Arrest inhoud

Parketnummer : 20-000725-25

Uitspraak : 26 augustus 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 25 februari 2025, in de strafzaak met parketnummer 01-095678-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964, thans verblijvende in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partijen.

Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Namens en door de verdachte is bepleit om hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft zich (evenals de advocaat van de benadeelde partijen) verzet tegen dat verzoek.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte heeft bij akte van 11 maart 2025 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch, van 25 februari 2025. Door en namens de verdachte is vrijwel onmiddellijk na de aanvang van de behandeling van de zaak in hoger beroep ter terechtzitting van 12 augustus 2025 te kennen gegeven dat hij zijn bezwaren tegen dat vonnis niet langer wenst te handhaven. Het hof is verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. Het openbaar ministerie heeft zich – evenals de advocaat van de benadeelde partijen – daartegen verzet.

Het hof stelt vast dat de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de in artikel 348 en artikel 350 Sv bedoelde kwesties (met uitzondering van de beslissingen ter zake de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht- hierna: Sr) in hoger beroep niet ter discussie worden gesteld. Ambtshalve ziet het hof daartoe evenmin aanleiding.

Het enige discussiepunt in hoger beroep zijn de beslissingen van de rechtbank op de vorderingen van de benadeelde partijen (en de daarmee samenhangende beslissingen ex artikel 36f Sr). Het hof is van oordeel dat in onderhavige strafzaak onvoldoende rechtens te respecteren belang bestaat om, ondanks het door de verdachte niet langer handhaven van zijn grieven, de zaak in hoger beroep om die reden nader te behandelen. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de beslissingen van de rechtbank terzake bij de huidige stand van zaken – zoals daarvan mede ter terechtzitting van 12 augustus 2025 is gebleken – het hof niet onjuist voorkomen en voorts voor de benadeelde partijen desgewenst de weg naar de civiele rechter openstaat.

Gelet op vorenstaande zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416 Sv en de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door: mr. A.J.M. van Gink, voorzitter, mr. R.A.T.M. Dekkers en mr. R. Lonterman, raadsheren, in tegenwoordigheid van T.A.H. van der Wijst, griffier, en op 26 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. R.A.T.M. Dekkers en mr. R. Lonterman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.