Artikel 17
1. Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:
a. voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van het bedrag van het bruto- ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, vermeerderd met het bedrag van de bruto-vakantie-uitkering, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen met € 2 340; b. voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van twee maal het bedrag van het bruto- ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, vermeerderd met het bedrag van de bruto-vakantie-uitkering, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van die wet, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen met € 2 512.
2. Bij het minimum-inkomensijkpunt behoort een normhuur van € 238,01.
3. De normhuur, bedoeld in het tweede lid, wordt verlaagd met:
a. € 1,82 als sprake is van een eenpersoonshuishouden, en b. € 3,63 als sprake is van een meerpersoonshuishouden.
4. Het in het tweede lid genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 27.
Details
[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]