ECLI:NL:HR:2009:BG9971
Arrest
Arrest inhoud
10 maart 2009
Strafkamer
nr. 07/13418
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2007, nummer 20/000849-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. Mr. Kelder heeft een "aanvulling van het tweede middel, te beschouwen als schriftelijke toelichting ex art. 438 lid 2 Sv" - hierna: aanvullende schriftuur - ingediend. De schriftuur en de aanvullende schriftuur zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2. Beoordeling van de aanvullende schriftuur
2.1. In het bij schriftuur voorgestelde tweede middel wordt geklaagd dat het Hof de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2007 afgelegde verklaring ten onrechte voor het bewijs heeft gebruikt aangezien de voorzitter van het Hof hem er niet op had gewezen dat hij niet tot antwoorden verplicht was.
2.2. De aanvullende schriftuur houdt het volgende in:
"2. Uit het middel en de daarbij behorende toelichting volgt dat wordt geklaagd over niet-naleving van het voorschrift van art. 273 lid 2 jo. 29 lid 2 Sv.
3. Volledigheidshalve wenst verzoeker, gelet op NJ 1978/316 en NJ 1982/17, de in het tweede middel verwoorde klacht aldus aan te vullen, dat het gevolg van de niet-naleving van het voorschrift van art. 273 lid 2 jo. 29 lid 2 Sv primair behoort te zijn: nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van het naar aanleiding daarvan gewezen arrest van het hof en subsidiair: uitsluiting van de verklaring van verzoeker als bewijsmiddel."
2.3. De in de aanvulling verwoorde primaire klacht is een zelfstandig middel. Dat middel is eerst voorgesteld nadat de in art. 437, tweede lid, Sv genoemde termijn was verstreken, zodat het onbesproken moet blijven.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 10 maart 2009.