ECLI:NL:RBAMS:2024:3746 - Rechtbank Amsterdam - 4 juni 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/133409-24
Datum uitspraak: 5 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 19 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 juni 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat in Rotterdam.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Standpunt raadsman
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de toelaatbaarheid van het overleveringsverzoek.
4 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een pre-trial detention ordervan de Local Court Osnabrückmet referentie 246 Gs 108/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.
5 Strafbaarheid
5.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten deels aan als vallend onder een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
5.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat de feiten ook deels vallen onder een strafbepaling waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
(poging tot en) medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen
6 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Staatsanwaltschaft Osnabrückheeft op 25 april 2024 de volgende garantie gegeven:
“Mutual legal assistance in criminal matters with The Netherlands:
*Extradition of Dutch citizen [opgeëiste persoon], born [geboortedag]1999, for the purpose of prosecution*
(…)
I hereby assure you that, should the prosecuted person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 45, 47 en 157 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Local Court Osnabrück(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door: mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter, mrs. H.J. Bos en B.M. Vroom-Cramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie onderdeel e) van het EAB.