van artikel 475da, tweede en derde lid, van het Rv.
Zie artikel 3, zevende lid, van de Regeling
Suwinet is een systeem waarin gemeenten samen met overheidsinstanties zoals het Uwv informatie over burgers in delen, waaronder inkomensgegevens.
Dienst Uitvoering Onderwijs.
Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling.