ECLI:NL:HR:2025:1370 - Hoge Raad verwerpt cassatieberoep in zaak Zwembadmoord Marum - 23 september 2025
Arrest
Essentie
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep in de zaak Zwembadmoord. De meeste klachten worden afgedaan met artikel 81 RO. De Hoge Raad constateert wel een schending van de redelijke termijn in de cassatiefase, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg, waardoor de veroordeling in stand blijft.
Formele relaties
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02037 Datum23 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 mei 2024, nummer 21-000039-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat B.Th. Nooitgedagt bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige. 2. Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde en het vierde cassatiemiddel De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
3.1 Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2 Het cassatiemiddel is gegrond. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2025.