Terug naar bibliotheek
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba

ECLI:NL:OGHACMB:2025:204 - Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:OGHACMB:2025:20412 augustus 2025

Uitspraak inhoud

Burgerlijke zaken over 2025

Zaaknummers: AUA202200205 – AUA2024H00042

Uitspraak: 12 augustus 2025

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

V O N N I S

in de zaak van:

[APPELLANTE], wonende in Aruba, in eerste aanleg eiseres, thans appellante, gemachtigde: mr. D. Canwood,

tegen

  1. [GEÏNTIMEERDE 1],

wonende in Aruba, in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde, in eerste aanleg in persoon verschenen, in hoger beroep niet verschenen,

  1. de naamloze vennootschap

FATUM GENERAL INSURANCE ARUBA N.V., gevestigd in Aruba, in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde, gemachtigden: mrs. R.G. Spinhoven en J.C. Meulens.

Partijen worden hierna [appellante], [geïntimeerde 1] en Fatum genoemd.

1 De zaak in het kort

[geïntimeerde 1] heeft laswerkzaamheden uitgevoerd bij een woning in Aruba. Bij de werkzaamheden is brand ontstaan. Hierdoor is schade ontstaan aan een container en aan de inhoud van de container. In dit geding vordert [appellante] uitkering onder verzekeringen bij Fatum en schadevergoeding van [geïntimeerde 1]. Het Gerecht heeft de vordering tegen Fatum afgewezen en de vordering tegen [geïntimeerde 1] slechts voor een klein bedrag toegewezen. In dit hoger beroep beoordeelt het Hof de vorderingen opnieuw. 2. Het verloop van de procedure

2.1 Bij op 20 februari 2024 ingekomen akte van appel is [appellante] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 10 januari 2024 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).

2.2 Bij op 1 april 2024 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellante] vijf grieven aangevoerd en toegelicht tegen het vonnis van 10 januari 2024 en tegen het tussenvonnis van 3 mei 2023 dat daaraan voorafging. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de vonnissen zal vernietigen en haar vorderingen alsnog geheel zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] en Fatum in de proceskosten in beide instanties. Verder heeft zij toelating verzocht om in hoger beroep kosteloos te procederen.

2.3 [ [geïntimeerde 1] heeft geen memorie van antwoord ingediend.

2.4 Bij op 14 mei 2024 ingekomen memorie van antwoord, met een productie, heeft Fatum de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis, voor zover tussen [appellante] en Fatum gewezen, zal bevestigen, met referte aan het oordeel van het Hof over de proceskosten in hoger beroep en de nakosten.

2.5 Op 4 februari 2025 hebben de gemachtigden van [appellante] en Fatum pleitnotities ingediend. Aan de pleitnota van Fatum is een productie gehecht. [geïntimeerde 1] heeft geen pleitnotities ingediend.

2.6 Bij akte van 1 april 2025 heeft [appellante] zich uitgelaten over de productie van Fatum. Vooraf, op 13 maart 2025, heeft [appellante] een productie toegezonden.

2.7 Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3 De beoordeling

3.1 Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal het Hof [appellante] toelating verlenen om in hoger beroep kosteloos te procederen.

3.2 Het Hof heeft geen beslissing gegeven over de productie die [appellante] op 13 maart 2025 aan het Hof heeft toegezonden. Zoals hierna zal blijken, is die productie niet van belang voor de beoordeling van de vordering tegen Fatum. Het Hof zal de productie toelaten in de procedure tussen [appellante] en [geïntimeerde 1].

Feiten

3.3 Het Hof gaat uit van de volgende feiten.

3.3.1 Op 30 maart 2019 heeft [geïntimeerde 1] laswerkzaamheden uitgevoerd bij een woning op het adres [adres] in Aruba. Bij de werkzaamheden is brand ontstaan. Daarbij is schade ontstaan aan een container en aan de inhoud van de container.

3.3.2 Ten tijde van het incident was [vader], de vader van [appellante], bij Fatum verzekerd door middel van een opstalverzekering en een inboedelverzekering.

3.3.3 Bij een opstalverzekering van Fatum, getiteld Perfect Polis Woonhuis, met polismantelnummer 070-90, behoren Algemene Voorwaarden. Daarin staat onder meer (onder 1 begripsomschrijvingen):

1.3 Gebouw Een als zodanig omschreven onroerend goed met inbegrip van:

  • al hetgeen volgens verkeersopvatting daarvan deel uitmaakt;
  • alle bijbehorende bouwsels die naar hun aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, inclusief de funderingen.

Bij een latere versie van de opstalverzekering, getiteld Perfect woonhuisverzekering, met polismantelnummer 071-04, behoren Polisvoorwaarden. Daarin staat onder meer (onder 1 begripsomschrijvingen):

1.4 Gebouw Een als zodanig omschreven onroerend goed met inbegrip van: a. al hetgeen volgens verkeersopvatting daarvan deel uitmaakt; b. alle bijbehorende bouwsels die naar hun aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, inclusief de funderingen.

3.3.4 Bij een inboedelverzekering van Fatum, getiteld Perfect Polis Inboedel, met polismantelnummer 090-90, behoren Algemene Voorwaarden. Daarin staat onder meer (onder 1 begripsomschrijvingen):

1.3 Inboedel Alle tot een particuliere huishouding behorende roerende zaken met inbegrip van gereedschappen voor de uitoefening van een hobby maar met uitzondering van:

  • geld en geldswaardig papier;
  • alle motorrijtuigen, aanhangwagens en vaartuigen, alles met inbegrip van losse onderdelen en accessoires.

Bij een latere versie van de inboedelverzekering, getiteld Perfect inboedelverzekering, met polismantelnummer 091-95, behoren Polisvoorwaarden. Daarin staat onder meer (onder 1 begripsomschrijvingen):

1.4 Inboedel Alle tot een particuliere huishouding behorende roerende goederen met inbegrip van antennes (exclusief schotelantennes), zonweringen en huisdieren, alsmede gereedschappen voor de uitoefening van een hobby maar met uitzondering van: a. geld en geldswaardig papier b. alle motorrijtuigen, bromfietsen, aanhangwagens en vaartuigen, alles met inbegrip van losse onderdelen en accessoires.

3.3.5 Op 2 maart 2020 heeft de vader van [appellante] een schadeformulier ingevuld. Zo heeft hij de brandschade gemeld bij Fatum.

3.3.6 Op 31 maart 2020 heeft [bouwkundige], bouwkundige en taxateur, in opdracht van [appellante] en haar vader een brandschaderapport opgemaakt. Hierin staat onder meer:

  1. Onderwerp

Het betreft hier een stalen container van 40', waarin zich prefab materialen met accessoires bevinden en waarbij deze brandschade hebben geleden, te weten:

  • enkele stalen balken van zowel de vloer als het dak met aanhorigheden;
  • enkele wanden uitgevoerd als de zogenaamde fabrieksmatige PU sandwich panelen;
  • enkele ramen en schuifdeuren;
  • houten vloerbedekking (laminaat);
  • keukenkasten;
  • sanitaire toestellen;
  • matrassen;
  • koelkasten;

Deze op maat gemaakte prefab materialen en bijbehorende accessoires, welke vanaf december 2015 (met bewijsstukken aangetoond) direct van uit China zijn geïmporteerd vormen de onderdelen van de te monteren verblijfplaatsen.

(…)

  1. Conclusie

(…)

Verder heeft ook de container aan brandschade geleden en dient ook gerepareerd te worden. De reparatiekosten hiervan worden geraamd op Awg. 2.100,=.

3.3.7 Bij brieven van 7 mei 2020, 22 juli 2020 en 30 juli 2020 heeft Fatum geweigerd de brandschade te dekken.

3.3.8 Op 21 augustus 2020 heeft de volgende e-mailwisseling plaatsgehad tussen [medewerker Fatum] (werkzaam bij Fatum) en [betrokkene 1]:

[medewerker Fatum]: (…) Zoals u had gevraagd, treft u hierbij att. de inboedel voorwaarden. (…) [betrokkene 1]: (…) Aanleg of plaatsing van een opslagruimte met spulletjes erin/een trailer en of een carport aanleg, vallen die ook gewoon onder de inboedel verzekering en of ook spulletjes van derden? Hebben jullie extra modules of is het gewoon gedekt zoals het een ander inboedelverzekering betaamd? Even graag opheldering nog hierover (…) [medewerker Fatum]: Dat is mogelijk maar onder voorbehoud van een inspectie [betrokkene 1]: Wat bedoelt u onder inspectie? Neem aan dat dit gewoon onder de verzekering valt, lijkt mij logisch, die verklaar u Nader [medewerker Fatum]: Ja natuurlijk valt onder de verzekering, om te controleren of de opslag plaats in goede staat is

Vorderingen

3.4 In deze rechtszaak heeft [appellante] gevorderd, verkort weergegeven:

a. verklaring voor recht dat de schade gedekt is;

b. hoofdelijke veroordeling van Fatum en [geïntimeerde 1] tot schadevergoeding;

c. althans een beslissing die de rechter redelijk acht.

Beslissingen van het Gerecht

3.5 Bij het bestreden eindvonnis heeft het Gerecht de vordering tegen Fatum afgewezen en de vordering tegen [geïntimeerde 1] toegewezen tot Afl. 2.100.

3.6 Aan de afwijzing van de vordering tegen Fatum heeft het Gerecht de volgende overwegingen ten grondslag gelegd, verkort weergegeven. De schade aan de container is niet gedekt onder de opstalverzekering, omdat de container niet valt onder de definitie van ‘gebouw’ in de polisvoorwaarden (4.2-4.6 tussenvonnis). De schade aan de goederen in de container is niet gedekt onder de inboedelverzekering, omdat die goederen niet vallen onder de definitie van ‘inboedel’ in de polisvoorwaarden (4.7-4.8 tussenvonnis).

3.7 De overwegingen van het Gerecht in verband met de vordering tegen [geïntimeerde 1] zullen in een later vonnis aan de orde komen.

Beoordeling door het Hof

De vordering tegen Fatum

3.8 De vordering tot schadevergoeding tegen Fatum komt reeds niet voor toewijzing in aanmerking, omdat [appellante] geen bedrag heeft gevorderd. Voor zover zij bedoeld heeft te vorderen dat de zaak zal worden verwezen naar de schadestaatprocedure, stuit dat erop af dat dit bij een verzekeringsuitkering niet mogelijk is (zie HR 9 december 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD5717).

3.9 Het Hof verenigt zich met het oordeel van het Gerecht dat de container niet valt onder de definitie van ‘gebouw’ in de voorwaarden van de opstalverzekering (beide versies). Zoals het Gerecht terecht heeft overwogen, maakt de container naar verkeersopvatting geen deel uit van de woning en kan noch uit de aard van de container, noch uit de inrichting ervan worden afgeleid dat deze was bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Indien de gebruikers van de container de bedoeling hadden de container duurzaam ter plaatse te laten staan, doet die enkele omstandigheid niet aan het voorgaande af, gelet op de woorden ‘naar hun aard en inrichting’. Het komt, naar in Aruba van algemene bekendheid is, in Aruba voor dat mensen duurzaam een container op het erf hebben staan, die zij ongeveer gebruiken zoals men in Nederland een schuur gebruikt, maar dat doet aan het voorgaande evenmin af.

3.10 Het is aan [appellante] om voldoende feiten te stellen om te kunnen oordelen dat de goederen in de container vallen onder de definitie van ‘inboedel’ als vermeld in de voorwaarden van de inboedelverzekering (beide versies). Voor zover zij bedoeld heeft aansluiting te zoeken bij het brandschaderapport van [bouwkundige], geldt dat dit rapport een sterke aanwijzing is dat de goederen opgeslagen waren voor bedrijfsmatige activiteiten van [appellante], en dus niet behoorden tot een particuliere huishouding als bedoeld in de definitie van ‘inboedel’. Dit geldt ook voor de matrassen en koelkasten en overige goederen die [appellante] heeft genoemd. Die kunnen bedoeld zijn geweest voor de inrichting van de door [appellante] bedrijfsmatig te verhuren prefab-woningen. [appellante] heeft onvoldoende gesteld voor een ander oordeel. Ook heeft [appellante] in hoger beroep onvoldoende specifiek bewijs aangeboden van de stelling dat de inhoud van de container (deels) behoorde tot een particuliere huishouding.

3.11 Ook de container zelf moet geacht worden slechts in gebruik te zijn geweest voor bedrijfsmatige activiteiten van [appellante], zodat aangenomen moet worden dat ook die niet tot een particuliere huishouding behoorde.

3.12 [ [appellante] heeft een beroep gedaan op art. 2.2.2 van de Polisvoorwaarden van de Perfect inboedelverzekering. Daaruit blijkt dat schade aan goederen die zich op het erf bevinden, gedekt kan zijn, maar uit art. 2.2 blijkt dat het om ‘de omschreven goederen’ moet gaan, dus de goederen zoals omschreven in de definitie van ‘inboedel’. De enkele omstandigheid dat de container met inhoud zich niet in huis bevond, staat dus niet in de weg aan verlening van dekking, maar de omstandigheid dat [appellante] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat de goederen tot een particuliere huishouding behoorden, staat daar wel aan in de weg.

3.13 Uit de e-mailwisseling tussen [medewerker Fatum] en [betrokkene 1] mocht [appellante] redelijkerwijs niet iets anders afleiden, alleen al niet omdat Fatum ten tijde van die e-mailwisseling de schadeclaim al herhaaldelijk uitdrukkelijk en gemotiveerd had afgewezen. Bovendien is niet duidelijk wie [betrokkene 1] is en bevatten de e-mails van [medewerker Fatum] niets waaruit [appellante] redelijkerwijs mocht afleiden dat schade aan en in een (in goede staat verkerende) container gedekt is, ook als de container bij het aangaan van de verzekering niet is geïnspecteerd. Ook behoefde [medewerker Fatum] uit het gebruik van het woord ‘spulletjes’ door [betrokkene 1] redelijkerwijs niet te begrijpen dat [betrokkene 1] mede doelde op goederen die niet behoren tot een particuliere huishouding.

3.14 Bij pleitnota in hoger beroep heeft [appellante] stellingen ingenomen over contacten tussen partijen in 2016 waaruit zij meent te hebben mogen afleiden dat schade aan de container en de inhoud ervan gedekt zou zijn. Deze stellingen zijn onvoldoende specifiek voor het oordeel dat [appellante] erop mocht vertrouwen dat ook een container met inhoud, bedoeld voor bedrijfsmatige activiteiten, gedekt zou zijn onder de opstalverzekering en/of de inboedelverzekering. Ook in dit verband heeft [appellante] niet een voldoende specifiek bewijsaanbod gedaan.

3.15 Het hoger beroep in het geding tegen Fatum faalt. De vonnissen waarvan beroep dienen in zoverre te worden bevestigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De omstandigheid dat een van de gemachtigden werkzaam is bij Fatum staat niet in de weg aan een proceskostenveroordeling en een vergoeding voor salaris voor de gemachtigde. De proceskostenveroordeling zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat Fatum niet daartoe heeft geconcludeerd. In het geding tussen [appellante] en [geïntimeerde 1]

3.16 De akte van appel en memorie van grieven zijn op 17 april 2024 aan [geïntimeerde 1] betekend doordat terstond een afschrift ter post is bezorgd, ter verzending naar het adres waar [geïntimeerde 1] volgens een uittreksel van het bevolkingsregister in Aruba woont. De deurwaarder heeft als reden vermeld dat achterlating aan de woonplaats feitelijk onmogelijk was, omdat er geen brievenbus was. Dat is op zichzelf een geldige betekening volgens de voorschriften van art. 2 lid 1 Rv. Gelet echter op de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] in eerste aanleg zonder advocaat heeft geprocedeerd en uit het dossier blijkt dat op 17 februari 2022 wel een afschrift aan de woonplaats van [geïntimeerde 1] kon worden achtergelaten en op 28 maart 2022 een afschrift aan de woonplaats is uitgereikt aan [geïntimeerde 1] in persoon, zal het Hof de deurwaarder opdragen [geïntimeerde 1] opnieuw op te roepen en de stukken die [appellante] in hoger beroep heeft ingediend, aan hem te betekenen. In beginsel dient dat op kosten van [appellante] te gebeuren, maar omdat zij kosteloos procedeert, kan de deurwaarder de kosten in rekening brengen bij het Land Aruba. Aldus wordt bevorderd dat deze stukken [geïntimeerde 1] daadwerkelijk bereiken. Binnen zes weken na de hernieuwde oproeping kan [geïntimeerde 1] een memorie van antwoord indienen.

3.17 Het Gerecht heeft ambtshalve een procedure tussen [appellante] en S.E.L. Maduro & Sons (Aruba) in de beoordeling betrokken. In die zaak is inmiddels een vonnis in hoger beroep gewezen: GHvJ 1 juli 2025, AUA201904466 - AUA2021H00211. Het Hof zal de griffie ambtshalve opdragen een afschrift van dat vonnis bij de stukken van deze procedure te voegen en zal de deurwaarder opdragen een afschrift van dat vonnis aan [geïntimeerde 1] mee te betekenen.

3.18 Na tijdige ontvangst van de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] of na ommekomst van de daarvoor gestelde termijn zal het Hof de zaak naar de rol verwijzen voor pleitnota aan beide zijden. In de memorie van antwoord en de pleitnota’s kunnen partijen zich ook uitlaten over de betekenis van voornoemd vonnis van 1 juli 2025 voor deze zaak.

B E S L I S S I N G

Het Hof:

verleent [appellante] toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;

in de zaak tussen [appellante] en Fatum

bevestigt de vonnissen waarvan beroep, voor zover tussen [appellante] en Fatum gewezen;

veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Fatum gevallen en tot op heden begroot op Afl. 225,00 aan verschotten en Afl. 5.000,00 aan salaris voor de gemachtigde; in de zaak tussen [appellante] en [geïntimeerde 1]

draagt de griffie van het Hof op om een afschrift van het vonnis GHvJ 1 juli 2025, AUA201904466 - AUA2021H00211 ([appellante]/S.E.L. Maduro & Sons (Aruba)) te voegen bij de stukken van deze zaak;

draagt de deurwaarder aan wie dit vonnis ter hand zal worden gesteld op om:

  • de akte van appel,

  • de memorie van grieven,

  • de pleitnota in hoger beroep van [appellante],

  • de akte uitlating van [appellante],

  • de op 13 maart 2025 aan het Hof toegezonden productie van [appellante],

  • dit tussenvonnis en

  • het vonnis GHvJ 1 juli 2025, AUA201904466 - AUA2021H00211 ([appellante]/S.E.L. Maduro & Sons (Aruba))

te betekenen aan [geïntimeerde 1], met de vermelding dat hij binnen zes weken na de betekening een memorie van antwoord kan indienen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ondertekend door de rolrechter en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 12 augustus 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.