Artikel 301 (Voorlezing en inhoudsmededeling processtukken)
1. Processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken worden op last van de voorzitter, wanneer een van de rechters of de officier van justitie dit verlangt, voorgelezen.
2. Voorlezing heeft ook plaats op verzoek van de verdachte, tenzij de rechtbank ambtshalve of op vordering van de officier van justitie anders beveelt.
3. De voorlezing van de stukken kan, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich daar op redelijke gronden tegen verzet, worden vervangen door een mondelinge mededeling van de korte inhoud door de voorzitter.
4. Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken worden op last van de voorzitter, wanneer een van de rechters of de officier van justitie dit verlangt, voorgelezen.
Dit betekent dat officiële rapporten (processen-verbaal), rapporten van deskundigen (verslagen van deskundigen) of andere documenten (stukken) hardop worden voorgelezen op bevel (op last) van de voorzitter van de rechtbank, indien een van de rechters of de officier van justitie hierom vraagt (dit verlangt).
2. Voorlezing heeft ook plaats op verzoek van de verdachte, tenzij de rechtbank ambtshalve of op vordering van de officier van justitie anders beveelt.
Dit houdt in dat het voorlezen van stukken ook gebeurt (heeft ook plaats) als de verdachte hierom verzoekt, behalve als (tenzij) de rechtbank uit eigen beweging (ambtshalve) of op eis (op vordering) van de officier van justitie een andere beslissing neemt (anders beveelt).
3. De voorlezing van de stukken kan, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich daar op redelijke gronden tegen verzet, worden vervangen door een mondelinge mededeling van de korte inhoud door de voorzitter.
Dit betekent dat het voorlezen van de documenten (stukken) vervangen kan worden doordat de voorzitter mondeling de korte inhoud ervan meedeelt, tenzij de officier van justitie of de verdachte zich hiertegen met goede (redelijke) redenen (gronden) verzet.
4. Ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op stukken, die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld.
Dit houdt in dat er geen rekening wordt gehouden (geen acht geslagen op) met documenten (stukken) op een manier die nadelig is (ten bezware) voor de verdachte, als deze documenten niet zijn voorgelezen of als de korte inhoud ervan niet is meegedeeld zoals beschreven in het derde lid.