Artikel 365a (Verkort vonnis aanvulling en termijnen)
1. Zolang geen gewoon rechtsmiddel is aangewend kan worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis.
2. Een verkort vonnis waartegen een gewoon rechtsmiddel is aangewend wordt aangevuld met de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 359, derde lid, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, wordt toegepast, een opgave van bewijsmiddelen tenzij het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is aangewend of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid.
3. Aanvulling geschiedt binnen vier maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel, of indien de verdachte zich alsdan terzake van het ter terechtzitting onderzochte feit in voorlopige hechtenis bevindt, binnen drie maanden, na het aanwenden van het rechtsmiddel.
Uitleg in duidelijke taal
1. Zolang geen gewoon rechtsmiddel is aangewend kan worden volstaan met het wijzen van een verkort vonnis.
Dit lid stelt dat zolang er geen gewoon rechtsmiddel
is aangewend
, de rechter kan volstaan
met het wijzen van een verkort vonnis
.
2. Een verkort vonnis waartegen een gewoon rechtsmiddel is aangewend wordt aangevuld met de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 359, derde lid, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, wordt toegepast, een opgave van bewijsmiddelen tenzij het rechtsmiddel meer dan drie maanden na de uitspraak is aangewend of sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid.
Dit lid bepaalt dat een verkort vonnis
waartegen een gewoon rechtsmiddel
is aangewend
, moet worden aangevuld
. Deze aanvulling omvat de bewijsmiddelen
die genoemd zijn in artikel 359, derde lid
. Indien echter artikel 359, derde lid, tweede volzin
, van toepassing is, volstaat een opgave van bewijsmiddelen
. Een uitzondering op deze aanvullingsplicht geldt als het rechtsmiddel
meer dan drie maanden na de uitspraak
is aangewend
of als er sprake is van een vonnis als bedoeld in artikel 410a, eerste lid
.
3. Aanvulling geschiedt binnen vier maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel, of indien de verdachte zich alsdan terzake van het ter terechtzitting onderzochte feit in voorlopige hechtenis bevindt, binnen drie maanden, na het aanwenden van het rechtsmiddel.
Dit lid specificeert dat de aanvulling
moet geschieden
binnen vier maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel
. Echter, als de verdachte
op dat moment (alsdan
) voor het ter terechtzitting onderzochte feit
in voorlopige hechtenis
verblijft, dan bedraagt deze termijn drie maanden na het aanwenden van het rechtsmiddel
.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2006:AU9130 - Hoge Raad - 10 april 2006
ECLI:NL:HR:2003:AF7938 - Hoge Raad - 20 oktober 2003
ECLI:NL:HR:2022:1252 - Hoge Raad stelt kaders voor procesafspraken in strafzaken - 26 september 2022
Procesafspraken zijn toegestaan, maar de rechter behoudt zijn zelfstandige verantwoordelijkheid. De rechter moet toetsen of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en ondubbelzinnig afstand doet van verdedigingsrechten, en is niet gebonden aan het voorstel als de uitkomst onredelijk is in verhouding tot de ernst van de zaak.
ECLI:NL:HR:2004:AO5822 - Hoge Raad - 31 mei 2004
ECLI:NL:HR:2016:1005 - Overzichtsarrest 80a RO: Actualisering van Selectie aan de Poort - 6 juni 2016
Dit overzichtsarrest actualiseert de rechtspraak over artikel 80a RO. De Hoge Raad geeft een gedetailleerd overzicht van gevallen waarin cassatieberoep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens 'klaarblijkelijk onvoldoende belang' of omdat de klachten 'klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden', inclusief de specifieke klacht over de redelijke termijn.
ECLI:NL:HR:2008:BB7134 - Hoge Raad - 21 januari 2008
ECLI:NL:HR:2013:BV9087 - Motiveringseisen schatting voordeel bij betwisting financieel rapport in ontnemingszaak - 25 maart 2013
De Hoge Raad verduidelijkt de motiveringseisen voor de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel. Indien een financieel rapport gemotiveerd wordt betwist, moet de rechter uitleggen waarom hij de conclusies toch volgt en de feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen in zijn overwegingen opnemen.
ECLI:NL:HR:2002:AE5651 - Hoge Raad - 7 oktober 2002
ECLI:NL:HR:2010:BN0578 - Het besmettingsrisico-arrest: vermenging van legaal en illegaal vermogen - 22 november 2010
De Hoge Raad oordeelt dat door vermenging van een substantieel crimineel geldbedrag met legaal vermogen, het gehele vermogen als ‘besmet’ en dus ‘gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig’ kan worden aangemerkt. Betalingen uit dit vermengde vermogen vallen daarmee onder de witwasbepalingen.
ECLI:NL:HR:2011:BO9814 - Wetenschap en opzet bij deelname aan een criminele organisatie - 7 februari 2011
Voor een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie is vereist dat de verdachte algemene wetenschap had van het criminele oogmerk. Hand-en-spandiensten en contact met andere leden zijn onvoldoende om deze wetenschap, in de zin van opzet, te bewijzen als dit niet uit de bewijsmiddelen blijkt.