ECLI:NL:HR:2025:1422 - Hoge Raad verwerpt cassatieberoep over BPM-naheffingen met artikel 81 RO - 26 september 2025
Arrest
Essentie
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep in een zaak over naheffingsaanslagen BPM ongegrond op basis van artikel 81, lid 1, van de Wet RO. De aangevoerde klachten rechtvaardigen geen inhoudelijke motivering, omdat beantwoording niet van belang is voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/04334 Datum26 september 2025
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
-
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
-
de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam van 26 september 2023, nrs. 22/00653 tot en met 22/02066, 22/02068 tot en met 22/02082, 22/02084 tot en met 22/02116, 22/02122 tot en met 22/02233, 22/02235 tot en met 22/02246, 22/02249 tot en met 22/02263, 22/02304 tot en met 22/02331 en 22/02409 tot en met 22/02412
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraken van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraken van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraken. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2025.
ECLI:NL:GHAMS:2023:3184.