ECLI:NL:OGEAM:2025:71 - Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zaaknummer: SXM202400360
Vonnis d.d. 2 september 2025
in de zaak van
[naam eiser], wonende in Sint Maarten, eiser(es), gemachtigde: mr. J. Veen,
tegen
[naam gedaagde], wonende in Sint Maarten, nu gedetineerd in de Verenigde Staten, gedaagde, gemachtigde: mr. C.H.J. Merx,
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.
De zaak in het kort
[gedaagde] is in de Verenigde Staten strafrechtelijk veroordeeld, onder andere vanwege corrupte pogingen om de belastingdienst te dwarsbomen. Daarbij heeft hij valselijk opgegeven dat een bepaalde onroerende zaak van [eiser] was. Hierover heeft [eiser] in de Verenigde Staten moeten getuigen. De kosten daarvan (reis- en verblijfkosten en kosten juridische bijstand) claimt hij in dit geschil van [gedaagde]. Het Gerecht wijst de vordering voor het grootste deel toe.
1 Het procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit:
1.2. Het pleidooi heeft op 17 juli 2025 plaatsgevonden. [eiser] was aanwezig, met zijn gemachtigde mr. Veen. De aan [gedaagde] toegestuurde link voor een video-verbinding kon niet door hem worden gebruikt. Aan het begin van de zitting heeft zijn gemachtigde, mr. Merx, hem per telefoon gesproken en meegedeeld dat er opnieuw telefonisch contact zou worden opgenomen, als er vragen voor [gedaagde] zouden rijzen. Er is later tijdens de zitting geen contact meer met [gedaagde] geweest. Beide gemachtigden hebben gepleit en hun pleitaantekeningen overgelegd.
1.3. Vonnis is bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. [ gedaagde] en [eiser] kennen elkaar persoonlijk en zakelijk. Van 2006 tot en met 2013 hebben zij via hun bedrijven diverse vastgoedtransacties in Sint Maarten met elkaar gesloten.
2.2. In een in de Verenigde Staten lopende strafzaak tegen [gedaagde], heeft [eiser] in 2019 getuigenverklaringen afgelegd. Voorafgaande en tijdens de verhoren heeft [eiser] bijstand gehad van een gespecialiseerde advocaat uit Washington en van zijn advocaat uit Sint Maarten.
2.3. [ gedaagde] is op 21 November 2023 door de grand jury rechtbank in Roanoke (Virginia) schuldig bevonden aan
Hij is uiteindelijk op 13 mei 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar, betalen van een schadevergoeding van ruim USD 394.000,-, een boete van USD 250.000,- en proceskosten van USD 19.000,-.
2.4. Dit Gerecht heeft op 6 februari 2024 verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op alle aandelen die [gedaagde] houdt in [bedrijf X], statutair gevestigd op Anguilla, maar feitelijk mede in Sint Maarten. Dat beslag is op 6 maart 2024 gelegd.
3 Het geschil
3.1. [ eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan eiser te betalen een bedrag van USD 205.409, althans een bedrag aan schadevergoeding dat het Gerecht in goede justitie meent te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der voldoening en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2. [ eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Nadat een bedrijf van [gedaagde] in 2008 verzuimde premies voor het personeel in de USA te betalen, kreeg [gedaagde] in 2009 problemen met de Amerikaanse belastingdienst ("IRS"). Uiteindelijk werd hij verdacht van belastingfraude. Om zijn vermogen buiten het bereik van de IRS te brengen heeft hij, zonder medeweten van [eiser], gefingeerd dat een waardevol gebouw in Virginia aan een rechtspersoon uit het familiebedrijf van [eiser] toebehoorde in plaats van aan [gedaagde] zelf. Die rechtspersoon is [naam holding], ("[holding]"). [gedaagde] heeft documenten vervalst om te fingeren dat [holding] eigenaar zou zijn van het in [plaatsnaam], Virginia in de Verenigde Staten van Amerika. De IRS heeft daar strafrechtelijk onderzoek naar gedaan. De positie van [holding] was cruciaal. Daardoor werd [eiser] in 2019 als getuige betrokken in de strafzaak tegen [gedaagde]. Op verzoek van de Amerikaanse overheid is [eiser] drie maal naar de Verenigde Staten gereisd om getuigenverklaringen of te leggen. Hij heeft in verband hiermee aanzienlijke kosten moeten maken. Deze kosten zijn een gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] en wil [eiser] daarom als schadevergoeding verhalen op [gedaagde].
3.3. De onrechtmatige daad bestaat uit het volgende.[gedaagde] wist dat:
a. [holding] niet van hem was maar tot de [eiser] groepsstructuur behoorde;
b. [holding] in werkelijkheid geen schuldeiser van [gedaagde] was;
c. [holding] in werkelijkheid geen eigenaar van [adres] was;
d. hij geen toestemming had om de rechtspersoon of naam daarvan te gebruiken.
Omdat [gedaagde] volhardde in zijn valse voorstelling van zaken is [eiser] uiteindelijk ook in de strafzaak betrokken geraakt. [gedaagde] heeft de documenten zelf vervalst of doen vervalsen, maar hij heeft ze in elk geval zelf gebruikt en daarmee gefingeerd dat [adres] aan [holding] en de familie [eiser] toebehoort. De documenten die gebruikt werden, zijn zogenaamd getekend door [werknemer], een voormalige werknemer van [eiser], terwijl die persoon deze documenten in werkelijkheid niet getekend had.
3.4. [ gedaagde] heeft het volgende – kort weergegeven – tot verweer gevoerd. De oproeping is nietig want niet op een juiste wijze aan [gedaagde] betekend. De rechter in Sint Maarten is niet bevoegd. [gedaagde] woonde feitelijk in de Verenigde Staten en niet in Sint Maarten. Het recht van de Verenigde Staten is van toepassing, omdat alle schadetoebrengende handelingen van [gedaagde] in de Verenigde Staten zijn verricht. [eiser] is niet-ontvankelijk, omdat alle door hem als schade gevorderde kosten door een vennootschap zijn voldaan. De belastingkwestie doet voor deze zaak niet ter zake. [gedaagde] heeft geen valsheid in geschrifte gepleegd; het pand in [plaatsnaam] was wel eigendom van [holding] geworden.
3.5. [ gedaagde] heeft een vordering in reconventie ingesteld: I. [gedaagde] verzoekt om [eiser] en [werknemer] hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de schade die [gedaagde] ten gevolge van de onrechtmatige daad heeft geleden en nog steeds lijdt, waaronder begrepen maar niet beperkt tot de volgende schadeposten:
II. Tevens stelt [gedaagde] een -voorlopige- eis in tegen [eiser] wegens een onrechtmatige verrijking van ten minste -op en nabij- de navolgende bedragen:1 miljoen US dollar (USD 599.000, 275.000 en 131.000).
3.6. [ gedaagde] legt hieraan het volgende ten grondslag. I. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de verzoeker(s) [eiser] en [werknemer], al dan niet tezamen met [gedaagde], als medepleger van de gestelde onrechtmatige daad dienen te worden beschouwd. De verzoekers hebben actief deelgenomen aan, althans hebben bijgedragen aan, de gepleegde onrechtmatige daad door (i) het verschaffen van inlichtingen, (ii) het verlenen van hulp of (iii) op een andere wijze behulpzaam te zijn bij de fraude, zoals omschreven in het verzoekschrift.
II. De gevorderde bedragen zijn de bedragen die in de verhoren van [eiser] voorkomen en waarop hij slechts tot antwoord geeft dat die vermoedelijk van de appartementen in Sint Maarten afkomstig zijn en waarmee [bedrijfsnaam] en/of [eiser] onrechtmatig is verrijkt. In elk geval is het zo dat het geld naar [bedrijfsnaam] is overgemaakt. De juridische grondslag daarvoor is gegeven in artikel 6:212 BW (onrechtmatige verrijking). [bedrijfsnaam] en/of [eiser] en/of zijn moeder (de wederpartij) ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van de eiser, en dat deze verrijking in strijd is met de wet of onrechtmatig is.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Geen nietigheid oproeping
4.1. De oproeping is door de deurwaarder gedaan op 3 april 2024 en op de juiste wijze aan [gedaagde] betekend aan zijn woonadres in Sint Maarten. De oproeping is dus geldig. Bovendien is [gedaagde] in de procedure verschenen, zodat dit verweer van [gedaagde] wordt verworpen.
in conventie
Bevoegde rechter
4.2. [ gedaagde] staat ingeschreven en heeft zijn normale woonplaats in Sint Maarten. Dat hij destijds mogelijk feitelijk ook in de Verenigde Staten woonde of verbleef doet aan de bevoegdheid van dit Gerecht niet af. Volgens artikel 95 Rv is de rechter van de woonplaats van een gedaagde bevoegd om van de vordering kennis te nemen. De rechter in Sint Maarten is dus bevoegd om te beslissen in dit geschil. Overigens stelt [eiser] dat Sint Maarten de plaats is waar het schadetoebrengende feit zich heeft voorgedaan. Op grond van artikel 98 Rv is de rechter in Sint Maarten in dat geval ook bevoegd. Wat partijen over en weer nog meer over dit onderwerp hebben aangevoerd, kan verder onbesproken blijven.
Toepasselijk recht
4.3. Deze zaak heeft een internationaal karakter, omdat naar de stellingen van [eiser] de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden in de Verenigde Staten. Partijen zijn het erover eens dat er geen Sint Maartense wetgeving is, die deze kwestie regelt. Het Gerecht gaat daarom uit van het toepasselijke ongeschreven conflictenrecht. Dat ongeschreven recht bepaalt dat bij een vordering tot vergoeding van schade op grond van een onrechtmatige daad, in beginsel het recht van toepassing is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Bepalend is dus waar de door [eiser] gestelde directe schade is ingetreden. Dat is daar waar het verlies van vermogensbestanddelen door hem heeft plaatsgevonden. [eiser] woont in Sint Maarten, hij werkt hier en hij heeft hier zijn bedrijven, vermogen en bankrekeningen. Alle kosten, die verband houden met zijn afgelegde getuigenverklaringen, heeft hij betaald uit vermogen in Sint Maarten. (Hierna zal nog worden ingegaan op de vraag of dat zijn eigen vermogen was). De door [eiser] gestelde schade doet zich dus in Sint Maarten voor. Het recht van Sint Maarten is daarom van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
4.4. Uit de door [eiser] overgelegde stukken uit de Amerikaanse strafzaak blijkt naar het oordeel van het Gerecht afdoende dat de veroordeling onder (1) "Corruptly Endeavoring to Obstruct the IRS", mede ziet op de valse voorstelling van zaken die [gedaagde] heeft gegeven over de eigendom van het gebouw in [plaatsnaam]. Door manipulatie van stukken heeft [gedaagde] het doen voorkomen of de eigendom bij [holding] berustte, terwijl hij feitelijk zelf eigenaar was. Het in het geding gebrachte vonnis vermeldt dat [gedaagde] schuldig werd bevonden aan alle drie ten laste gelegde feiten. Na zijn veroordeling door een Grand Jury volgde een half jaar later het strafadvies aan de rechter. In dit advies werd onder meer het volgende over [gedaagde] vermeld:
(a) “First, he produced fraudulent documentation to (…) to obstruct the IRS civil enforcement action. Next, he produced the same fraudulent documentation to special agents to obstruct the criminal investigation. Then, he produced the same fraudulent documentation to the Assistant United States Attorney (via his lawyer) to obstruct the grand jury investigation. The defendant manipulated others as he pursued his obstructive behavior. (…) [eiser], whose company name [gedaagde] stole to use in the fraudulent document. (…)
(b) On cross examination, the defendant was asked about the testimony of a number of government witnesses, and he testified, under oath, that they committed perjury. He accused multiple witnesses of lying under oath of essentially coming together in a grand conspiracy to railroad him. But of course, that was not true as the jury credited the witnesses and not the defendant. This defendants blatant disrespect for his oath, the truth, the jury, and this Court cannot go unanswered. A sentence at the top of his Guidelines range is necessary and appropriate.
(c) False Documents Given to IRS
The defendant also had two commercial properties in Virginia which could have been used to pay his tax debt. Knowing that IRS was attempting to collect back taxes from him, the defendant instead decided to transfer the properties out of his name in order to prevent the IRS from seizing the assets. The properties were located at (…)in [plaatsnaam]. These were valuable properties. (…) To conceal that real estate deal, the defendant created fake documents purporting to document a loan he owed to a [holding] located in Miami, Florida. (…) The defendant concealed the substantial proceeds he earned from that sale when he wired the money offshore to [holding] in St. Maarten. The loan was entirely fabricated, as was the paperwork [gedaagde] supplied to the IRS. See testimony of [werknemer], [eiser], [naam 1], and [naam 2]. [gedaagde] created these false documents with substantial deliberation and effort. In order to make these documents look authentic and convincing, the defendant used templates provided by his business attorney. (…) Although the defendant did not sell (…), it was a valuable asset he owned, and so to obstruct the IRS from issuing a lien against that property, the defendant fabricated documents to make it look like he sold it. (…) Again, the defendant passed off these bogus documents to IRS criminal investigators in an effort to obstruct the IRS and evade the payment of his taxes. (…) and see testimony of [werknemer], [eiser], [naam 1] and [naam 2].”
Deze strafrechtelijke Amerikaanse stukken vormen naar het oordeel van het Gerecht afdoende bewijs van de manipulatie door [gedaagde] met de naam van [bedrijfsnaam].
4.5. [ gedaagde] heeft verzocht om het horen van de al in de strafzaak gehoorde getuigen. Zij zouden opnieuw in deze zaak moeten worden opgeroepen om hen te horen over punten, waarover zij in de Amerikaanse procedure onder ede valselijk zouden hebben verklaard. Gelet op wat hiervoor onder 4.4. (b) is vermeld, wijst het Gerecht het verzoek of aanbod van [gedaagde] af.
Onrechtmatige daad
4.6. De volgende vraag is of die manipulatie ook een onrechtmatige daad jegens [eiser] oplevert. Volgens het Gerecht is dat het geval. Vanaf 2002 had [holding] aandelen, die aan de familie [eiser] toebehoorden. [eiser] (eiser) was degene die de facto de beslissingen nam. Door de naam van dat bedrijf valselijk te gebruiken, was voor [gedaagde] voorzienbaar, dat [eiser] daardoor in de problemen zou komen. Dat is ook gebleken. De manipulatie was dan ook niet alleen strafrechtelijk laakbaar, maar ook civielrechtelijk ten opzichte van [eiser]. Dat [eiser] getuigenverklaringen heeft moeten afleggen, daarvoor driemaal naar de Verenigde Staten is gereisd en zich juridisch moest laten bijstaan, zijn de gevolgen van de onrechtmatige daad van [gedaagde]. Het was voorzienbaar voor [gedaagde] dat [eiser] deskundige bijstand zou moeten nemen en aan hem toe te rekenen dat [eiser] daarvoor kosten heeft gemaakt.
De gevorderde schade
4.7. [ eiser] stelt zich op het standpunt dat de hoogte van de schade inhoudelijk niet meer ter discussie staat, omdat [eiser] daar pas bij pleidooi inhoudelijk bezwaar tegen heeft aangevoerd. Het Gerecht verwerpt dat standpunt. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] het verzoekschrift overgelegd van de door hem gestarte begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht Advocatuur Sint Maarten. Weliswaar was dat een kansloos avontuur, maar uit de inhoud van dat verzoekschrift heeft [eiser] moeten opmaken dat [gedaagde] zich tegen de hoogte van de schade verzette. Hierna zal het Gerecht de schade-onderdelen afzonderlijk beoordelen.
Declaraties advocaat mr. Scott D. Michel
4.7.1. Na zijn eerste verhoor in maart 2019 door de IRS op het vliegveld van Miami, heeft [eiser] zich gewend tot mr. Michel in Washington. Deze advocaat is gespecialiseerd in fiscaal recht en fiscaal strafrecht. Dat [eiser] zich tot deze specialist met bijbehorend Amerikaans specialistentarief van meer dan USD 900,- per uur heeft gewend, vindt het Gerecht in de omstandigheden van het geval redelijk. Indien [eiser] niet op de juiste wijze zou worden bijgestaan, liep hij het risico zelf ook vervolgd – en mogelijk zelfs veroordeeld – te worden voor de malversaties met het pand in [plaatsnaam].
Mr. Michel heeft in een “affadavit” op 16 maart 2022 verklaard dat [eiser] aan zijn kantoor tot dat moment een bedrag van USD 69.002,- had betaald voor kosten en juridische werkzaamheden. Dat bedrag komt vrijwel overeen met wat in het verzoekschrift als totaal bedrag kan worden berekend van de declaraties tot en met 18 februari 2022: USD 68.602,57.
4.7.2. [ eiser] heeft ook vergoeding gevraagd van de declaraties vanaf 19 april 2022 tot en met 19 september 2023; een totaalbedrag van USD 42.132,28. Daarover is verder niets verklaard of ter onderbouwing door [eiser] overgelegd. [eiser] zal worden verzocht de desbetreffende declaraties in het geding te brengen.
4.7.3. [ eiser] vordert een bedrag van USD 24.082,87 voor de werkzaamheden die mr. Michel voor [werknemer] heeft verricht. Het mag zo zijn dat [naam N.V.] deze declaraties heeft betaald voor deze ex-werknemer van [holding], maar [eiser] heeft niet onderbouwd, waarom dit zijn persoonlijke schade is. Dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
Declaraties advocaat mr. J. Veen
4.7.4. [ eiser] heeft onderbouwd dat hij op 9 maart 2019 met zijn advocaat uit Sint Maarten en de advocaat uit Washington uitvoerig overleg heeft gevoerd over de zaak en de achtergronden daarvan. De kosten daarvan komen voor vergoeding in aanmerking.
4.7.5. [ eiser] voert verder aan dat er later nog verschillende keren overleg is geweest tussen mr. Michel en mr. Veen. Het Gerecht betwijfelt dat allerminst, maar is van oordeel dat de kosten van dergelijk overleg besloten liggen in de uren en het tarief dat mr. Michel aan [eiser] in rekening heeft gebracht. Het is niet redelijk om daarnaast ook de door mr. Veen gemaakte kosten aan [gedaagde] door te berekenen.
4.7.6. Datzelfde geldt voor de aanwezigheid van mr. Veen bij de verhoren van [eiser] als getuige. Het is ongetwijfeld verstandig van [eiser] om naast de Amerikaanse advocaat ook zijn advocaat uit Sint Maarten bij deze verhoren voor de zekerheid aanwezig te hebben, maar ook hier geldt dat dat niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend.
4.7.7. Aan [eiser] wordt verzocht dit onderdeel van de vordering van in totaal USD 44.093,43 uit te splitsen, met inachtneming van wat hiervoor onder 4.7.4. tot en met 4.7.6. is overwogen.
Reis- en verblijfkosten
4.7.8. De redelijke kosten van [eiser] voor driemaal reizen en enkele dagen verblijven in de Verenigde Staten begroot het Gerecht op USD 4.000,-. Voor mr. Veen zullen deze kosten worden begroot op USD 1.500,- (reis en verblijf 9 maart 2019), mede gelet op wat hiervoor is overwogen.
Algemeen
4.8. [ gedaagde] heeft ook als algemeen verweer aangevoerd dat uit de overgelegde productie 15 bij het verzoekschrift volgt, dat de facturen van de beide advocaten niet door [eiser], maar door zijn bedrijf zijn betaald. Het gaat hier niet om een eenmanszaak. [eiser] heeft dus zelf geen schade geleden, aldus [gedaagde].
4.9. Tijdens het pleidooi heeft [eiser] verklaard dat de kosten betaald zijn van rekeningen in Sint Maarten en dat hij zijn rekeningen in Sint Maarten heeft. Of hij het geld heeft geleend van derden, doet daarbij niet ter zake, aldus [eiser].
4.10. Uit de door [eiser] overgelegde productie 15 lijkt inderdaad te volgen dat de kosten door [naam N.V.] zijn voldaan. De declaraties van de Amerikaanse advocaat en van zijn advocaat in Sint Maarten zijn niet overgelegd. Of [eiser] het geld heeft geleend, of dat het bedrag in zijn nadeel in rekening-courant in zijn bedrijf is geboekt, zoals ter zitting door de gemachtigde werd verklaard, kan het Gerecht niet beoordelen. Het Gerecht merkt op, dat een groot deel van de declaraties al uit 2019 dateert. [eiser] heeft uitdrukkelijk aangeboden te bewijzen dat de schade daadwerkelijk door hemzelf is geleden (en dus niet door een ander). Voordat verder zal worden beslist, zal hij in de gelegenheid worden gesteld het aangeboden bewijs te leveren. Daartoe zal de zaak naar een rolzitting worden verwezen. Desgewenst kan [eiser] het verlangde bewijs direct bij akte leveren. [gedaagde] krijgt later de gelegenheid om bij akte te reageren.
Proceskosten
4.11. Over de proces- en beslagkosten zal op een later moment in de procedure worden beslist.
[gedaagde] neemt het standpunt in dat er rauwelijks is gedagvaard, omdat hij niet eerst door [eiser] in gebreke is gesteld.
Het Gerecht is van oordeel dat het verzoekschrift niet rauwelijks is betekend. [gedaagde] heeft vele woorden gewijd aan de vraag of hij op juiste wijze in gebreke is gesteld. Zoals hiervoor onder 4.6. is overwogen, gaat het Gerecht uit van een door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad. In dat geval is geen ingebrekestelling nodig om in verzuim te raken.
in reconventie
4.12. Onder onderdeel I. wordt ook een vordering ingesteld tegen [werknemer], die in deze procedure geen partij is. Voorts lijkt het te gaan om de proceskosten, die [gedaagde] gemaakt heeft in deze zaak. En ook wordt immateriële schade gevorderd die het gevolg is van de strafrechtelijke veroordeling in de Verenigde Staten. De vordering lijkt dan weer te zijn gebaseerd op de stelling dat [eiser] en [werknemer] als medeplegers of medeplichtigen van [gedaagde] moeten worden beschouwd. Het Gerecht is het met [eiser] eens dat deze vorderingen onbegrijpelijk zijn, zonder nadere toelichting of onderbouwing. Dat geldt ook voor het onder II. gevorderde, dat ook nog eens “voorlopig” als eis wordt ingesteld. Hierbij wil het Gerecht aannemen dat [holding] zal zijn bedoeld in plaats van [bedrijfsnaam]. De door [gedaagde] genoemde bedragen komen inderdaad voor in de verhoren in de Verenigde Staten, maar of en hoe dat een ongerechtvaardigde verrijking in deze zaak oplevert, wordt niet nader onderbouwd. Ook na het verweer van [eiser] is hierover tijdens het pleidooi verder niets uitgelegd. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.13. [ gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij. Hij zal daarom bij eindvonnis worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser]. Die worden begroot op Cg 4.000,- aan salaris voor de gemachtigde (2 x 0,5 punt).
5 De beslissing
Het Gerecht:
in conventie
5.1. laat [eiser] toe te bewijzen dat hij de gestelde schade zelf heeft geleden;
5.2. verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 september 2025, aan de zijde van [eiser], voor akte:
a. waarin [eiser] kan aangeven of, en zo ja op welke wijze, hij het verlangde bewijs wil leveren en als hij het bewijs met schriftelijke stukken wil leveren, die stukken direct in het geding te brengen;
b. om een nadere toelichting te geven, zoals bedoeld in 4.7.2. hiervoor;
c. om een nadere toelichting te geven, zoals bedoeld in 4.7.7. hiervoor;
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
5.4. houdt de beslissing aan tot het eindvonnis in conventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
Productie 15
Artikel 6:83 aanhef, onder b. BW