Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Vierde afdeeling. Beraadslaging en uitspraak
Artikel 359a

Artikel 359a (Rechtsgevolgen vormverzuimen vooronderzoek)

Laatste versie

1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:

a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd; b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit; c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.

2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.

Uitleg in duidelijke taal

1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:

Dit betekent letterlijk dat de rechtbank, als is vastgesteld dat tijdens het voorbereidend onderzoek procedurele regels (vormen) zijn geschonden (verzuimd) die niet meer rechtgezet (hersteld) kunnen worden én waarvan de juridische gevolgen (rechtsgevolgen) niet in de wet staan, kan beslissen dat:

a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;

Dit betekent dat de rechtbank kan bepalen dat de straf lager wordt, passend bij de ernst van het verzuim. Dit kan alleen als het nadeel dat door het verzuim is ontstaan, op deze manier goedgemaakt (gecompenseerd) kan worden.

b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit;

Dit betekent dat de rechtbank kan bepalen dat de onderzoeksresultaten die zijn verkregen als gevolg van het verzuim, niet gebruikt mogen worden als bewijs voor het feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd (het telastegelegde feit).

c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.

Dit betekent dat de rechtbank kan bepalen dat het openbaar ministerie het recht verliest om de zaak te vervolgen (niet ontvankelijk is). Dit is mogelijk als door het verzuim de zaak niet meer behandeld kan worden op een manier die voldoet aan de fundamentele eisen van een eerlijk proces (de beginselen van een behoorlijke procesorde).

2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

Dit betekent letterlijk dat wanneer de rechtbank een beslissing neemt op basis van het eerste lid, zij rekening moet houden met de volgende drie aspecten: het belang van het geschonden voorschrift, hoe ernstig het verzuim is, en het nadeel dat door het verzuim is ontstaan.

3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.

Dit betekent letterlijk dat het vonnis van de rechtbank de beslissingen moet opsommen die op grond van het eerste lid zijn genomen. Deze beslissingen moeten ook worden toegelicht (met redenen omkleed).

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad698x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AU9130

ECLI:NL:HR:2006:AU913011 april 2006Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad520x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1889 - Hoge Raad nuanceert beoordelingskader vormverzuimen artikel 359a Sv

ECLI:NL:HR:2020:18891 december 2020Dit wetsartikel wordt 25 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad actualiseert de maatstaven voor de toepassing van artikel 359a Sv. Het arrest nuanceert de voorwaarden voor strafvermindering, bewijsuitsluiting en niet-ontvankelijkheid, waarbij het de eis van 'doelbewustheid' of 'grove veronachtzaming' voor niet-ontvankelijkheid bijstelt als het proces als geheel oneerlijk was.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad499x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:1496

ECLI:NL:HR:2014:14961 juli 2014Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad472x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2004:AM2533

ECLI:NL:HR:2004:AM253330 maart 2004Dit wetsartikel wordt 24 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad289x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BY5321

ECLI:NL:HR:2013:BY532119 februari 2013Dit wetsartikel wordt 15 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad264x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:1015

ECLI:NL:HR:2017:10154 juli 2017Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad265x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX4280

ECLI:NL:HR:2012:BX42806 november 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad161x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2020:1890

ECLI:NL:HR:2020:18901 december 2020Dit wetsartikel wordt 29 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtStrafprocesrecht, Internationaal Strafrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad174x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:913

ECLI:NL:HR:2023:91313 juni 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad158x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:584 - Smartphone-onderzoek: de grenzen van de opsporingsbevoegdheid onder artikel 94 Sv

ECLI:NL:HR:2017:5844 april 2017Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

Artikel 94 Sv is een onvoldoende wettelijke basis voor een smartphone-onderzoek dat een meer dan beperkte inbreuk op de privacy maakt. Voor zulk verstrekkend onderzoek is een machtiging van de officier van justitie of rechter-commissaris vereist, afhankelijk van de mate van inbreuk.

StrafrechtStrafprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten