Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 21/01826

Datum 15 juli 2022

ARREST

In de zaak van

[eiser],wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser],

advocaat: F.J. Fernhout,

tegen

VERWEERDERS in cassatie,

hierna: [verweerders],

niet verschenen.

de vonnissen in de zaak C/03/106396 / HA ZA 05-1191 van de rechtbank Maastricht van 6 september 2006 en 28 november 2012, en de rechtbank Limburg van 18 juni 2014, 13 augustus 2014 (rolbeslissing) en 3 december 2014;

de arresten in de zaak 200.170.868/02 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 juli 2018, 12 februari 2019, 7 mei 2019, 3 december 2019, 4 februari 2020 en 26 januari 2021.

[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.

Tegen [verweerders] is verstek verleend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 15 juli 2022.