ECLI:NL:HR:2025:1310 - Moordzaak: Cassatieklachten afgedaan met artikel 81 RO, strafvermindering door termijnoverschrijding - 16 september 2025
Arrest
Essentie
De Hoge Raad verwerpt de inhoudelijke cassatieklachten met toepassing van artikel 81 lid 1 RO. Wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, vernietigt de Hoge Raad de uitspraak uitsluitend wat betreft de strafhoogte en vermindert de gevangenisstraf.
Formele relaties
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04439 Datum16 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 november 2023, nummer 22-003285-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten J.E. Kötter en J.L. L'Homme bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Namens de [benadeelde] heeft de advocaat C.P. Zwaanswijk bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3.1 Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2 Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van dertien jaren en zes maanden.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze dertien jaren beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2025.