Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

Gebruik van Google Maps als feit van algemene bekendheid in bewijsvoering

Arrest

ECLI:NL:HR:2018:112510 juli 2018Deze uitspraak is in 24 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Essentie

Informatie van Google Maps kan een feit van algemene bekendheid zijn als deze geen specialistische kennis vereist en de juistheid niet redelijkerwijs betwistbaar is. Een rechter hoeft dergelijke informatie niet verplicht ter zitting aan de orde te stellen.

Samenvatting feiten

De verdachte werd veroordeeld voor een inbraak in een bloemenwinkel. Hij en een mededader werden kort na de inbraak door de politie aangetroffen op een afgesloten binnenplaats achter de winkel. Een getuige had vanuit haar woning zicht op de winkel en het hek van de binnenplaats. Het Gerechtshof gebruikte informatie van Google Maps, zonder dit op zitting te bespreken, om vast te stellen dat de woning van de getuige zich inderdaad recht tegenover het hek bevond, wat relevant was voor de betrouwbaarheid van haar verklaring.

Cassatieberoep door

Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte.

Rechtsvraag

De centrale juridische vraag is of een gerechtshof informatie afkomstig van de openbare internetbron Google Maps voor het bewijs mag gebruiken zonder dat deze informatie op de terechtzitting aan de orde is gesteld. Meer specifiek, de vraag is of dergelijke informatie kan worden aangemerkt als een feit of omstandigheid van algemene bekendheid in de zin van artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat geen bewijs behoeft en niet noodzakelijkerwijs op zitting besproken hoeft te worden.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof de informatie van Google Maps mocht beschouwen als een feit van algemene bekendheid. Het vaststellen van de locatie van een woning ten opzichte van een plaats delict vereist geen specialistische kennis en is eenvoudig te verifiëren. Daarom was het niet onbegrijpelijk of juridisch onjuist dat het Hof dit gegeven heeft gebruikt zonder het expliciet ter zitting te bespreken. Het cassatieberoep wordt op dit punt verworpen.

Rechtsregel

Een gegeven ontleend aan een internetbron is een feit van algemene bekendheid als het geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid ervan redelijkerwijs niet betwistbaar is. Een rechter is niet verplicht een dergelijk feit ter zitting aan de orde te stellen, tenzij het niet zonder meer duidelijk is dat het een algemeen bekend gegeven betreft. In dat laatste geval moet de rechter het wel bespreken om partijen de gelegenheid te geven hierop te reageren.

Belangrijke rechtsoverwegingen

Ingevolge art. 339, tweede lid, Sv behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. (Vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, rov. 2.4.)

(r.o. 2.4.1)

Geen rechtsregel dwingt de rechter ertoe een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Indien echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak op de voet van art. 359, tweede lid, Sv de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid. (Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, rov. 3.2.2.)

(r.o. 2.4.2)

Het Hof heeft blijkens de hiervoor in 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven bewijsvoering en de daarin opgenomen verwijzing naar "de openbare bron www.google.nl/maps" kennelijk geoordeeld dat het van algemene bekendheid in de zin van art. 339, tweede lid, Sv is dat de desbetreffende woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek is gelegen. Dat oordeel getuigt - in het licht van hetgeen hiervoor onder 2.4.1 en 2.4.2 is overwogen - niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het Hof heeft kunnen aannemen dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen zonder meer duidelijk was dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven met betrekking tot de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg dat (ook) uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake gebracht behoefde te worden. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, doet de enkele omstandigheid dat de applicatie "Google Maps" verschillende functionaliteiten kent, aan de begrijpelijkheid van het oordeel van het Hof niet af.

(r.o. 2.5)

Deze overwegingen zijn cruciaal omdat zij het begrip 'feit van algemene bekendheid' moderniseren voor het digitale tijdperk. Rechtsoverweging 2.4.1 geeft een duidelijke, tweeledige maatstaf voor wanneer informatie van internet als algemeen bekend mag worden beschouwd. Rechtsoverweging 2.4.2 verduidelijkt de procedurele verplichtingen van de rechter: het is in beginsel niet nodig om het te bespreken, maar voorzichtigheid is geboden als er twijfel kan bestaan. Rechtsoverweging 2.5 past deze regels concreet toe op Google Maps en bevestigt dat basale geografische informatie die via deze dienst te vinden is, onder de regeling valt. Voor studenten is dit essentieel om de grenzen van bewijsvergaring en de rechterlijke motiveringsplicht te begrijpen.

Arrest inhoud

10 juli 2018

Strafkamer

nr. S 16/00407

MM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2016, nummer 20/002706-15, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

2 Beoordeling van het middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof informatie die van de internetbron "www.google.nl/maps" afkomstig is, voor het bewijs heeft gebruikt terwijl die informatie niet ter terechtzitting aan de orde is gesteld.

2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 12 mei 2015 te Overloon tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de [a-straat 1] gelegen bloemenboetiek heeft weggenomen (zakjes met) muntgeld toebehorende aan [A], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, te weten door het forceren van een raam van die boetiek."

2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen: "1. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van aangeefster [betrokkene 1] die gerechtigd was om namens [A] aangifte te doen: Ik doe aangifte van inbraak in mijn bloemenwinkel [A] aan de [a-straat 1] te Overloon. Op zondag (het hof begrijpt) 10 mei 2015 omstreeks 20.00 uur ben ik voor de laatste keer in de winkel geweest. Alles heb ik toen afgesloten en alles was geheel intact. Op dinsdag 12 mei 2015 omstreeks 05.00 uur stond er politie aan de deur. Zij vertelden mij dat er was ingebroken in de winkel. Ik ben toen direct naar de winkel gegaan. Ik zag dat aan de rechterzijde van de winkel, aan de [b-straat], een raam van de winkel open gebroken was. Het kantoor, rechts achter in de winkel, was helemaal overhoop gehaald en doorzocht. Uit een la van het bureau zijn meerdere zakjes met muntgeld weggenomen. Een inzameldoosje voor de kankerstichting, voor Samenloop voor hoop, wat op de toonbank stond, is ook opengemaakt en leeggehaald. De daders zijn via de nooduitgang weggegaan. Ze komen dan op het afgesloten parkeerterrein achter de winkel uit.

2. Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 2], wonende op de [b-straat 1] te Overloon: Op dinsdag 12 mei 2015, iets na 03.00 uur lagen mijn man en ik in bed te slapen. Vanuit het slaapkamerraam heb je zicht op de [b-straat]. Ik werd wakker gemaakt door mijn man. Hij vertelde mij dat er werd ingebroken bij [A]. Mijn man zei dat hij in de winkel een lamp zag schijnen en hij had ze naar binnen zien gaan via een raam (het hof begrijpt: aan) de zijkant van de winkel. Ik ben toen direct 112 gaan bellen. Mijn man bleef vanaf het slaapkamerraam kijken wat er gebeurde. Ik ging naar een raam aan de voorzijde van de woning kijken. Ik had de man van de meldkamer nog aan de telefoon. Ik zag toen af en toe een blauwige lichtflits in de winkel. Toen kwam de politie. Mijn man was dus wakker geworden van een geluid. Toen hij ging kijken zag hij twee personen bij het raam van [A] en uiteindelijk zag hij ze in de winkel en in de winkel zag ik ook licht schijnen, met name in het kantoor van de winkel.

3. Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van de waarnemingen en/of bevindingen van de verbalisant [verbalisant 1]: Op dinsdag 12 mei 2015, omstreeks 03.45 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1], belast met de ondersteuning van de noodhulpsurveillance binnen de eenheid Oost-Brabant. Ik ben gecertificeerd en was dienstdoende als surveillancehondengeleider en had mijn diensthond Remko met mij in het dienstvoertuig. Op genoemde datum en tijdstip, hoorde ik dat portofonisch verzocht werd om met spoed te gaan naar de [a-straat] te Overloon, daar zou een melder getuige zijn van een inbraak heterdaad in een bloemenwinkel. Toen ik nog onderweg was naar Overloon hoorde ik dat een eenheid inmiddels ter plaatse was en aangaf dat er inderdaad braakschade was aan een raam van het pand en dat de collega's de komst van de hondengeleider af zouden wachten en het plaats delict zouden bevriezen. Toen ik diezelfde dag omstreeks 04.10 uur ter plaatse kwam, wees collega [verbalisant 2] mij een verbroken raam van de winkel aan en ik hoorde dat hij tegen mij zei dat collega's rondom het pand stonden. Hierop bekeek ik het opengebroken raam en zag dat op grove wijze met een breekijzer het hout was beschadigd en een slot was geforceerd. Ik opende voorzichtig het raam en betrad, samen met de diensthond, via het geopende raam de winkel. Hierop gaf ik mijn hond het commando zoeken. Ik zag aan het gedrag van de hond dat hij direct een geurspoor oppakte. Ik zag dat hij tekende bij de kassa, het kantoor en bij diverse openstaande lades van kasten in de winkel. Gezien het enthousiasme van de hond, kon het niet anders zijn dan dat het geurspoor zeer sterk was en dat de verdachten of nog in de winkel waren of deze pas onlangs hadden verlaten. Ik zag niemand meer in de winkel. Ik zag dat de hond vervolgens een geurspoor volgde richting de nooduitgang aan de achterzijde van het pand. Ik zag dat de diensthond tekende door tegen de deur aan te springen en rondjes te blijven draaien bij de deur. Hierop voelde ik aan de nooddeur en voelde dat deze ontgrendeld was. Ik zag dat ik met de diensthond op een soort binnenplaats kwam, die geheel was voorzien van grote hekwerken of gebouwen, waar men niet zomaar uit kon ontsnappen. Ik zag dat de hond wederom een geurspoor oppakte en verder de binnenplaats op liep om het pand heen. Ik zag dat het parkeerterrein afgesloten was middels een groot schuifhek en zag dat deze uitkwam op de [b-straat] te Overloon. Ik zag daar een collega staan. Toen ik met de diensthond twee geparkeerde auto's naderde, hoorde ik een mannenstem roepen: "Meneer oké, oké, we zijn hier, houdt u alstublieft die hond vast." of woorden van gelijke strekking. Ik zag vervolgens vanuit de richting van het roepen, twee manspersonen bij de voorzijde van de geparkeerde Mercedes, in de struiken verstopt zitten. Ik zag dat beide mannen gehurkt op de grond zaten. Hierop riep ik: "Politie, jullie zijn aangehouden." Ik hoorde dat mijn diensthond in de tussentijd luid blafte. Deze mannen bleken later, op het bureau van politie te zijn: [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] en [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] Nadat beide mannen onder controle waren, liep ik met mijn diensthond naar de plek waar de beide mannen verstopt hadden gezeten. Ik zag niet nog meer verdachten, maar zag wel diverse goederen liggen op de plek waar die mannen hadden gezeten. Ik zag twee paar werkhandschoenen op de grond liggen, een kleine zaklamp, een plastic tas met muntgeld en een breekijzer. Ik zag dat deze goederen niet vochtig waren, terwijl de omgeving wel wat vochtig was door het ochtenddauw.

4. De waarnemingen van het hof inhoudende: Het hof neemt op de foto's die zich op pagina's 71 tot en met 76 in het dossier bevinden waar dat de binnenplaats waartoe de nooddeur toegang geeft, aan de straatzijde van de [a-straat] wordt afgesloten door een zeer hoog hek (pagina 73). De achterzijde en de rechter kant (gezien met de rug naar de achterzijde van de winkel) van de binnenplaats wordt afgesloten door een hoog gebouw en hoge (haag)begroeiing (pagina's 73, 74 en 75). De binnenplaats wordt aan de straatkant van de [b-straat] afgesloten door een middelhoog schuifhek (pagina 76) waar men overheen zou kunnen klimmen."

2.2.3. Het Hof heeft voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen: "De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het bewijs dat verdachte de inbraak heeft gepleegd dan wel medepleger hiervan is geweest, ontbreekt, temeer nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte één van de twee personen is geweest die de man van [betrokkene 2] de winkel heeft zien binnengaan. (...) Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Gelet op de waarnemingen van het hof, mede bezien in combinatie met de beelden van Google maps van de omgeving van de plaats delict [voetnoot hof: Zie hiervoor de openbare bron www.google.nl/maps], is voor het hof komen vast te staan dat het pand waarin [A] was gevestigd, zich bevindt op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] en dat de binnenplaats achter de winkel [A] wordt omsloten door een hoog hekwerk bij de uitgang aan de [a-straat], door bebouwing en (haag)begroeiing en tenslotte door een middelhoog schuifhek bij de uitgang aan de [b-straat]. Blijkens Google maps bevindt de woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot zich recht tegenover bedoeld schuifhek. Het hof leidt uit de verklaring van [betrokkene 2] af dat het echtpaar vanaf het moment dat de echtgenote van [betrokkene 2] een lichtschijnsel in de winkel had waargenomen tot in ieder geval het moment dat de politie arriveerde, constant zicht heeft gehouden op de winkel en tevens op het schuifhek, over welk hek de binnenplaats verlaten kon worden."

2.3. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang:

  • art. 339, tweede lid, Sv:

"Feiten of omstandigheden van algemeene bekendheid behoeven geen bewijs."

  • art. 301, vierde lid, Sv:

"Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld."

2.4.1. Ingevolge art. 339, tweede lid, Sv behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. (Vgl. HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:522, NJ 2016/249, rov. 2.4.)

2.4.2. Geen rechtsregel dwingt de rechter ertoe een algemeen bekend gegeven bij het onderzoek op de terechtzitting ter sprake te brengen. Indien echter niet zonder meer duidelijk is of het gaat om een algemeen bekend gegeven, behoort de rechter dat gegeven aan de orde te stellen bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Aldus wordt voorkomen dat hij zijn beslissing doet steunen op mededelingen of waarnemingen die hem buiten het geding ter kennis zijn gekomen en waarvan de overige bij het geding betrokkenen onkundig zijn gebleven, zodat zij niet in staat zijn geweest zich daarover uit te laten. Indien bij dat onderzoek op de terechtzitting vervolgens het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt wordt ingenomen dat en waarom het gegeven niet van algemene bekendheid is, zal de rechter in geval van afwijking van dat standpunt in zijn uitspraak op de voet van art. 359, tweede lid, Sv de redenen dienen op te geven die daartoe hebben geleid. (Vgl. HR 11 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0291, NJ 2011/116, rov. 3.2.2.)

2.5. Het Hof heeft blijkens de hiervoor in 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven bewijsvoering en de daarin opgenomen verwijzing naar "de openbare bron www.google.nl/maps" kennelijk geoordeeld dat het van algemene bekendheid in de zin van art. 339, tweede lid, Sv is dat de desbetreffende woning van de getuige [betrokkene 2] en haar echtgenoot recht tegenover het schuifhek is gelegen. Dat oordeel getuigt - in het licht van hetgeen hiervoor onder 2.4.1 en 2.4.2 is overwogen - niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het Hof heeft kunnen aannemen dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen zonder meer duidelijk was dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven met betrekking tot de plaatselijke gesteldheid op of aan de openbare weg dat (ook) uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake gebracht behoefde te worden. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd, doet de enkele omstandigheid dat de applicatie "Google Maps" verschillende functionaliteiten kent, aan de begrijpelijkheid van het oordeel van het Hof niet af.

2.6. Het middel faalt.

3 Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien weken.

4 Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5 Beslissing

De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf; vermindert deze in die zin dat deze negen weken beloopt; verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in het bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2018.