ECLI:NL:HR:2022:311
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00048
Datum 25 februari 2022
ARREST
In de zaak van
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [de moeder],
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
STAAT DER NEDERLANDEN,zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: de Staat,
advocaten: K. Teuben en M.M. van Asperen.
het vonnis in de zaak C/09/580912/KG ZA 19/947 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2019;
het arrest in de zaak 200.267.534/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 november 2019.
[de moeder] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie). Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vicepresidenten M.V. Polak en M.J. Kroeze en de raadsheren C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 25 februari 2022.