Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Eerste afdeling. Onderzoek op de terechtzitting
Artikel 273

Artikel 273 (Aanvang onderzoek, identiteitsvaststelling, cautie, ordehandhaving)

Laatste versie

1. De voorzitter begint het onderzoek tegen de verdachte door de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De voorzitter is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit twijfel bestaat.

2. De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

3. Indien de verdachte de orde op de terechtzitting verstoort en vruchteloos door de voorzitter is gewaarschuwd, kan de voorzitter zijn verwijdering uit de zittingzaal bevelen en, zo nodig, bepalen dat hij gedurende het geheel of een gedeelte van de zitting in verzekering wordt gesteld. De behandeling van de zaak wordt op tegenspraak voortgezet. Artikel 124, vierde lid, is van toepassing.

Uitleg in duidelijke taal

1. De voorzitter begint het onderzoek tegen de verdachte door de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De voorzitter is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit twijfel bestaat.

Dit lid bepaalt dat de voorzitter het onderzoek tegen de verdachte aanvangt door de identiteit van de verdachte vast te stellen. Dit gebeurt op de manier zoals omschreven in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. Daarnaast heeft de voorzitter de bevoegdheid om de identiteit van de verdachte vast te stellen volgens de methode van artikel 27a, tweede lid, als er twijfel bestaat over de identiteit van de verdachte.

2. De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

Dit lid stelt dat de voorzitter de verdachte aanspoort om goed aandacht te schenken aan alles wat tijdens de zitting gezegd zal worden. Tevens informeert de voorzitter de verdachte dat hij niet verplicht is om antwoord te geven op vragen.

3. Indien de verdachte de orde op de terechtzitting verstoort en vruchteloos door de voorzitter is gewaarschuwd, kan de voorzitter zijn verwijdering uit de zittingzaal bevelen en, zo nodig, bepalen dat hij gedurende het geheel of een gedeelte van de zitting in verzekering wordt gesteld. De behandeling van de zaak wordt op tegenspraak voortgezet. Artikel 124, vierde lid, is van toepassing.

Dit lid beschrijft de procedure als de verdachte de orde op de terechtzitting verstoort. Als waarschuwingen van de voorzitter geen resultaat hebben, kan de voorzitter bevelen dat de verdachte uit de zittingszaal wordt verwijderd. Indien nodig kan de voorzitter ook bepalen dat de verdachte gedurende de gehele zitting of een deel ervan in verzekering wordt gesteld. De behandeling van de zaak wordt dan voortgezet op tegenspraak, wat betekent dat de zaak doorgaat alsof de verdachte verweer voert. Hierbij zijn de bepalingen van artikel 124, vierde lid, van toepassing.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad229x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2002:AD5163

ECLI:NL:HR:2002:AD516312 maart 2002Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad55x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1786 - Cautieverzuim en afwijzing getuigenverhoor in fiscale boetezaak

ECLI:NL:HR:2019:178615 november 2019Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad zet de regels uiteen voor het afwijzen van een getuigenverzoek in een bestuurlijke procedure. Tevens wordt bepaald dat het verzuim om de cautie te geven (art. 8:28a Awb) niet tot cassatie leidt als de belanghebbende daardoor niet in zijn belangen is geschaad.

BelastingrechtProcesrecht Belastingen, Fiscaal Strafrecht, Loonbelasting
BestuursrechtBestuursprocesrecht, Bestuursstrafrecht
Hoge Raad34x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:1806 - Geen rol voor burgerlijke rechter in strafproces: de grens van aanvullende rechtsbescherming

ECLI:NL:HR:2018:180628 september 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De burgerlijke rechter kan geen voorzieningen treffen die uitsluitend dienen ter bescherming van processuele belangen in een procedure bij een andere rechter, zoals het strafproces. Partijen zijn voor dergelijke verzoeken aangewezen op de regels en mogelijkheden van die specifieke rechtsgang.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad15x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA5346

ECLI:NL:HR:2000:AA53464 april 2000Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:3250

ECLI:NL:HR:2015:325010 november 2015Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX4153

ECLI:NL:HR:2012:BX41534 september 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2007:BA5025

ECLI:NL:HR:2007:BA50259 oktober 2007Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV8291

ECLI:NL:HR:2012:BV829117 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BJ3677

ECLI:NL:HR:2009:BJ367713 oktober 2009Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2009:BG9971

ECLI:NL:HR:2009:BG997110 maart 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak