Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Den Haag

ECLI:NL:GHDHA:2023:506 - Gerechtshof Den Haag - 13 maart 2023

Arrest

ECLI:NL:GHDHA:2023:50613 maart 2023

Arrest inhoud

Rolnummer: 22-000588-22

Parketnummers: 10-216667-21, 10-285600-21 en

10-110584-19 (TUL)

Datum uitspraak: 13 maart 2023

TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2022 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1977, thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, verblijvende [verblijfplaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 10-216667-21 (verder: Dagvaarding I) onder 1 en 2 en bij parketnummer 10-285600-21 (verder: Dagvaarding II) tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken. Voorts is de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf bevolen. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Dagvaarding I:

1.hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam, een auto (merk: Mercedes-Benz), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,0 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Dagvaarding II:

1.hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Rotterdam uit een personenauto (merk Porsche, type Cayenne E-Hybrid, kenteken [kenteken] ) een of meerdere betaalpassen en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel en/of een apparaat tot welk gebruik hij, verdachte niet gerechtigd was.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder dagvaarding I en II tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I en II tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Dagvaarding I:

1.hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam, een auto (merk: Mercedes-Benz), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.hij op of omstreeks 12 augustus 2021 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,0 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Dagvaarding II :

1.hij op of omstreeks 10 juli 2021 te Rotterdam uit een personenauto (merk Porsche, type Cayenne E-Hybrid, kenteken [kenteken] ) een of meerderebetaalpassenen/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel en/of een apparaat tot welk gebruik hij, verdachte niet gerechtigd was.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde levert op: opzetheling.

Het in dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde levert op: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Het in dagvaarding II bewezenverklaarde levert op: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan opzetheling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en ook een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt. Voor de eigenaar van het gestolen goed is heling een hinderlijk feit dat ook financiële schade voor hem kan meebrengen.

De verdachte heeft ook een hoeveelheid MDMA voorhanden gehad, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen onrust voor de samenleving met zich mee. Tenslotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad.

Tot slot heeft de verdachte ook een diefstal gepleegd door goederen uit een auto weg te nemen. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens en overlast met zich meebrengt.

Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich aan de thans bewezenverklaarde feiten schuldig te maken.

Gelet op de ernst van de feiten, de hardnekkige recidive van verdachte op het gebied van vermogensdelicten en in aanmerking genomen dat de verdachte heeft verklaard dat zijn cocaïneverslaving de belangrijkste oorzaak is voor zijn criminele levenswijze, terwijl uit niets blijkt dat deze verslaving is opgelost, is het hof van oordeel dat, mede uit hoofde van normhandhaving en vergelding, slechts een gevangenisstraf in aanmerking komt. Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte thans bezig zou zijn met (het verkrijgen van) werk, maar nu dit niet nader is onderbouwd en de verdachte, hoewel op de hoogte van de zitting, niet is verschenen om een en ander toe te lichten, zal het hof daar geen rekening mee houden.

Het hof is - alles afwegende - van oordeel, anders dan de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden, langere, duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 september 2019 onder parketnummer 10-110584-19 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met proeftijd van 2 jaren, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.

In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.

De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf is derhalve gegrond.

Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-216667-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 10-285600-21 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-216667-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 10-285600-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 3 september 2019, parketnummer 10-110584-19, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.

Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, mr. H.C. Plugge en mr. M. van der Horst, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 maart 2023.