Arrest inhoud

22 januari 2002

Strafkamer

nr. 03922/00

AS/SM

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juni 2000, nummer 22/0025631-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

4.2. De ter terechtzitting in hoger beroep van 26 mei 2000 door de raadsvrouw van de verdachte overgelegde pleitnota houdt, voorzover hier van belang, het volgende in:

"Helaas politie ook niet objectief in deze.

Tekenend: pas na twee dagen na inverzekeringstelling een melding naar de piketcentrale. Bij ivs had cliënt duidelijk gemaakt dat hij geen verklaring wilde afleggen alvorens een advocaat gesproken te hebben. Daags daarna herhaalde hij zijn verzoek. "Wij hebben eerst de verhoren afgemaakt en zijn toen gaan bellen" (zie verklaring Snijders bij de R-c d.d. 14 juli 1999). Met andere woorden: prima, maar eerst even verklaren. Pas de volgende dag is men gaan bellen.

Vaststaat dat niet zorgvuldig is omgegaan met de melding. Op grond van artikel 40 Sv heeft de verdachte vanaf het moment van de inverzekeringstelling recht op rechtsbijstand. Lid 2 bepaalt dat de (h)OvJ de advocaat onverwijld inlicht over de ivs. De ivs vond plaats op 17 mei 1999 om 18.35 uur. Deze is pas op 19 mei 1999 om 12.14 uur aan de piketcentrale doorgegeven, waardoor cliënt pas op die datum een piketadvocaat kreeg toegewezen.

Door deze gang van zaken is het recht op verdediging van cliënt geschonden. Dit recht wordt als één van de grondslagen van een eerlijk proces beschouwd en omvat tevens het recht op bijstand. Vastgelegd in artikel 18 Grondwet, artikel 6 lid 3 sub c EVRM en artikel 14 lid 3 sub b IVBPR. Bovendien schending van beginsel "equality of arms".

Verdediging per definitie in belangen geschaad nu het een recht betreft dat voorziet in het recht op verdediging. Voorts heeft cliënt op 18 mei 1999 een verklaring afgelegd, terwijl hij ervoor al had aangegeven eerst met zijn raadsvrouwe te willen spreken alvorens te verklaren. Direct na het bezoek van zijn raadsvrouwe beriep hij zich op zijn zwijgrecht.

De verdediging verzoekt Uw College met het hierdoor veroorzaakte vormverzuim rekening te houden middels serieuze verdiscontering hiervan in de strafmaat ex artikel 359a Sv."

4.3. Het Hof heeft naar aanleiding van dit verweer het volgende overwogen en beslist:

"De raadsvrouw heeft verzocht de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf te verlagen en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte is in de belangen van zijn verdediging geschaad nu hij op 18 mei 1999, de dag van inverzekeringstelling, een verklaring bij de politie heeft afgelegd terwijl hij had aangegeven eerst met zijn raadsvrouw te willen spreken alvorens een verklaring af te leggen en hij pas een dag na zijn inverzekeringstelling een piketadvocaat heeft toegewezen gekregen.

Het Hof verwerpt dit verweer. Zo al de mededeling aan de piketdienst ex artikel 40 van het Wetboek van Strafvordering niet onverwijld is gedaan, brengt dit in het onderhavige geval niet mee dat de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf dient te worden verlaagd aangezien het hof evengenoemde verklaring van de verdachte niet tot het bewijs laat meewerken, en ook anderszins niet valt in te zien dat sprake zou zijn van een zodanige schending van verdedigingsbelangen, dat strafvermindering op zijn plaats zou zijn."