Burgerlijk Wetboek Boek 7

1. Indien het loon voor het geheel of voor een gedeelte bestaat in een bedrag dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven dat uit de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van de werkgever moet kunnen blijken, heeft de werknemer het recht van de werkgever overlegging te verlangen van zodanige bewijsstukken, als hij nodig heeft om dat gegeven vast te kunnen stellen.

Dit lid betekent dat als het loon van de werknemer geheel of gedeeltelijk bestaat uit een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van een bepaald gegeven, en dit gegeven moet blijken uit de boeken, bescheiden of andere gegevensdragers van de werkgever, de werknemer het recht heeft om van de werkgever te eisen dat deze de bewijsstukken overlegt die de werknemer nodig heeft om dat gegeven te kunnen controleren en vaststellen.

2. Partijen kunnen bij schriftelijke overeenkomst overeenkomen aan wie, in afwijking van lid 1, overlegging van genoemde bewijsstukken zal geschieden. Als zodanig kunnen niet worden aangewezen werknemers die in dienst van de werkgever met de boekhouding zijn belast.

Dit lid stelt dat de werkgever en de werknemer (partijen) via een schriftelijke overeenkomst kunnen afspreken wie, in plaats van de werknemer zelf (in afwijking van lid 1), de eerdergenoemde bewijsstukken zal inzien. Echter, werknemers die in dienst zijn van de werkgever en belast zijn met de boekhouding, mogen hiervoor niet worden aangewezen.

3. Slechts aan de werknemer komt de bevoegdheid toe om ter vernietiging van een beding dat afwijkt van lid 1 of lid 2, tweede zin, een beroep op de vernietigingsgrond te doen.

Dit lid bepaalt dat uitsluitend de werknemer de bevoegdheid heeft om de vernietiging in te roepen van een afspraak (een beding) die afwijkt van wat in lid 1 is bepaald (het recht van de werknemer op inzage) of van de tweede zin van lid 2 (het verbod om boekhoudkundig personeel aan te wijzen voor inzage).

4. De overlegging van de bewijsstukken door of vanwege de werkgever geschiedt desverlangd onder de uitdrukkelijke verplichting tot geheimhouding door de werknemer en degene die hem overeenkomstig lid 2 vervangt; deze kan echter nimmer tot geheimhouding tegenover de werknemer worden verplicht, behoudens voor zover het betreft de winst in de onderneming van de werkgever of in een deel daarvan gemaakt.

Dit lid regelt dat wanneer de werkgever (of iemand namens de werkgever) de bewijsstukken overlegt, dit, indien gewenst (desverlangd), gebeurt met de uitdrukkelijke verplichting tot geheimhouding voor de werknemer en voor de persoon die de werknemer vervangt zoals afgesproken in lid 2. Deze vervangende persoon kan echter nooit worden verplicht tot geheimhouding tegenover de werknemer zelf, behalve als het informatie betreft over de winst die in de onderneming van de werkgever of een deel daarvan is gemaakt.