Bedrog in arbitrage: vernietiging en herroeping na ontdekking tijdens de procedure
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Bedrog dat tijdens een arbitrale procedure wordt ontdekt, moet in die procedure aan de orde worden gesteld. Als de arbiters het bedrog beoordelen en verwerpen, kan dit later geen grond meer zijn voor vernietiging wegens strijd met de openbare orde.
Samenvatting feiten
In een arbitraal geschil over vertragingsschade stelde hoofdaannemer [eiseres] dat onderaannemer Elite aansprakelijk was. De arbiters oordeelden van niet. Later verzocht [eiseres] de arbiters terug te komen op hun beslissing, omdat Elite stukken zou hebben achtergehouden. De arbiters beoordeelden deze stelling en de stukken, maar zagen geen reden om hun oordeel te wijzigen. [eiseres] vordert vervolgens bij de overheidsrechter vernietiging van de arbitrale vonnissen op grond van bedrog.
Cassatieberoep door
[eiseres] B.V. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam.
Rechtsvraag
De centrale vraag is hoe de rechtsmiddelen herroeping (art. 1068 oud Rv) en vernietiging (art. 1065 oud Rv) zich tot elkaar verhouden wanneer bedrog, zoals het achterhouden van stukken, al tijdens de arbitrale procedure wordt ontdekt. Kan een partij, nadat de arbiters het beroep op bedrog hebben beoordeeld en verworpen, alsnog vernietiging van het arbitrale vonnis vorderen op de grond dat het vonnis door datzelfde bedrog in strijd is met de openbare orde?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte aannam dat herroeping mogelijk was, omdat het bedrog al tijdens de procedure was ontdekt. De vordering tot vernietiging faalt echter ook. Omdat de arbiters de achtergehouden stukken hebben beoordeeld, is hun beslissing niet tot stand gekomen onder invloed van het achterhouden, maar op basis van hun waardering van die stukken. Deze waardering van bewijs raakt de openbare orde niet, waardoor er geen grond voor vernietiging is.
Rechtsregel
Een partij die tijdens een arbitrale procedure bedrog ontdekt, moet dit aan de arbiters voorleggen. Doet de partij dit en verwerpen de arbiters het beroep op bedrog na onderzoek, dan kan die partij na afloop van de procedure niet alsnog vernietiging van het vonnis vorderen op grond van strijd met de openbare orde. De arbitrale beslissing is dan immers niet tot stand gekomen onder invloed van het bedrog, maar op basis van de waardering van het bewijs door de arbiters.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Als een arbitraal vonnis tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, kan dat grond opleveren voor het oordeel dat het vonnis, of de wijze waarop het vonnis tot stand kwam, in strijd is met de openbare orde zoals bedoeld in art. 1065 lid 1, onder e, (oud) Rv. Een partij kan in een vernietigingsprocedure dus op deze grond vernietiging van een arbitraal vonnis vorderen.
Indien een partij in een arbitrale procedure stelt dat zij na een tussenvonnis stukken in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden en dat de inhoud daarvan op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zou zijn geweest, zal zij de bedoelde stukken in het geding moeten brengen. Als arbiters het beroep op bedrog na beoordeling van deze stukken hebben verworpen, kan niet na beëindiging van de arbitrale procedure op dezelfde grond vernietiging worden gevorderd. In dat geval kan immers niet meer worden gezegd dat de arbitrale beslissing onder invloed van het achterhouden van stukken tot stand is gekomen en kan op die grond van strijd met de openbare orde geen sprake zijn.
(r.o. 3.2.5)Deze overwegingen zijn cruciaal omdat ze de procedurele route en de grenzen van rechtsmiddelen tegen arbitrale vonnissen verduidelijken. Studenten leren hieruit dat een partij niet kan 'shoppen' tussen rechtsmiddelen. Als een beroep op bedrog binnen de arbitrageprocedure zelf is behandeld en verworpen, is de kous af. De vernietigingsgrond 'strijd met de openbare orde' is geen verkapt hoger beroep om de feitelijke waardering door de arbiters opnieuw te laten toetsen door de overheidsrechter. Dit benadrukt het finale karakter van de arbitrale rechtsgang.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/01256
Datum 30 september 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaten: R.P.J.L. Tjittes en H. Boom,
tegen
ELITE SYSTEMEN B.V.,gevestigd te Oss,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Elite,
advocaat: M.A.J.G. Janssen.
de vonnissen in de zaak C/13/635699 / HA ZA 17-973 van de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2019 en 22 mei 2019;
het arrest in de zaak 200.261.836/01 van het gerechtshof Amsterdam van 22 december 2020.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Elite heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [eiseres] mede door C.A. Bosma en voor Elite mede door T.M. Subelack.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiseres] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
“De brief van 21 oktober 2010 werpt geen nieuw licht op het geschil zodanig dat daardoor een overweging voor heroverweging in aanmerking komt. Dat de leverancier in haar eigen brief meldt dat zij van mening is niet aansprakelijk te zijn voor vertraging, is op zich niet verrassend. Die eigen mededeling levert dan ook geen bewijs op van een feit, laat staan een nieuw feit. (...) Arbiters hebben bij tussenvonnis overwogen dat uit de uitspraken van de leverancier tijdens die vergadering blijkt dat de leverancier organisatorische en productieproblemen had en zich niet aan de toegezegde levertijd van zes weken kon houden. Daarmee staat vast dat de leverancier vertraging heeft veroorzaakt. Enige vertraging aan de zijde van onderaanneemster heeft hoofdaanneemster daartegenover niet aannemelijk gemaakt. Uit het verslag van de vergadering blijkt met name niet dat de vertragingsoorzaken gelegen zijn in aan onderaanneemster te wijten oorzaken. Arbiters zien derhalve geen aanleiding terug te komen op hun overwegingen in het tussenvonnis. (…) Ter zitting benadrukte hoofdaanneemster nog dat uit de brief van 21 oktober 2010 voor het eerst blijkt dat de leverancier niet verantwoordelijk is voor het inmeten en dat zij dat uitdrukkelijk van haar opdracht had uitgesloten. Arbiters zijn van oordeel dat daarin niets nieuws besloten ligt. (...) Voor zover hoofdaanneemster meende niet volledig op de hoogte te zijn van de inhoud van de contractuele relatie tussen onderaanneemster en de leverancier, had zij van de standaard uit kunnen gaan. De brief van 21 oktober 2010 meldt in dat opzicht niets bijzonders. (...) ”
(vii) [eiseres] heeft tegen deze uitspraak arbitraal hoger beroep ingesteld. (viii) Bij arbitraal vonnis van 12 december 2016 heeft het scheidsgerecht in hoger beroep overwogen dat het scheidsgerecht in eerste aanleg niet kon terugkomen van beslissingen waartegen in het eerdere hoger beroep niet was gegriefd of die in dat eerdere hoger beroep waren bekrachtigd. In aansluiting daarop heeft het scheidsgerecht overwogen dat ook als mocht blijken dat Elite feiten en stukken heeft achtergehouden, dat niet tot heroverweging van onherroepelijke bindende eindbeslissingen kan leiden. Volgens het scheidsgerecht rest dan slechts de mogelijkheid van een verzoek tot herroeping op de voet van art. 1068 (oud) Rv. (ix) De arbitrale vonnissen van 11 december 2012, 7 juli 2014, 15 oktober 2015 en 12 december 2016 worden hierna gezamenlijk aangeduid als de ‘arbitrale vonnissen’.
2.2.1 [eiseres] heeft in deze procedure bij het hof gevorderd dat de arbitrale vonnissen gedeeltelijk worden herroepen op de voet van art. 1068 (oud) Rv, althans gedeeltelijk worden vernietigd op de voet van art. 1065 (oud) Rv.
2.2.2 Het hof heeft de vordering tot herroeping afgewezen op de grond dat niet was voldaan aan het voor herroeping gestelde vereiste dat het achterhouden van stukken en feiten is ontdekt na afloop van de arbitrale procedure. In een overweging ten overvloede heeft het hof als onjuist bestempeld het oordeel van het scheidsgerecht in hoger beroep dat ook als mocht blijken dat Elite stukken en feiten heeft achtergehouden, slechts de mogelijkheid van een verzoek tot herroeping openstaat.
2.2.3 Het hof heeft zich met betrekking tot de vordering tot gedeeltelijke vernietiging onbevoegd verklaard en heeft de zaak in zoverre verwezen naar de rechtbank.
2.2.4 De rechtbank heeft de vordering tot vernietiging afgewezen. Zij heeft geoordeeld dat daargelaten of, indien sprake is van bedrog, dit op zichzelf ertoe kan leiden dat de arbitrale vonnissen in strijd zijn met de openbare orde en dit een grond voor vernietiging oplevert, niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van bedrog aan de zijde van Elite.
2.2.5 [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld. Zij heeft onder meer aangevoerd dat de arbitrale vonnissen als gevolg van bedrog door Elite op onjuiste feiten zijn gebaseerd en daarom in strijd zijn met de openbare orde als bedoeld in art. 1065 lid 1, onder e, (oud) Rv.
2.2.6 Het hof heeft in het bestreden arrest
3 Beoordeling van het middel
3.1 Onderdeel 2 van het middel voert in de eerste plaats aan dat het hof heeft miskend dat niet aan de vereisten voor herroeping op de voet van art. 1068 lid 1 (oud) Rv is voldaan omdat het bedrog al tijdens de arbitrale procedure is ontdekt. Het onderdeel betoogt voorts dat onjuist is het oordeel van het hof dat het niet de openbare orde raakt en dus geen grond voor vernietiging oplevert als de arbitrale vonnissen als gevolg van bedrog op onjuiste feiten zijn gebaseerd.
3.2.1 Bij de beoordeling van deze klachten dient het volgende tot uitgangspunt.
3.2.2 Herroeping kan ingevolge art. 1068 lid 1 (oud) Rv slechts plaatsvinden op de gronden (a) dat het vonnis geheel of ten dele berust op na de uitspraak ontdekt bedrog, door of met medeweten van de wederpartij in de arbitrale procedure gepleegd, (b) dat het vonnis geheel of ten dele berust op stukken die na de uitspraak vals blijken te zijn, of (c) dat een partij na de uitspraak stukken die op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zouden zijn geweest en door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden, in handen heeft gekregen. Deze gronden worden hierna gezamenlijk aangeduid als: bedrog.
3.2.3 Herroeping op grond van bedrog is blijkens de tekst van art. 1068 lid 1 (oud) Rv alleen mogelijk als het bedrog na de arbitrale procedure is ontdekt. Uit de strekking van de bepaling volgt dat het erom gaat of het bedrog redelijkerwijs nog in de arbitrale procedure aan de orde had kunnen worden gesteld.
3.2.4 Als een arbitraal vonnis tot stand is gekomen onder invloed van bedrog, kan dat grond opleveren voor het oordeel dat het vonnis, of de wijze waarop het vonnis tot stand kwam, in strijd is met de openbare orde zoals bedoeld in art. 1065 lid 1, onder e, (oud) Rv. Een partij kan in een vernietigingsprocedure dus op deze grond vernietiging van een arbitraal vonnis vorderen.
3.2.5 Indien een partij in een arbitrale procedure stelt dat zij na een tussenvonnis stukken in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden en dat de inhoud daarvan op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zou zijn geweest, zal zij de bedoelde stukken in het geding moeten brengen. Als arbiters het beroep op bedrog na beoordeling van deze stukken hebben verworpen, kan niet na beëindiging van de arbitrale procedure op dezelfde grond vernietiging worden gevorderd. In dat geval kan immers niet meer worden gezegd dat de arbitrale beslissing onder invloed van het achterhouden van stukken tot stand is gekomen en kan op die grond van strijd met de openbare orde geen sprake zijn.
3.3.1 Het volgens [eiseres] door Elite gepleegde bedrog bestaat erin dat Elite stukken heeft achtergehouden. Dat heeft [eiseres] tijdens de arbitrale procedure ontdekt. Onderdeel 2 klaagt in het licht van hetgeen hiervoor in 3.2.3 en 3.2.4 is overwogen terecht dat het hof dit heeft miskend en ten onrechte heeft aangenomen dat herroeping mogelijk was. De beslissing van het hof wordt echter zelfstandig gedragen door zijn oordeel dat de openbare orde niet in het geding is. Dat oordeel, dat kennelijk niet is bedoeld in de algemene zin die het onderdeel veronderstelt, is juist. De volgens [eiseres] door Elite achtergehouden stukken zijn ingebracht in de arbitrale procedure (zie hiervoor in 2.1 onder (v)) en door arbiters beoordeeld, waarmee niet meer kan worden gezegd dat de arbitrale beslissing onder invloed van het achterhouden van de stukken tot stand is gekomen (zie hiervoor in 3.2.5).
3.3.2 Het oordeel van het scheidsgerecht in zijn eindvonnis dat de volgens [eiseres] door Elite achtergehouden stukken geen nieuw licht op de zaak werpen en dat het geen aanleiding ziet om terug te komen van de in het tussenvonnis gegeven beslissingen (zie hiervoor in 2.1 onder (vi)) berustte niet op het gestelde achterhouden van stukken, maar op de waardering van die stukken door het scheidsgerecht. Die waardering raakt niet aan de openbare orde. Dat het scheidsgerecht in hoger beroep de desbetreffende beslissing van het scheidsgerecht in eerste aanleg niet in tweede instantie heeft beoordeeld, op de onjuiste processuele grond dat het scheidsgerecht in eerste aanleg niet kon terugkomen van beslissingen uit het tussenvonnis waartegen eerder tussentijds arbitraal hoger beroep was ingesteld (zie hiervoor in 3.2.4), maakt dat niet anders.
3.4 Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3.1 en 3.3.2 is overwogen, kan het oordeel van het hof dat het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering tot vernietiging is afgewezen, moet worden bekrachtigd, in stand blijven, ondanks de slagende klachten van onderdeel 2.
3.5 De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
-
verwerpt het beroep;
-
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Elite begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 30 september 2022.
Zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1-2.7 en rov. 2.1-2.10 van het bestreden arrest van het hof Amsterdam van 22 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3578.
Gerechtshof Amsterdam 12 juni 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1941.
Gerechtshof Amsterdam 29 augustus 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3507.
Gerechtshof Amsterdam 22 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3578.
HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1645, rov. 5.1.7.
HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1645, rov. 5.1.8.
Vgl. voor herroeping HR 20 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6207, rov. 5.7.