Uitspraak inhoud

vonnis

Afdeling Privaatrecht

verzoek tot homologatie van een akkoord

rekestnummer: C/13/752501 FT RK 24.602

uitspraakdatum: 19 juli 2024

Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure buiten faillissement, van:

de besloten vennootschap [verzoeker] B.V., statutair gevestigd te gemeente [vestigingsplaats] , beide gevestigd te [adres] , ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK nummer] , hierna te noemen: [verzoeker] , advocaten: mrs. E.C. Bos en G.J.C. Wessels.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:

  • de startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 1 november 2023 bij de rechtbank Overijssel;

  • het stemverslag ex artikel 382 Fw, gedeponeerd bij de rechtbank Overijssel op 6 juni 2024 en bij de rechtbank Amsterdam op 27 juni 2024;

  • het verzoekschrift met bijlagen van 17 juni 2024 van [verzoeker] ex artikel 383 lid 1 Fw;

  • de beschikking van 27 juni 2024, dagbepaling behandeling homologatie;

  • een brief van 28 juni 2024 van mr. G.J.C. Wessels met aanvullende producties;

  • een e-mail van 28 juni 2024 van mr. E. Bos met bijlage;

  • de spreekaantekeningen van mr. E. Bos zijdens [verzoeker] .

1.2. [verzoeker] heeft deze rechtbank verzocht kennis te nemen van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) en deze verzoeken ex artikel 369 lid 8 gezamenlijk te behandelen, gelet op het feit dat [verzoeker] en [bedrijf 1] een groep vormen in de zin van artikel 2:24b BW.

1.3. De belanghebbenden zijn opgeroepen voor de zitting.

1.4. Het verzoek is op 5 juli 2024 middels een online videoverbinding in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn via een online videoverbinding verschenen:

  • mrs. G.J.C. Wessels en E.C. Bos voornoemd;

  • de heren [naam 1] en [naam 2] , (indirect) bestuurders van [verzoeker] ;

  • de heren [naam 3] en [naam 4] , namens [naam 9] ;

  • de heer [naam 5] , namens [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] );

  • mevrouw [naam 6] , namens [bedrijf 3] B.V. (Hierna: [bedrijf 3] )

  • de heren [naam 7] en [naam 8] , namens [bedrijf 4] U.A. (hierna: [bedrijf 4] ).

1.5. De rechtbank merkt allereerst het volgende op. Hoewel de keuze om de onderhavige akkoorden, gelet op de nauwe samenhang en verbondenheid, in één verzoek in te dienen een begrijpelijke is, maakt de onoverzichtelijke wijze waarop het verzoek is ingericht dat de beoordeling voor de rechtbank meer complex en minder overzichtelijk wordt. De rechtbank geeft de voorkeur aan indiening van een afzonderlijk verzoek per aangeboden akkoord waarin per entiteit onder andere wordt uiteengezet wat de schuldenlast is en wat aan de betreffende schuldeisers wordt uitgekeerd. Gelet op de voornoemde samenhang en de toelichting ter zitting zal de rechtbank hier – voor nu – geen consequenties aan verbinden.

1.6. De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten.

2.2. [verzoeker] maakt deel uit van de [verzoeker] groep (hierna: de groep) die actief is in de groothandel, import en verkoop van [goederen] en aanverwante artikelen aan hoofdzakelijk consumenten. [bedrijf 1] is de topholding van deze groep. [bedrijf 1] houdt 100% van de aandelen in [bedrijf 5] B.V. [bedrijf 5] B.V. is op haar beurt 100% aandeelhouder van 22 werkmaatschappijen, waaronder [verzoeker] .

2.3. [bedrijf 1] is door (i) een sterk gedaald consumentenvertrouwen en daling van de koopkracht, (ii) prijsdruk als gevolg van voorraadtoename in de markt geraakt; terwijl (iii) [verzoeker] beschikt over een (te) grote voorraad en (iv) een te hoge schuldenlast geconfronteerd met liquiditeitsproblemen. Het (indirect) bestuur van [verzoeker] heeft deze situatie onderkend en heeft maatregelen getroffen, onder andere door inschakeling van financieel adviseur [naam 9] (hierna: [naam 9] ). Daarnaast heeft [verzoeker] commerciële wijzigingen doorgevoerd en is zij diverse herstructureringsmaatregelen gestart. Zo is de verkoopprijs aangepast naar het lagere prijsniveau in de markt, is getracht de hoge voorraadpositie hiermee te laten afnemen en is de openstaande portfolio met de belangrijkste leverancier heronderhandeld. Daarnaast zijn diverse kostenbesparende maatregelen genomen en is het personeelsbestand teruggebracht met circa 20%. Van de thans 19 verkooplocaties sluiten in de eerste helft van 2024 nog vier filialen hun deuren. Desondanks heeft de groep als geheel en hebben de afzonderlijke groepsvennootschappen in verband met diverse hoofdelijke aansprakelijkheden, een dermate hoge schuldenlast dat voor de continuïteit een drastische schuldreductie noodzakelijk is. Uit de door [naam 9] gemaakte analyse van de groep is gebleken dat de groep in de kern levensvatbaar is en een WHOA-akkoord het meest opportuun om een benodigde herstructurering tot stand te brengen.

2.4. Indien niet tot een succesvolle sanering binnen [verzoeker] wordt gekomen, zal dat op korte termijn onvermijdelijk tot het faillissement van de groep leiden. Een faillissement van de groep leidt tot aanzienlijke schade voor alle stakeholders. Voor de concurrente schuldeisers in het bijzonder betekent een faillissement vanwege de zekerhedenpositie van [naam bank] en [de bank] en het wettelijke voorrecht van de Belastingdienst met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er geen enkele betaling op uitstaande vorderingen zal plaatsvinden. De schuldeisers ontvangen in de WHOA een hogere uitkering dan zij in een faillissement zouden ontvangen.

2.5. [verzoeker] , [bedrijf 1] en [bedrijf 6] B.V. (hierna: [bedrijf 6] ) zijn elk overgegaan tot het aanbieden van een akkoord, welke akkoorden vanwege de nauwe verbondenheid van de vennootschappen en ondernemingsactiviteiten zijn samengevoegd in een gezamenlijk document. Uit het stemverslag van [bedrijf 6] volgt dat alle schuldeisers in dat akkoord hebben ingestemd met het akkoord. Om die reden hoeft voor [bedrijf 6] geen homologatieverzoek ingediend te worden.

2.6. [verzoeker] biedt een groepsakkoord aan ten behoeve van [bedrijf 1] , [bedrijf 6] en de volgende entiteiten: [bedrijf 5] B.V., [bedrijf 16] B.V., [verzoeker] I B.V., [verzoeker] II B.V., [verzoeker] III B.V., [verzoeker] IV B.V., [verzoeker] V B.V., [verzoeker] VI B.V., [verzoeker] VII B.V., [verzoeker] VIII B.V., [verzoeker] IX B.V., [verzoeker] X B.V., [verzoeker] XI B.V., [verzoeker] XII B.V., [verzoeker] XIII B.V., [verzoeker] XIV B.V., [verzoeker] XV B.V., [verzoeker] XVI B.V., [verzoeker] XVII B.V., [verzoeker] XVIII B.V. en [verzoeker] XIX B.V. (hierna tezamen met [bedrijf 1] en [bedrijf 6] : de [verzoeker] Groepsentiteiten), vanwege hun hoofdelijke verbondenheid voor de financiering van [naam bank] en [de bank] , en voor fiscale schulden (vanuit een fiscale eenheid VPB en/of BTW).

3 Het verzoek

3.1. [verzoeker] heeft – nadat zij een conceptakkoord heeft voorgelegd aan de schuldeisers - op 16 mei 2024 het definitieve akkoord aangeboden.

3.2. [verzoeker] heeft de (vorderingen van de) stemgerechtigden ingedeeld in de volgende klassen. Klasse I: schuldeiser uit hoofde van [de bank] ( [de bank] ); Klasse II: schuldeiser uit hoofde van [naam bank] ( [naam bank] ); Klasse III: schuldeiser met een bijzonder wettelijk voorrecht (Belastingdienst); Klasse IV: schuldeisers met een concurrente vordering, uitkering anders dan geld; Klasse V: concurrente niet-MKB schuldeisers; Klasse VI: concurrente MKB-schuldeisers ex 374 lid 2 Fw.

Het aangeboden akkoord houdt het volgende in:

  • Klasse I: De vordering van € 3.615.320,= van [de bank] die gedekt is door pandrechten op de voorraden van de [verzoeker] Groep wordt voor datzelfde bedrag voortgezet als factorfinanciering voor de [verzoeker] Groep.

  • Klasse II: De vordering van € 762.143,= van [naam bank] die gedekt is door pandrechten op voorraden, vorderingen, intellectuele eigendomsrechten en aandelen wordt voortgezet als werkkapitaalfinanciering voor de [verzoeker] Groep, onderverdeeld in:

€ 272.905,= Rekening-Courant krediet € 489.238,= Termijnlening

  • Klasse III: De Belastingdienst ontvangt 100% van de waarde van de bodemzaken zoals bedoel in artikel 22 Invorderingswet, te weten door NTAB vastgestelde liquidatiewaarde van € 100.140,=. Voor het resterende deel van de vordering € 3.527.686,= van de Belastingdienst ontvangt zij 10% uitkering in geld. De daadwerkelijke te betalen uitkering zal niet exact 10% bedragen maar iets lager, omdat deze deels wordt verrekend met te veel afgedragen BTW en BTW impact op de vrijval van vorderingen. Dit is afgestemd met de Belastingdienst. Naast de schuldenaar die het akkoord aanbiedt, worden alle hoofdelijke schuldenaren van de [verzoeker] Groep (de [verzoeker] Groepsentiteiten die onderdeel uitmaken van de

fiscale eenheid VPB en/of BTW) door de Belastingdienst gekweten danwel buiten invordering gesteld.

  • Klasse IV: Op de vordering ter hoogte van € 4.487.192,= van [naam bank] en [de bank] gezamenlijk die niet door zekerheden wordt gedekt, vindt een uitkering van 10% plaats. Deze uitkering van € 448.719,20 wordt voor 80% omgezet in een achtergestelde lening aan de [verzoeker] Groep en voor 20% omgezet in een waardedelingsrecht op de [verzoeker] Groep.

Naast de schuldenaar die het akkoord aanbiedt, worden alle hoofdelijke schuldenaren van de [verzoeker] Groep (de [verzoeker] Groepsentiteiten) door [naam bank] en [de bank] gekweten (dit houdt in een evenredige verlaging voor de aansprakelijkheid zoals wordt aangeboden door [bedrijf 1] , [verzoeker] en [bedrijf 6] in de akkoorden).

  • Klasse V: Elk van de schuldeisers die geen MKB-schuldeiser is, ontvangt 10% uitkering in geld op zijn vordering per de Fixatiedatum.

  • Klasse VI: Elk van de schuldeisers die kwalificeert als MKB-schuldeiser ontvangt 20% uitkering in geld op zijn vordering per de Fixatiedatum.

3.3. Buiten het akkoord van [verzoeker] worden gehouden De [bedrijf 7] , [bedrijf 15] , [bedrijf 8] B.V., [bedrijf 9] ., [bedrijf 10] s.r.o. en [bedrijf 11] B.V. Deze schuldeisers zijn voorzien van een uitleg waarom zij niet in het akkoord zijn meegenomen.

3.4. De stemgerechtigden konden van donderdag 16 mei 2024 tot en met zondag 2 juni 2024 te 23.59 uur stemmen.

3.5. [verzoeker] heeft het stemverslag op 6 juni 2024 ter griffie van de rechtbank Overijssel en op 27 juni 2024 ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.

3.6. De uitslag van de stemming is als volgt.

  • Alle klassen hebben voorgestemd en alle crediteuren, op één concurrente niet-MKB schuldeiser ( [bedrijf 12] BV; hierna [bedrijf 12] ) na, hebben eveneens voorgestemd;

[bedrijf 12] heeft in het geval van faillissement geen enkele positie.

[verzoeker] stelt dat de bescherming van de afwijzingsgronden van de WHOA haar doel voorbij zou schieten wanneer in een situatie als de onderhavige, waarin het overgrote gedeelte van de crediteuren voor het akkoord heeft gestemd, één crediteur een succesvolle herstructurering zou kunnen blokkeren zonder een positie te hebben. Gelet op het voorgaande dient de rechtbank naar de mening van [verzoeker] terughoudend te zijn in te toetsing van de algemene afwijzingsgronden.

3.7. [verzoeker] verkeert in de in artikel 370 lid 1 Fw bedoelde toestand. Uit de doorrekening van [naam 9] blijkt dat na een succesvolle herstructurering door middel van de akkoorden [verzoeker] weer levensvatbaar is en ook richting de toekomst in staat zal zijn om haar schulden weer te voldoen. Wanneer de herstructurering echter niet succesvol zal zijn, dan zal [verzoeker] niet in staat zijn om haar oude en lopende verplichtingen te voldoen, bestaat geen realistisch toekomstperspectief en zal dat op korte termijn onvermijdelijk tot het faillissement van de groep leiden. Om deze redenen bevindt [verzoeker] zich bij uitstek in de pre-insolventietoestand. [verzoeker] heeft in het verleden aangetoond een groeiende onderneming met toekomstperspectief te zijn en kan dit na herstructurering weer zijn, maar zij gaat op dit moment gebukt onder een in het verleden ontstane schuldenlast als gevolg van (grotendeels) buiten haar liggende omstandigheden.

3.8. Bij het akkoord heeft [verzoeker] alle benodigde informatie op grond van artikel 375 Fw gevoegd, zijn de klassen ingedeeld op basis van de wettelijke rangorde en de rechten die elk van de schuldeisers zou hebben in geval van faillissement. Verder is ook met de stemtermijn van 18 dagen ruimschoots voldaan aan het bepaalde in artikel 381 Fw. Met geen van de schuldeisers bestaat discussie over de hoogte van de vordering waarvoor zij zijn meegenomen in het akkoord.

3.9. [verzoeker] heeft met het oog op het uitbetalen van de verschillende uitkeringen onder het akkoord aandeelhouder [bedrijf 4] bereid gevonden om in de financiering hiervan te voorzien. Gebleken is dat de door [naam 9] berekende (geconsolideerde) reorganisatiewaarde niet realiseerbaar is. Geen partij bleek bereid deze reorganisatiewaarde te betalen. De akkoordfinanciering (hierna: de financiering) bedraagt in totaal tussen € 2.300.000,= en € 2.400,000,= en is door [bedrijf 4] al voor een deel ad € 1.400.000,= ter beschikking gesteld zodat de groep in staat was om aan haar lopende verplichtingen te blijven voldoen gedurende het WHOA-traject. De financiering wordt overgedragen door [bedrijf 4] aan [bedrijf 13] B.V. (hierna: [bedrijf 13] ), een nieuw door [bedrijf 4] op te richten vennootschap, en wordt daarna voor 80% omgezet in een achtergestelde financiering verstrekt door [bedrijf 13] aan [bedrijf 1] . Voor de overige 20% wordt de financiering omgezet in aandelenkapitaal. Hiervoor geldt dat de 20% van de financiering wordt gebruikt als betaling op de nieuw uit te geven aandelen in [bedrijf 1] aan [bedrijf 13] . Naast de financiering heeft [bedrijf 4] op 26 januari 2024 aan [bedrijf 1] nogmaals een storting van € 200.000,= gedaan en heeft zij op 21 februari 2024 nog een keer € 100.000,= gestort. Deze gelden zijn inmiddels terugbetaald. Op het moment dat het akkoord wordt gehomologeerd zal de financiering beschikbaar komen voor [verzoeker] , waarna tot betaling zal worden overgegaan. [verzoeker] is in het kader van de financiering van het akkoord niet voornemens een financiering of transactie aan te gaan welke niet noodzakelijk is voor het akkoord of waardoor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers worden geschaad. Slechts in het geval van totstandkoming van het akkoord zal een nieuwe financiering tot stand komen met [bedrijf 4] .

3.10. [verzoeker] verzoekt de rechtbank het akkoord te homologeren. Zij stelt dat geen van de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zich voordoet.

4 Zienswijze [bedrijf 2] en [bedrijf 3]

4.1. De heer [naam 5] en mevrouw [naam 6] hebben via een e-mail van 5 juli 2024 schriftelijk hun zienswijze uitgebracht. Deze zienswijze komt – samengevat en voor zover relevant – op het volgende neer. [bedrijf 2] en [bedrijf 3] zijn het niet eens met het onderhavige WHOA-verzoek. Het perspectief van [verzoeker] wordt bewust pessimistisch geschetst en een WHOA-procedure is niet noodzakelijk. Het WHOA-traject wordt door en in het belang van de meerderheidsaandeelhouder ingezet, om af te komen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] als minderheidsaandeelhouders en de door hen verstrekte (achtergestelde) leningen. Hier is de WHOA niet voor bedoeld. [bedrijf 2] en [bedrijf 3] verzoeken de rechtbank dan ook om het WHOA-verzoek af te wijzen, danwel toe te wijzen, met de toevoeging van een anti-speculatiebeding. Ter zitting hebben [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aangegeven dat het hier gaat om een zienswijze en niet een verzoek tot afwijzing in de zin van artikel 384 lid 3 of lid 4 Fw.

5 De beoordeling

5.1. [verzoeker] heeft op de voet van artikel 369 lid 8 Fw aan deze rechtbank verzocht om kennis te nemen van zowel het onderhavige verzoek als het homologatieverzoek van [bedrijf 1] . [verzoeker] en [bedrijf 1] stellen in dat verband dat zij onderdeel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW.

5.2. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 8 eerst haar bevoegdheid vaststellen ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] . [verzoeker] is statutair gevestigd te Amsterdam. Daarmee is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam om haar verzoek te behandelen gegeven.

5.3. Op basis van de overgelegde stukken is voldoende aannemelijk dat [verzoeker] en [bedrijf 1] onderdeel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW. Gelet op het gezamenlijke verzoek van [verzoeker] en [bedrijf 1] om deze rechtbank kennis te laten nemen van het voormelde verzoek op grond van artikel 369 lid 8 Fw is deze rechtbank ook bevoegd kennis te nemen van het verzoek van [verzoeker] .

5.4. De rechtbank stelt tevens vast dat, gelet op artikel 369 lid 7 Fw, jo lid 3 Rv, de rechtbank rechtsmacht heeft als de [verzoeker] Groepsentiteiten zelf een akkoord zouden aanbieden en een verzoek zouden indienen als bedoeld in artikel 383, eerste lid Fw.

5.5. Zoals blijkt uit de gedeponeerde startverklaring en het verzoekschrift tot homologatie van het akkoord kiezen [verzoeker] en de [verzoeker] Groepsentiteiten voor een besloten akkoordprocedure. Deze keuze ligt hiermee voor de gehele duur van de akkoordprocedure vast.

Ontvankelijkheid

5.6. Volgens artikel 383 lid 1 Fw kan de schuldenaar de rechtbank schriftelijk verzoeken om homologatie van het akkoord als tenminste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd. Als het akkoord een wijziging omvat van rechten van schuldeisers met een vordering die bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting geheel of tenminste gedeeltelijk kan worden voldaan, dient die ene klasse te bestaan uit schuldeisers die vallen binnen deze categorie schuldeisers. Alle klassen hebben voor het akkoord gestemd, zodat [verzoeker] ontvankelijk is in haar verzoek tot homologatie.

Algemene afwijzingsgronden

5.7. Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw voordoet.

5.8. Omdat er geen stemgerechtigden zijn die op grond van lid 3 of lid 4 van artikel 384 Fw een verzoek tot afwijzing hebben gedaan, zal de rechtbank het akkoord alleen toetsen aan de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw.

5.9. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [verzoeker] en de [verzoeker] Groepsentiteiten sprake is van een toestand van dreigende insolventie. [verzoeker] heeft haar toestand toegelicht en onderbouwd, onder meer door overlegging van het rapport van [naam 9] en een actuele staat van baten en lasten, waarin onder andere verslag wordt gedaan van de huidige financiële positie van [verzoeker] en van haar huidige geprognosticeerde liquiditeit. De rechtbank concludeert op basis van deze gegevens dat [verzoeker] in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van hun schulden niet zal kunnen voortgaan. [verzoeker] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij financieel niet in staat is om haar schulden te voldoen indien de beoogde herstructurering niet tot stand komt. [verzoeker] heeft erop gewezen dat de groepsentiteiten als hoofdelijk medeschuldenaar naast of met [verzoeker] aan te spreken zijn voor de financiële verplichtingen jegens [naam bank] , [de bank] en de Belastingdienst. Gelet op de nauwe verbondenheid tussen [verzoeker] en de [verzoeker] Groepsentiteiten en de (financiële) afhankelijkheid van de [verzoeker] Groepsentiteiten (het betreft voornamelijk winkels waarin de fietsen en producten van [verzoeker] worden verkocht, en die zonder het voortbestaan van handelsbedrijf [verzoeker] geen bestaansrecht hebben) is de rechtbank van oordeel dat de toestand van dreigende insolventie van zowel [verzoeker] als de [verzoeker] Groepsentiteiten kan worden aangenomen.

5.10. Ook voor het overige zijn er geen algemene afwijzingsgronden ten aanzien van [verzoeker] danwel de [verzoeker] Groepsentiteiten. Het akkoord met bijlagen en de toelichting daarop bevat de in de wet voorgeschreven informatie en bevat voorts de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De stemgerechtigden zijn in de gelegenheid gesteld hun commentaar op het concept akkoord kenbaar te maken. De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis gesteld van het akkoord en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek. De stemgerechtigden hebben voldoende bedenktijd gehad. De in het akkoord gehanteerde klassenindeling voldoet aan de vereisten van artikel 374 Fw. De stemgerechtigden zijn voor de juiste bedragen toegelaten tot de stemming. [naam bank] , [de bank] en de Belastingdienst hebben ingestemd met het akkoord, ook voor zover dat de rechten met betrekking tot de [verzoeker] Groepsentiteiten raakt.

5.11. Ten aanzien van de nakoming van het akkoord overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel uit de stukken op voorhand niet helemaal duidelijk is geworden hoe de nakoming van het akkoord per entiteit wordt vormgegeven, is de rechtbank na een toelichting ter zitting voldoende overtuigd geraakt dat er voldoende financiering beschikbaar is om de uitkeringen zoals aangeboden onder het akkoord te kunnen verrichten. Gebleken is dat [bedrijf 4] bereid is het akkoord te financieren in de vorm van een achtergestelde financiering en omzetting in aandelenkapitaal.

5.12. Van de nieuwe financiering die [verzoeker] in het kader van het WHOA-traject heeft aangetrokken bij [bedrijf 4] is een bedrag van circa € 1.000.000,= noodzakelijk voor de uitvoering van het akkoord. Dit deel van de financiering is aan te merken als financiering in de zin van artikel 384 lid 2 sub f onder 1 van de Faillissementswet. Redelijkerwijs aannemelijk is dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierdoor niet wezenlijk worden geschaad, nu deze financiering deels als achtergestelde lening wordt verstrekt en deels wordt omgezet in aandelenkapitaal. Bovendien is [verzoeker] zonder deze financiering niet in staat een akkoord aan te bieden en zullen de gezamenlijke schuldeisers in geval van een akkoord meer ontvangen dan ingeval van een faillissement. De nieuwe financiering is derhalve noodzakelijk voor de uitvoering van het akkoord en niet te beschouwen als een nieuwe financiering ten nadele van de schuldeisers.

5.13. Er zijn voorts geen redenen om aan te nemen dat het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigden of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen. Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen goedkeuring van de akkoorden verzetten.

5.14. Bevestigd is, dat alle [verzoeker] Groepsentiteiten hebben ingestemd met het aangeboden akkoord.

5.15. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de rechtbank het homologatieverzoek zal toewijzen.

6 De beslissing

De rechtbank:

  • homologeert het door [verzoeker] aangeboden akkoord.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. C.A.M. de Bruijn en mr. C.G.E. Prenger, rechters, en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.