ECLI:NL:HR:2024:690
Arrest
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01263 Datum14 mei 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2021, nummer 23-001808-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999, hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam, teneinde op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1 Het cassatiemiddel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2021 in strijd met artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet door de voorzitter is ondertekend.
2.2 Bij de stukken bevinden zich: (i) een proces-verbaal van de terechtzitting van het hof (enkelvoudige kamer) van 26 maart 2021, en(ii) een aantekening van het mondeling arrest als bedoeld in artikel 425 lid 3 Sv van dezelfde datum. De Hoge Raad begrijpt dat de onder i en ii bedoelde stukken samen het proces-verbaal van de terechtzitting vormen waarin het mondeling arrest is aangetekend, als bedoeld in artikel 425 lid 3 Sv. De aantekening van het mondeling arrest is aan het slot voorzien van één handtekening en houdt onder meer in: “Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat alleen door de griffier is vastgesteld en ondertekend, daartoe was de raadsheer niet in staat nu hij vanaf 30 april 2022 niet meer werkzaam is bij het gerechtshof Amsterdam.”
2.3 Artikel 327 Sv luidt: “Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een der rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijne verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt.”
2.4.1 Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2021 is niet door de rechter die over de zaak heeft geoordeeld vastgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 327 Sv. Aan dat verzuim doet niet af dat dit proces-verbaal wel is vastgesteld en ondertekend door de griffier. Op grond van de tweede volzin van artikel 327 Sv kan vaststelling en ondertekening van het proces-verbaal door de rechter die over de zaak heeft geoordeeld, immers niet worden gemist. (Vgl. HR 17 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1803.)
2.4.2 De enkele onderaan het proces-verbaal vermelde grond dat de raadsheer niet in staat was tot vaststelling en ondertekening van dit proces-verbaal, omdat hij sinds 30 april 2022 niet meer werkzaam was bij het hof, vormt niet een zodanig bijzondere omstandigheid dat het aan het hiervoor in 2.4.1 genoemde verzuim te verbinden gevolg van nietigheid van het onderzoek op de terechtzitting en de naar aanleiding daarvan gegeven einduitspraak achterwege kan blijven.
2.5 Het cassatiemiddel slaagt.
3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2024.