ECLI:NL:HR:2003:AF1584
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
28 januari 2003
Strafkamer
nr. 01975/01
AG/IK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 april 2001, nummer 21/002617-99, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zutphen van 26 oktober 1999 - de verdachte ter zake van "openlijk geweld plegen tegen personen" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van éénhonderd uren, in plaats van twee maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. R.P. Zwarts, advocaat te Arnhem en mr. N.J.W.G. Simons, advocaat te Doetinchem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit, dat de Hoge Raad de kwalificatie zal verbeteren en art. 141 (oud) Sr zal vermelden als mede toepasselijk wettelijk voorschrift en het beroep voor het overige zal verwerpen.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. Het Hof heeft blijkens het verkorte arrest het bewezenverklaarde feit, met aanhaling van art. 141 Sr, als volgt gekwalificeerd:
"Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen."
In de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv, heeft het Hof ten aanzien van het bewezenverklaarde feit het volgende overwogen:
"Ten onrechte heeft het hof het bewezenverklaarde gekwalificeerd als het 'openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen', in plaats van het 'openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen', met aanhaling van art. 141 van het Wetboek van Strafrecht in plaats van artikel 141 oud van het Wetboek van Strafrecht."
4.2. Ingevolge art. 138b Sv wordt onder een verkort vonnis verstaan een vonnis waarin noch de bewijsmiddelen bedoeld in art. 359, eerste lid, noch de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld in art. 359, derde lid, Sv zijn opgenomen. Uit de wetsgeschiedenis welke ten grondslag heeft gelegen aan de art. 138b en 365a Sv kan worden afgeleid dat de wetgever er de voorkeur aan geeft dat ten tijde van de uitspraak een volledig uitgewerkt vonnis of arrest voorhanden is, maar dat de rechter niettemin de bevoegdheid heeft voorshands te volstaan met een verkort vonnis of arrest waarin onder meer behoren te zijn opgenomen de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de wettelijke voorschriften waarop de strafoplegging berust.
4.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat het de rechter niet vrijstaat in de aanvulling op het verkorte arrest de kwalificatie en de aan te halen wettelijke voorschriften te wijzigen. Bij de beoordeling van het cassatieberoep moet derhalve worden uitgegaan van de kwalificatie en de vermelding van de toepasselijke wettelijke voorschriften die in het verkorte arrest zijn opgenomen.
4.4. De in de bestreden uitspraak opgenomen kwalificatie - zoals hiervoor onder 1 weergegeven - van het bewezenverklaarde feit is onjuist. De kwalificatie dient te luiden:
"Openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen"
Voorts dient art. 141 (oud) Sr in plaats van art. 141 Sr te worden vermeld als wettelijke bepaling waarop de strafoplegging mede is gebaseerd.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde gronden aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover daarbij als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf berust art. 141 Sr en niet art. 141 (oud) Sr is vermeld en voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit;
Kwalificeert het bewezenverklaarde feit als "openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen";
Vermeldt als mede toepasselijke wettelijke bepaling art. 141 (oud) Sr;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en A.M.J. van Buchem-Spapens, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 28 januari 2003.