ECLI:NL:HR:2025:1324 - Opzetheling: ontoereikende motivering voor 'weten' bij voorhanden krijgen gestolen auto - 23 september 2025
Arrest
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat een bewezenverklaring voor opzetheling onvoldoende is gemotiveerd als uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed 'wist' dat het gestolen was. Een overweging die voorwaardelijk opzet suggereert, volstaat niet.
Formele relaties
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01091 Datum23 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 maart 2023, nummer 22-000588-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover het de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 10-216667-21 onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Den Haag, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1 Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10-216667-21 onder 1 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd, omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto ‘wist’ dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1 Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 10-216667-21 onder 1 bewezenverklaard dat: “hij op 12 augustus 2021 te [plaats] , een auto (merk: Mercedes-Benz), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
2.2.2 Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen: “1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2021 van de politie, eenheid Noord-Nederland, met nr. PL1700-2021249022-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 5 e.v.): als de op 12 augustus 2021 afgelegde verklaring van [aangever] : Ik ben eigenaar van een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type S-klasse, [kenteken] . Op woensdag 11 augustus 2021 zag ik dat mijn personenauto door onbekende(n) was weggenomen.
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2021 van de politie, eenheid Rotterdam, met nr. PL1700-2021249740-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 9 e.v.): als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren: Op 12 augustus 2021 reden wij te [plaats] . Wij hoorden dat er een voertuig voorzien van code300 (gestolen voertuig) in het bedrijfsprocessensysteem stond. Dit voertuig voorzien van het [kenteken] zou door een ANPR-camera zijn gesignaleerd op de [a-straat] te [plaats] . Wij zijn richting de laatstgenoemde locatie gereden en troffen het voertuig aan op de [b-straat] . De bestuurder bleek te zijn: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1977 geboren [geboorteplaats] .”
2.2.3 Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen: “De verdachte heeft op 12 augustus 2021 verklaard dat hij de auto, een Mercedes-Benz, type S-klasse, een uur of 7 in bezit heeft. Hij heeft de auto geleend van ene [betrokkene 1] , een kennis van hem van wie hij adres noch telefoonnummer kent. Hij kwam [betrokkene 1] toevallig tegen. Hij leende de auto van hem omdat de verdachte zijn spullen wilde ophalen in [plaats] . De verdachte heeft geen nadere vragen gesteld of nader onderzoek gedaan naar de herkomst van de auto, zo blijkt uit zijn verklaring.
Het hof is van oordeel dat gelet op voorgaande feiten en omstandigheden het op de weg van de verdachte had gelegen om nader onderzoek te doen naar de herkomst van deze - zeer luxe en kostbare - auto, hetgeen hij ten onrechte heeft nagelaten. Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte wist, althans gegeven de omstandigheden de aanmerkelijke kans aanvaardde, dat de auto was gestolen en dat opzetheling van de auto wettig en overtuigend is bewezen.”
2.3 De bewezenverklaring houdt onder meer in dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto ‘wist’ dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit onderdeel van de bewezenverklaring kan echter niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering van het hof. De uitspraak van het hof is in dat opzicht ontoereikend gemotiveerd.
2.4 Het cassatiemiddel slaagt.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 10-216667-21 en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2025.