Artikel 8. Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Dit artikelonderdeel stelt dat elke persoon recht heeft op respect voor zijn of haar privéleven, zijn of haar familie- en gezinsleven, zijn of haar woning en zijn of haar correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Dit artikelonderdeel bepaalt dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht (het recht zoals omschreven in lid 1). Deze regel geldt echter niet als aan twee voorwaarden is voldaan: de inmenging moet bij de wet zijn voorzien én de inmenging moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. Deze noodzakelijkheid kan gebaseerd zijn op de volgende belangen: het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:RVS:2024:2643 - Raad van State - 2 juli 2024
ECLI:NL:HR:2002:AD5356 - Hoge Raad - 21 februari 2002
ECLI:NL:HR:2010:BL5629 - Militariabeurs Ciney: rechtmatigheid van opsporing door Nederlandse ambtenaren in het buitenland - 4 oktober 2010
De rechtmatigheid van opsporingshandelingen door Nederlandse ambtenaren in het buitenland wordt getoetst aan Nederlands recht. Een schending van de soevereiniteit van de vreemde staat is daarbij in beginsel niet relevant voor de strafzaak van de verdachte, aangezien dit de belangen van die staat beschermt.
ECLI:NL:HR:2019:1278 - Hoge Raad - 18 juli 2019
ECLI:NL:HR:2011:BQ8097 - BKR-registratie en de Wet bescherming persoonsgegevens: altijd een belangenafweging vereist - 8 september 2011
De verwerking van persoonsgegevens, zoals een BKR-registratie, vereist op basis van de Wbp altijd een belangenafweging. Zelfs bij een wettelijke verplichting of toestemming moeten de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit worden toegepast, waarbij de inbreuk op privacy in verhouding moet staan tot het doel.
ECLI:NL:HR:2017:584 - Smartphone-onderzoek: de grenzen van de opsporingsbevoegdheid onder artikel 94 Sv - 3 april 2017
Artikel 94 Sv is een onvoldoende wettelijke basis voor een smartphone-onderzoek dat een meer dan beperkte inbreuk op de privacy maakt. Voor zulk verstrekkend onderzoek is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist, afhankelijk van de mate van inbreuk.
ECLI:NL:HR:2014:91 - Actieve rol rechter bij frustratie omgangsregeling door verzorgende ouder - 16 januari 2014
De rechter moet zich maximaal inspannen om omgang tussen een kind en de niet-verzorgende ouder mogelijk te maken, ook als de verzorgende ouder weigert mee te werken. Pas nadat alle gepaste maatregelen zijn beproefd, kan de omgang op grond van het belang van het kind worden ontzegd.
ECLI:NL:HR:2008:BC8231 - Hoge Raad - 12 mei 2008
ECLI:NL:HR:2006:AV4122 - Hoge Raad - 4 september 2006
ECLI:NL:HR:2019:2006 - Hoge Raad - 19 december 2019
Klimaatzaak Urgenda, Urgenda Arrest