ECLI:NL:HR:2025:1384 - Hoge Raad: Alcoholverslaving is onvoldoende voor Wzd-machtiging zonder vastgestelde psychische stoornis - 26 september 2025
Arrest
Essentie
Een rechterlijke machtiging op grond van artikel 24 lid 4 Wzd kan niet worden verleend op basis van enkel een alcoholverslaving. De Hoge Raad vereist dat de rechter vaststelt dat er sprake is van een psychische stoornis die het gevaar voor de betrokkene overwegend beheerst.
Formele relaties
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 24/03612 Datum 26 september 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene] , wonende te [woonplaats] , VERZOEKSTER tot cassatie, hierna: betrokkene, advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
CENTRUM INDICATIESTELLING ZORG, gevestigd te Utrecht, VERWEERSTER in cassatie, hierna: het CIZ, niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/05/437719 / FZ RK 24 1550 van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2024. Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het CIZ heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In dit geding heeft het CIZ een rechterlijke machtiging verzocht tot opname en verblijf van betrokkene in een accommodatie voor de duur van zes maanden, in aansluiting op een eerdere zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
2.2 Bij het verzoekschrift is een medische verklaring van een onafhankelijke psychiater overgelegd. In deze medische verklaring is onder meer vermeld:
“a. Is er naar uw oordeel sprake van een psychogeriatrische aandoening, een verstandelijke beperking, een daarmee gepaard gaande psychische stoornis (danwel een combinatie hiervan) of een daaraan gelijkgestelde aandoening?
X Ja (…)
b. Tot welke diagnose bent u gekomen?
Er is sprake van de ziekte van Korsakow
(…)
d. Zijn er andere relevante diagnoses en welke?
Er is in ieder geval sprake van een chronisch-recidiverende alcoholverslaving. Deze is de oorzaak van de ziekte van Korsakow die bij patiente ontstaan is. Er is sprake van reeds langer bestaande emotionele problematiek. Deze is eerder benoemd als borderline persoonlijkheidsstoornis en als posttraumatische stressstoornis.
(…)”
2.3 Op 9 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Tijdens de zitting heeft de advocaat van betrokkene de rechtbank verzocht een second opinion te gelasten.
2.4 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking
“3.6. De rechtbank stelt vast dat de diagnose Korsakov die in de medische verklaring is opgenomen veel discussie heeft doen ontstaan. Op grond van wat is besproken is de diagnose Korsakov voor de rechtbank niet komen vast te staan. Wel staat vast voor de rechtbank dat sprake is van (enige) cognitieve problemen. Dat is niet betwist en uit meerdere testen gebleken. Daarnaast is sprake van meerdere psychische aandoeningen, waaronder een chronisch-recidiverende alcoholverslaving. Tot slot is sprake van reeds langer bestaande emotionele problematiek. Deze is eerder benoemd als borderline persoonlijkheidsstoornis en posttraumatische stressstoornis.
3.7. Bij de vraag of de Wzd in een dergelijke situatie van toepassing is, heeft de wetgever (na een wetswijziging) de zorgbehoefte naast de stoornis mede leidend laten zijn. Kort samengevat betekent dat, dat als er geen behandelmogelijkheden zijn en er met name zorg nodig is om ‘regieverlies’ tegen te gaan, de WZD van toepassing is, ook als er sprake is van een psychische stoornis en niet van een psychogeriatrische stoornis, een verstandelijke beperking of een gelijkgestelde aandoening (op grond van artikel 24 lid 4 Wzd). De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. Cliënt worstelt al jaren met diverse psychische problemen waaronder een ernstige alcoholverslaving. Zij is als gevolg van die problemen al jarenlang in behandeling, maar zonder enig (blijvend) resultaat. In periodes dat cliënt is opgenomen functioneert zij redelijk goed maar zodra ze met ontslag naar huis gaat valt zij onmiddellijk terug in haar verslaving. Dat heeft ertoe geleid dat ze meerdere malen binnen korte tijd weer opgenomen moest worden, zelfs op de SEH afdeling van het ziekenhuis. Naast deze problematiek speelt sinds enige tijd ook cognitieve problematiek. Hoewel niet helemaal duidelijk is hoe ernstig die problematiek is, is het de rechtbank wel duidelijk dat de combinatie van problemen ernstig genoeg is om een opname te rechtvaardigen. En het is de rechtbank ook duidelijk dat de zorgbehoefte (gericht op het tegengaan van het ernstig nadeel) van cliënt het beste past bij het zorgregiem van de Wzd.
(…)
Second opinion
3.12. Omdat de huidige combinatie van psychische problemen en cognitieve problemen op grond van artikel 24 lid 4 Wzd voldoende zijn om een rechterlijke machtiging toe te wijzen, zal de rechtbank het verzoek van de advocaat om een second opinion te gelasten afwijzen. De mogelijke antwoorden op de door de advocaat van cliënt voorgestelde vragen is daarvoor niet relevant. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat de plaatsing bij [woonzorglocatie] (afdeling (…)) juist plaatsvindt om de diagnose te verfijnen en om te onderzoeken welke precieze zorgbehoefte passend is. Daarbij is het ook mogelijk dat de conclusie wordt dat ze niet (langer) zal worden opgenomen maar dat toegewerkt wordt naar terugkeer naar huis in combinatie met intensieve thuiszorg of dat ze begeleid zal moeten gaan wonen.”
3 Beoordeling van het middel
3.1 Onderdeel 1.2 van het middel is gericht tegen het oordeel in rov. 3.7 dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis als bedoeld in art. 24 lid 4 Wzd. Het onderdeel klaagt dat dit oordeel onjuist is dan wel onvoldoende is gemotiveerd, omdat de rechtbank slechts cognitieve tekorten en een chronisch recidiverende alcoholverslaving heeft vastgesteld, zonder vast te stellen of de alcoholverslaving van betrokkene het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Volgens het onderdeel zijn louter cognitieve tekorten geen psychische stoornis in de zin van de Wvggz op basis waarvan een Wzd-machtiging kan worden verleend.
3.2 Op grond van art. 24 lid 4 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ een machtiging als bedoeld in art. 24 lid 1 Wzd voor onvrijwillige opname en (voortgezet) verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen ten aanzien van een persoon met een psychische stoornis. Daarvoor is vereist dat de rechter op basis van de verklaring van een ter zake kundige arts oordeelt dat sprake is van een psychische stoornis (a) die dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kan veroorzaken, (b) waarbij de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, en (c) waarbij deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
3.3 Uit de toelichting op het amendement waarmee art. 24 lid 4 Wzd is opgenomen in de wet
3.4 De rechtbank heeft in rov. 3.7 toepassing gegeven aan art. 24 lid 4 Wzd en in dat kader geoordeeld dat sprake is van (i) ‘diverse psychische problemen waaronder een ernstige alcoholverslaving’ en (ii) cognitieve problematiek waarvan de ernst niet helemaal duidelijk is. Cognitieve problematiek is, zoals het onderdeel terecht aanvoert, op zichzelf niet aan te merken als een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. Wat betreft psychische problematiek noemt de rechtbank alleen de ernstige alcoholverslaving. Voor het overige is volgens de rechtbank slechts sprake van emotionele problematiek.
Verslaving aan middelen als alcohol en drugs kan echter op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).
3.5 Onderdeel 2 klaagt dat de rechtbank in rov. 3.12 het verzoek om een second opinion ten onrechte en zonder toereikende motivering heeft afgewezen. Ook deze klacht slaagt. De rechtbank heeft deze beslissing gebaseerd op het door onderdeel 1.2 met succes bestreden oordeel dat de huidige combinatie van psychische en cognitieve problemen op grond van art. 24 lid 4 Wzd voldoende is om een rechterlijke machtiging te verlenen.
3.6 Voor zover de onderdelen 3 en 4 voortbouwen op de hiervoor genoemde slagende klachten, slagen deze onderdelen eveneens.
3.7 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2024;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 26 september 2025.
Rechtbank Gelderland 9 juli 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:4585 (schriftelijke uitwerking 16 juli 2024).
Kamerstukken II 2020/21, 35667, nr. 38, p. 2-3; Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoering te vereenvoudigen en technische onvolkomenheden en omissies te herstellen, Stb. 2021, 468.
Zie o.a. HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1433, rov. 3.2.1.