ECLI:NL:RBAMS:2024:4562 - Rechtbank Amsterdam - 17 juli 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-307016-23
Datum uitspraak: 18 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1990, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt twee arrestatiebevelen, namelijk:
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering wat betreft de feiten 1, 4 en 5 moet worden geweigerd op grond van artikel 7 OLW. Voor feit 1 is het strafmaximum 45 dagen zodat niet is voldaan aan artikel 7, lid 1, onderdeel a, onder 2, OLW. Feit 4 zou geschaard kunnen worden onder artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet, maar deze bepaling spitst zich gelet op de Memorie van Toelichting toe op bedrijfsmatige activiteiten. Blijkens de omschrijving van dit feit in het EAB gaat het maar om twee flessen dopingmiddelen, zodat niet voldaan is aan artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet. Feit 5, het niet terugkeren naar de gevangenis tijdens verlof, is niet strafbaar naar Nederlands recht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan. Voor feit 1 doet de officier van justitie een beroep op artikel 7, vierde lid, OLW. Feit 4 is naar Nederlands recht strafbaar op grond van artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet. Feit 5 is niet strafbaar naar Nederlands recht, maar de officier van justitie verzoekt om af te zien van weigering. Hierbij heeft de officier van justitie verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 2 juni 2022.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 6 vast dat is voldaan aan het vereiste dat op deze feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De feiten 2 en 3 van deruling of Vilnius District Courtvan 17 mei 2023 (1-1475-1201/2023) leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gehad door middel van een valse sleutel.
De feiten 4 en 6 van deruling of Vilnius District Courtvan 27 april 2023 (1-1475-1201/2023) leveren naar Nederlands recht op:
Handelen in strijd met artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet;
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele van een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van het handelen in strijd met artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet overweegt de rechtbank dat uit het EAB blijkt dat de beschuldiging luidt dat de opgeëiste persoon de dopingmiddelen de gevangenis in heeft gebracht ‘aiming to distribute those substances in Vilnius prison’. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt slaagt reeds daarom niet.
Ten aanzien van feit 1 (de diefstal van de mobiele telefoon) overweegt de rechtbank dat hierop naar Litouws recht een gevangenisstraf van maximaal 45 dagen staat, zodat niet is voldaan aan artikel 7, lid 1, onder a sub 2, OLW. De rechtbank zal de overlevering voor dit feit echter toestaan met toepassing van artikel 7, vierde lid, OLW, gelet op de overwegingen hiervoor ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 6.
Feit 5 houdt in dat de opgeëiste persoon, nadat hem verlof was gegund uit een ‘open-type’ gevangenis om een zitting van de rechtbank bij te wonen, niet meer is teruggekeerd naar die gevangenis. De rechtbank stelt vast dat dit feit naar Nederlands recht niet strafbaar is.
De rechtbank ziet voor feit 5 echter af van weigering, omdat zij van oordeel is dat onvoldoende aanleiding voor weigering bestaat. Het feit is in Litouwen bedreigd met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden, heeft geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde – het feit is immers begaan in Litouwen – en de overlevering is al toelaatbaar voor de strafvervolging in Litouwen voor de andere feiten in het EAB.
5 Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak dient te worden aangehouden om de bevindingen van the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (het CPT) af te wachten. Met betrekking tot de detentieomstandigheden in Litouwen zijn er zorgelijke signalen omtrent het informele kastensysteem. Daarnaast is in een uitspraak van deze rechtbank van 22 mei 2024 vermeld dat die opgeëiste persoon niet zal worden gedetineerd in Alytus prison.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan aangezien het uitgangspunt is dat er geen algemeen reëel gevaar is aangenomen in Litouwen.
Oordeel van de rechtbank
In de uitspraak van 15 februari 2024 in een andere zaak heeft de rechtbank overwogen dat voor gedetineerden in Litouwen een algemeen gevaar bestond van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).
Bij uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer kan worden gesteld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentieomstandigheden, gelet op aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten van 5 maart 2024 en 3 april 2024 over de bescherming van gedetineerden tegen (de negatieve gevolgen van) het kastensysteem.
6 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 310, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht, 40 van de Geneesmiddelenwet en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.
8 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters, in tegenwoordigheid van A. Gabriëlse, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.
ECLI:NL:RBAMS:2022:3801
ECLI:NL:RBAMS:2024:2954.
ECLI:NL:RBAMS:2024:842.
ECLI:NL:RBAMS:2024:2593.