Arrest inhoud

Civiel recht

Team Handel

Zaaknummer hof : 200.349.852/01 Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/6280 / HA ZA 22-339

Arrest in het incident tot inzage ex artikel 843a Rv van 15 juli 2025

in de zaak van

1 Global Foods Trading GmbH,

hierna: GFT Duitsland, gevestigd in Biebesheim, Duitsland,

  1. GFT Nederland B.V.,hierna: GFT Nederland,

gevestigd in Nieuw-Vennep,

  1. [naam] Food B.V.,

hierna: [naam] Food, gevestigd in Nieuw-Vennep, appellanten in de hoofdzaak, tevens eiseressen in het incident tot inzage, advocaat: mr. M.W. Rijsdijk, kantoorhoudend in Amsterdam,

tegen

1 Brjka Food B.V.,

hierna: Brjka Food, gevestigd in Hoofddorp,

  1. SFT Nederland B.V.,

hierna: SFT, verweerster in het incident tot inzage, gevestigd in Beverwijk,

  1. Taste ‘L Fine Food PVT. Ltd.,

hierna: Taste ‘L, gevestigd in Mumbai, India, geïntimeerden in de hoofdzaak, advocaat: mr. S. Singh , kantoorhoudend in Amsterdam.

Het hof noemt partijen gezamenlijk hierna GFT c.s. en SFT c.s.

1 De zaak in het kort

1.1 Dit incident gaat om een inzagevordering ex art. 843a Rv die is ingesteld in het hoger beroep van een door GFT c.s. tegen SFT c.s. en Global Choice Foods B.V. (hierna: GCF) ingestelde merkinbreukprocedure. GFT c.s. vordert inzage en afschrift van bij SFT in beslag genomen en bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring gegeven (digitale) gegevens. Daarmee wil zij het bestaan en de omvang van door haar gestelde merkinbreuken nader onderbouwen. Het hof wijst de incidentele vordering (grotendeels) toe.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

3 Aanleiding voor dit incident

3.1 Voor zover voor de beoordeling van de vordering tot inzage van belang, staat in dit incident tussen partijen als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist het volgende vast.

3.2 GFT c.s. en SFT zijn alle ondernemingen die zich bezig houden met de handel in Indiase voedingsmiddelen, waaronder samosa’s, een driehoekige gevulde deegsnack. GFT c.s. betrok deze samosa’s tot maart 2021 van de Indiase producent Taste’L via exporteur Nishaaka en verhandelde deze onder de naam “Karrara”.

3.3 GFT Duitsland is houdster van de volgende merken:

 Het Uniewoordmerk ‘BRJKA’, aangevraagd op 1 april 2021 en ingeschreven op 31 augustus 2022 onder [registratienummer 4] , voor waren en diensten in de klassen 3, 8, 11, 21, 29, 30, 31, 32, 33 en 35 (hierna: het Brjka-merk).

3.4 GFT Nederland is de Nederlandse dochtermaatschappij van GFT Duitsland en [naam] Food is op haar beurt sinds mei 2018 een dochtermaatschappij van GFT Nederland. GFT Nederland en [naam] Foods zijn licentienemers met betrekking tot de merkrechten van GFT Duitsland. [naam] Food was voor mei 2018 een (indirecte) dochtermaatschappij van [betrokkene] (hierna: [naam] ).

3.5 Brjka is in januari 2021 opgericht door [naam] . SFT is in mei 2021 onder de naam “ [oude handelsnaam van SFT] ” eveneens opgericht door [naam] .

3.6 Het in Canada gevestigde Saagar Food Trading Ltd. heeft op 6 april 2021 een aanvraag voor een Uniemerk en op 12 mei 2021 voor een Benelux-woord/beeldmerk gedaan voor het volgende teken:

In de desbetreffende registers staat als correspondentieadres vermeld de naam van de vrouw van [naam] , op het adres van SFT in Beverwijk.

3.7 Op 28 oktober 2021 heeft GFT c.s. bij SFT (toen nog [oude handelsnaam van SFT] geheten) beslag tot afgifte laten leggen op 1328 verpakkingen voorzien van de Karrara-merken.

3.8 GFT c.s. heeft op 11 november 2021 tegen GCF c.s. een procedure wegens merkinbreuk aanhangig gemaakt.

3.9 Op 4 augustus 2022 heeft GFT c.s. ten laste van SFT een tweede conservatoir beslag tot afgifte laten leggen. In het daarvan opgestelde proces-verbaal van beslaglegging van 4 augustus 2022 is door de deurwaarder onder meer het volgende opgenomen: “(…) Ter plaatse trof ik een tweetal pallets met dozen aan met daarin Samosa’s met zowel op de omdozen als de verpakkingen in deze omdozen het merk Karrara. Ter plaatse heb ik een aantal van 104 dozen met daarin elk 4 verpakkingen met daarin 25 stuks samisa’s geteld met daarop het merk Karrara; Waarna ik de heren [naam] voornoemd heb gevraagd waar de resterende 1224 dozen met het karrara-beeldmerk waren gebleven welke bij proces-verbaal d.d. 28 oktober 2021 (…) in conservatoir beslag tot afgifte genomen zijn; Daarop werd door de heren [naam] geantwoord dat zij de inhoud van die dozen zouden hebben omgepakt in dozen met het merk RASM; ten bewijze toonden zij mij een tweetal dozen: één met daarop het beeldmerk Karrara met daarin 4 dozen met elk 25 samosa’s; de houdbaarheidsdatum (THT) op de laatstgenoemde dozen was 22 februari 2023; (…) De heren [naam] verklaarden mij dat de resterende 1224 dozen met het Karrara beeldmerk derhalve waren omgepakt en op die manier zouden worden verkocht om zodoende geen inbreuk te maken op het beeldmerk Karrara. Ik heb ter plaatse geen zaken aangetroffen met het beeldmerk Brjk (food). (….) Nadat ik de onroerende zaak had verlaten (…) deelden de heren [naam] mij buiten nog mede dat de resterende dozen waarover ik heb eerder bevraagd had zich nog steeds in de stellingen in de vriescel zouden bevinden (…)”.

3.10 Op 25 april 2023 heeft GFT c.s. in Luxemburg door een deurwaarder een testaankoop laten uitvoeren van een van Brjka Food afkomstig product. Het daarbij opgemaakte proces-verbaal van constatering bevat de volgende afbeeldingen van de aangekochte producten:

3.11 De rechtbank heeft in het vonnis van 10 januari 2024 (onder meer) SFT verboden het Karrara-merk te gebruiken en haar bevolen alle relevante documenten te verstrekken die zien op (samengevat) de totale aantallen inbreukmakende producten, inkoop- en verkoopprijzen, winst en leveranciers en professionele afnemers van die producten.

3.12 SFT heeft niet aan het bevel tot het verstrekken van gegevens voldaan.

3.13 Op 12 februari 2025 heeft GFT c.s. voor een derde keer bij SFT conservatoir bewijsbeslag gelegd. In het daarvan opgestelde proces-verbaal is vermeld dat door DigiJuris, aan de hand van de bij het verlof gestelde voorwaarden, kopieën zijn gemaakt van de iphone van [betrokkene 2] en e-mails die zich op de ter plaatse aanwezige PC bevonden. Het proces-verbaal vermeldt verder onder meer het volgende: “Gevraagd naar de roerende zaken die bij proces-verbaal van 28 oktober 2021 in conservatoir beslag werden genomen (…) deelde de heer [betrokkene 2] voornoemd mij mede dat deze zich niet meer ter plaatse zouden bevinden nu deze op last van de NVWA vernietigd zouden zijn nu de houdbaarheidsdatum van de betreffende producten verlopen zou zijn; (…) Ter plaatse in de koelcel heb ik echter wel een zestal pallets met daarop circa 750 lege dozen met het Karrara beeldmerk/ logo aangetroffen. (…) waarna ik mij (…) heb begeven naar (…) het magazijn van SFT. (…) ik heb ter plaatse geen (roerende) zaken aangetroffen met de logo’s en/of namen van Karrara en/of Brjka”.

4 De vordering in incident

4.1 GFT c.s. vordert, samengevat, dat SFT wordt geboden om na betekening van dit vonnis toestemming te geven voor het nemen van inzage in het op 12 februari 2025 in beslag genomen bewijsmateriaal(naar het hof begrijpt: om een selectie van dat materiaal te maken) en om inzage te verlenen in de (naar het hof begrijpt: aldus ontstane) selectie van dat materiaal, op straffe van een dwangsom van € 25.000. De selectie betreft:

A. op grond van de Karrara-merken:

  • tussen 24 februari 2021 en 31 december 2022, met betrekking tot de inkoop en verkoop van voedingsproducten: i.) Karrara (merknaam), ii) Samosa (productsoort), iii) Nishaaka (leverancier), iv) Taste’L (naam producent/leverancier), v) [containernummer] ;
  • tussen 1 februari 2022 en 4 augustus 2022, met betrekking tot de beweerde ompakking van voedingsproducten met het teken ‘karrara’ naar het teken ‘RASM’: i) Rasm (het voor beweerde omgepakte producten gebruikte teken), ii) en iii) Rasm in combinatie met Schieland en/of Kinrooistraat (warenhuis/adres op label), iv) empty boxes/empty cartons; B. op grond van het Brjka-merk:
  • vanaf 31 augustus 2022, met betrekking tot de inkoop en verkoop van voedingsproducten: Brjka in combinatie met i) [oude handelsnaam van SFT] , ii) Schieland (Brjka Food en/of SFT), iii) Jarmuiden (oude adres [naam] Foods).

5 De beoordeling van de vordering in incident

5.1 Deze zaak tussen (onder meer) het in Duitsland gevestigde GFT Duitsland en het in Nederland gevestigde SFT heeft een internationaal karakter. Het hof dient daarom ambtshalve zijn internationale bevoegdheid te beoordelen. Voor zover GFT c.s. zich op de handhaving van de onder 3.3 vermelde Uniemerken beroept, is het hof krachtens art. 125 lid 1 jo. 131 lid 2 Uniemerkenverordening (hierna: UMVo[1]) bevoegd om over de op art. 843a Rv gebaseerde vordering te oordelen. Voor zover het om de handhaving van het Benelux-merk gaat, bestaat die bevoegdheid op grond van art. 4.6 lid 1 BVIE. Art. 843a en 1019a Rv

5.2 GFT c.s. heeft haar vorderingen in dit incident gegrond op art. 195 Rv. De hoofdzaak, in het kader waarvan die vorderingen zijn ingesteld, is een procedure in hoger beroep die is ingeleid bij appeldagvaarding van 8 april 2024. Daarmee is op dit incident het (bewijs)recht van toepassing zoals dat gold vóór de inwerkingtreding op 1 januari 2025 van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht[2] (art. XIIA van deze wet).

5.3 Art. 195 Rv is hier daarom niet van toepassing. Op grond van het aldus op deze zaak wèl toepasselijke art. 843a (oud) Rv (hierna: art. 843a Rv), waarmee het hof de rechtsgronden aanvult, kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is van degene die deze bescheiden te zijner beschikking heeft. Art. 1019a Rv bepaalt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een dergelijke rechtsbetrekking. Daarbij behoeft niet te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op een (dreigende) inbreuk gebaseerde vordering: voldoende is dat uit de door de eiser gestelde (en zo mogelijk met bewijsmateriaal gestaafde) feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk moet kunnen worden afgeleid.[3]

5.4 Op grond van art. 1019a lid 3 Rv is art. 843a lid 4 Rv niet van toepassing indien, zoals hier, de vordering tot inzage betrekking heeft op een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom. In die gevallen kan inzage dus niet worden geweigerd wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens kan worden gewaarborgd. De rechter wijst de vordering af voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd (art. 1019a lid 3 Rv). Het hof ziet geen aanleiding om partijen in de gelegenheid te stellen om zich uit te laten over de rechtsgronden die het met deze bepalingen ambtshalve aanvult, omdat die bepalingen op de hier relevante punten materieel niet afwijken van de regeling van het door GFT c.s. ingeroepen art. 195 Rv (nieuw). Rechtsbetrekking

5.5 Tegen de achtergrond van de onder 3 vermelde feiten vordert GFT c.s. inzage in het op 12 februari 2025 beslagen bewijsmateriaal. Zij wil daarmee de door haar gestelde (dreigende) inbreuken op haar Karrara- en Brjka-merken nader onderbouwen.

5.6 GFT c.s. heeft daartoe voor de Karrara-merken aangevoerd dat SFT niet van GFT c.s. afkomstige producten voorzien van het merk ‘Karrara’ rechtstreeks heeft verkocht aan de vaste afnemers van GFT in Nederland. GFT c.s. heeft erop gewezen dat SFT bij monde van [betrokkene 3] bij het in 2021 gelegde bewijsbeslag tegenover de deurwaarder heeft verklaard dat SFT zich niet aan het beslag zal houden. Bij het tweede beslag bleek vervolgens dat van de 1328 dozen met het merk Karrara er nog slechts 104 aanwezig waren. Bewijs dat de verdwenen dozen zouden zijn omgepakt in dozen met het teken RASM ontbreekt. Omdat bij het derde bewijsbeslag meer van het merk Karrara voorziene binnenverpakkingen werden aangetroffen dan bij het tweede bewijsbeslag zal nog steeds zijn gehandeld in inbreukmakende samosa’s, aldus nog steeds GFT c.s.

5.7 Ook met betrekking tot het Brjka-merk is volgens GFT c.s. aan de eisen voor inzage voldaan. Zij heeft gesteld en met een proces-verbaal van constatering onderbouwd dat op 23 april 2023, dat wil zeggen na de datum van inschrijving van het Brkja-merk, een testaankoop door een deurwaarder is uitgevoerd van een van Brjka Food afkomstig product dat is voorzien van dat merk. Ook zijn van SFT afkomstige verpakkingen van voedselproducten voorzien van het Brjka-merk aangetroffen, aldus GFT c.s.

5.8 SFT heeft in het kader van dit inzageverzoek niet betwist dat GFT Duitsland houdster is van de (geldige) Karrara- en Brjka-merken en dat GFT Nederland en [naam] Food voor die merken licentienemers zijn. Merkinbreuk geldt krachtens art. 1019a lid 1 Rv als een rechtsbetrekking in de zin van art. 843a Rv. Naast de merkhouder zijn ook licentienemers (tot op zekere hoogte) handhavingsbevoegd. SFT heeft in haar verweerschrift ook niet betwist dat voor alle drie eisers sprake is van een voor inzage vereiste ‘rechtsbetrekking’, zodat het hof daarvan in dit incident zal uitgaan.

5.9 Gelet op voorgaande ten overvloede, overweegt het hof dat uit de door GFT c.s. gestelde en met (onder meer) de hiervoor weergegeven processen-verbaal van beslaglegging gestaafde feiten ook een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk op de merkrechten kan worden afgeleid. Zo heeft de deurwaarder in het eerste na de merkregistratie van het merk Karrara gelegde bewijsbeslag een groot aantal verpakkingen aangetroffen die zijn voorzien van het Karrara-merk, is bij het tweede bewijsbeslag bij SFT geconstateerd dat dit aantal verpakkingen sterk is afgenomen en zijn bij het derde beslag weer nieuwe binnenverpakkingen met het Karrara-merk aangetroffen. Verder heeft SFT geweigerd te voldoen aan het door de rechtbank gegeven bevel tot opgave van de aantallen inbreukmakende producten en winst. Ook voor zover het gaat om het Brjka-merk, kan uit de gestelde, met producties gestaafde, onder 3 vermelde feiten, zoals de gedane testaankoop en de (latere) merkinschrijvingen, een redelijk vermoeden van (dreigende) inbreuk worden afgeleid. Rechtmatig belang, bepaalde bescheiden, bedrijfsgevoelige informatie

5.10 Volgens SFT verzetten gewichtige redenen zich tegen inzage omdat het beslagen materiaal omvangrijke en gevoelige bedrijfsinformatie bevat. Die gegevens hebben geen directe relatie met de vermeend inbreukmakende producten en betreffen vertrouwelijke informatie van leveranciers en gelieerde ondernemingen (zoals Blue elite Holding en [naam] Enterprise), financiële gegevens en documenten over de eigen horecagelegenheden en vastgoedactiviteiten van (ex) bestuurders van SFT, alsmede privé-informatie, nu de inbeslaggenomen iPhone van [betrokkene 2] voornamelijk persoonlijke berichten, foto’s en privé gevoelige documenten bevat. Volgens SFT wenst GFT c.s. voor de procedure niet relevante bedrijfsgevoelige informatie te verkrijgen, is de vordering niet proportioneel en maakt GFT c.s. met haar vordering misbruik van recht. GFT c.s. heeft nagelaten voor de bewijsgaring andere, minder verstrekkende bewijsmiddelen te benutten, aldus nog steeds SFT. Voor het geval het hof de vordering zou toewijzen verzoekt SFT om strikte afbakening van de inzage en adequate maatregelen ter bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie.

5.11 Volgens GFT c.s. is met de door haar voorgestelde specifieke zoektermen en termijnen voldoende gewaarborgd dat geen bedrijfsgevoelige informatie naar voren komt. Zij heeft aangevoerd dat zo nodig een vertrouwelijkheidsregime kan worden gelast en toegezegd de informatie waarvan inzage wordt verleend uitsluitend voor deze procedure te gebruiken.

5.12 Met haar betoog dat GFT c.s. heeft nagelaten met minder verstrekkende middelen het bewijs te vergaren, doet SFT kennelijk een beroep op art. 843a lid 4 Rv. Die bepaling is in dit geval echter niet toepasselijk (zie 5.4). Overigens heeft SFT ook in het geheel niet toegelicht op welke andere minder belastende wijzen GFT c.s. het benodigde bewijs zou kunnen vergaren.

5.13 Het verweer van SFT dat gewichtige redenen zich tegen inzage verzetten, komt erop neer dat bij toewijzing van de vordering niet is gewaarborgd dat geen bedrijfsgevoelige informatie naar voren komt, omdat de inzagevordering te onbepaald zou zijn en zou leiden tot een (te) algemene inzage in de gehele bedrijfsvoering van SFT en daaraan gelieerde ondernemingen. Het hof overweegt hierover als volgt.

5.14 Uitgangspunt is dat bij een vordering tot inzage van bescheiden op de voet van 843a Rv in voorkomend geval mede aan de hand van (een combinatie van) zoektermen kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage als bedoeld in art. 843a Rv.[4] GFT c.s. vordert inzage in aan DigiJuris in gerechtelijke bewaring gegeven digitale data afkomstig van de PC, een telefoon/smartphone en de cloud van SFT. Bij een grote hoeveelheid digitale bestanden valt niet uit te sluiten dat selecteren met behulp van zoektermen ertoe leidt dat sommige bestanden ten onrechte tot de geselecteerde bestanden horen en andere bestanden ten onrechte niet. Dat is op zichzelf niet een voldoende reden om de inzagevordering af te wijzen.[5]

5.15 Het hof zal hierna aan de hand van de door GFT c.s. voorgestelde selectiecriteria en zoektermen beoordelen of zij rechtmatig belang heeft bij inzage in daardoor verkregen selectie van het bewijsmateriaal, of deze voldoende bepaald is en of aldus voldoende is gewaarborgd dat geen inzage wordt verkregen in voor de merkinbreuken niet relevante bedrijfsvertrouwelijke informatie en een ‘fishing expedition’ wordt voorkomen. a) inzage in facturatie en administratie

5.16 De vordering tot inzage in de facturatie en administratie vanaf de datum van registratie van de Karrara-merken voor zover daarin de zoekterm ‘karrara’ voorkomt, is voldoende bepaald en relevant voor de nadere onderbouwing van de gestelde merkinbreuken. Het hof gaat daarbij uit van 1 oktober 2021, omdat dat de datum van registratie is van het oudste Karrara-merk. Hetzelfde geldt voor zover inzage wordt gevorderd in de selectie van de facturatie en administratie vanaf de datum van registratie van het Brjka-merk, die naar voren komt met de zoekterm ‘brjka’. De gevorderde inzage in ‘de facturatie(administratie) met betrekking tot samosa’s’ en ‘de aantallen producten die zijn verhandeld door SFT’ is evenwel te onbepaald. Daarmee is onvoldoende gewaarborgd dat GFT c.s. geen inzage krijgt in bedrijfsgevoelige informatie bij de inzage waarvan zij geen rechtmatig belang heeft. Voor zover GFT c.s. hiermee het oog had op de aantallen door SFT onder de merken Karrara en/of Brjka verhandelde samosa’s en eventuele andere producten, zullen deze reeds op grond van de hiervoor genoemde zoektermen naar boven komen.

5.17 Het hof zal om de hierna onder 5.19 gegeven redenen ook inzage toestaan in de facturatie en administratie vanaf 24 februari 2021 met de zoekterm ‘karrara’ in combinatie met ‘ [containernummer] ’. Voor zover GFT c.s. daarnaast meer algemeen inzage vordert in ‘gegevens afkomstig uit de periode vóór de registratiedatum van het Karrara-merk’ is de vordering eveneens te onbepaald. b) kopieën van brieven en e-mails met bijlagen met betrekking tot de Karrara-merken

5.18 Naar het oordeel van het hof wordt voldoende gewaarborgd dat geen (onnodige) inzage in bedrijfsgevoelige informatie wordt verkregen indien dit deel van de inzagevordering wordt beperkt tot die brieven en e-mails (met bijlagen), die naar voren komen bij gebruik van de voor het inzagedoel relevante zoektermen i) ‘karrara’, ii) ‘Nishaaka’ (de exporteur) in combinatie met ‘samosa’ of iii) ‘Taste’L’ (de producent) in combinatie met ‘samosa’. Behalve voor het in de volgende alinea te bespreken geval van de container met nummer [containernummer] moet het daarbij gaan om de periode tussen 1 oktober 2021 en 31 december 2022.

5.19 GFT c.s. heeft verder gesteld en met douane-stukken onderbouwd dat een door Brjka Food op 24 februari 2021 gedane bestelling in een van leverancier Nishaaka afkomstige container met nummer [containernummer] met de omschrijving ‘Punjabi Samosa – Karrara Brand’ door Brjka Food is ingevoerd en de desbetreffende samosa’s gelet op hun houdbaarheidsdatum ook na de inschrijving van het karrara-merk nog kunnen zijn verhandeld. SFT heeft in eerste aanleg weliswaar aangevoerd dat deze bestelling zou zijn geannuleerd, maar SFT heeft in dit incident in haar verweerschrift de nadere onderbouwing door GFT c.s. niet meer betwist. Aldus moet het ervoor worden gehouden dat GFT c.s. ook rechtmatig belang heeft bij inzage in de brieven en e-mails (met bijlagen) uit de periode vanaf 24 februari 2021 tot en met 30 september 2021 die ziet op deze specifieke container. Brieven en e-mails van na 30 september 2021 met betrekking tot uit deze container afkomstige producten met het karrara-merk zullen worden ondervangen door de op grond van het in 5.18 overwogene in het dictum te geven toestemming.

5.20 GFT c.s. heeft ook voldoende toegelicht dat zij rechtmatig belang heeft bij inzage in de selectie brieven en e-mailcorrespondentie van SFT (met bijlagen) waarin de term ‘RASM’ voorkomt. Zij wenst daarmee de door SFT tegen de deurwaarder afgelegde verklaring te verifiëren dat de bij het tweede beslag niet meer aangetroffen verpakkingen met het teken ‘karrara’, zijn omgepakt in dozen voorzien van het teken ‘RASM’. Ook de zoektermen ‘empty boxes’ en ‘empty cartons’ zijn daarvoor relevant. Bij het hanteren van deze zoektermen bestaat geen belang meer bij (combinaties van) de zoektermen RASM en Schieland of Kinrooistraat, nu de desbetreffende bescheiden al boven tafel zullen komen bij hanteren van alleen de zoekterm RASM. GFT c.s. heeft haar inzagevordering nader beperkt tot de periode van 1 februari 2022 tot 4 augustus 2022, toen het tweede bewijsbeslag werd gelegd en de mededeling over de ompakking naar dozen voorzien van het teken RASM werd gedaan. De inzagevordering is in zoverre toewijsbaar. c) kopieën van brieven en e-mails met bijlagen met betrekking tot het Brjka-merk

5.21 Wat het Brjka-merk betreft vordert GFT c.s. inzage in een selectie van brieven en e-mailcorrespondentie van SFT (met bijlagen) uit de periode vanaf 31 augustus 2022. Dit is de datum van merkregistratie en daarmee een voor de selectie relevante beperking.

5.22 GFT c.s. heeft haar inzagevordering nader beperkt tot een drietal combinaties van de letters BRJKA met achtereenvolgens i) de oude handelsnaam van SFT ( [oude handelsnaam van SFT] ), ii) (kennelijk) het warenhuis van Brjka Food en/of SFT (Schieland) en iii) het oude adres van [naam] Foods als vermeld op het in Luxemburg aangekochte product (Jarmuiden). SFT heeft niet gemotiveerd betwist dat deze zoektermen van belang zijn voor de (nadere) onderbouwing van de (omvang van de) gestelde rechtsbetrekking. Naar het oordeel van het hof heeft GFT c.s. bij inzage en/of afschrift van het aldus voldoende bepaalde bewijsmateriaal rechtmatig belang en is voldoende gewaarborgd dat niet aan de inbreuken gerelateerde bedrijfsgevoelige informatie buiten beeld blijft. Slotsom

5.23 In het voorgaande is een aantal zoektermen geschikt geoordeeld voor het maken van een selectie uit het beslagen bewijsmateriaal van bepaalde bescheiden bij de inzage en afschrift waarvan GFT c.s. rechtmatig belang heeft.

5.24 Het hof zal onafhankelijk gerechtelijk bewaarder DigiJuris instrueren om aan de hand van deze zoektermen het in bewaring gegeven bewijsmateriaal te selecteren en GFT c.s. in die selectie inzage te verlenen en/of afschrift te verstrekken. Langs deze weg is voldoende gewaarborgd dat GFT c.s. geen inzage krijgt in niet aan de gestelde inbreuken gerelateerde bedrijfsgevoelige informatie. Evenmin valt in te zien dat GFT c.s. langs deze weg inzage zou kunnen krijgen in op de iPhone van [betrokkene 2] opgeslagen persoonlijke berichten, foto’s en privé gevoelige documenten bij de inzage waarvan GFT c.s. geen rechtmatig belang heeft. Gelet op het rechtmatig belang bij inzage en de hiervoor vermelde waarborgen, is van misbruik van recht, anders dan SFT nog heeft aangevoerd, geen sprake.

5.25 Het hof zal GFT c.s. daarom toestaan om inzage te nemen en afschriften te verkrijgen van de in het dictum te vermelden selectie van het bewijsmateriaal. SFT zal worden bevolen deze inzage en het verkrijgen van afschriften te gehengen en gedogen, op straffe van een door het hof tot € 10.000,- gematigde dwangsom voor elke dag dat SFT niet aan het bevel voldoet, tot een maximum van € 100.000,-.

5.26 De beslissing over de kosten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

5.27 Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor nadere akte na inzageverrichtingen aan de zijde van GCF c.s. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6 Beslissing

Het hof:

in het incident:

In de hoofdzaak:

Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.I. de Vreese-Rood en H.M.H. Speyart van Woerden en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Verordening (EU) Nr 2017/1001 inzake het Uniemerk, PbEU 2017, L 154, p. 1.

Wet van 6 maart 2024 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht, Stb. 2024, 62.

HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 (AIB/Novisem), r.o. 4.1.5., bevestigd in HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon/Astellas), r.o 3.2.1. en 3.2.2.

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830.

HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1773.


Voetnoten

Verordening (EU) Nr 2017/1001 inzake het Uniemerk, PbEU 2017, L 154, p. 1.

Wet van 6 maart 2024 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht, Stb. 2024, 62.

HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 (AIB/Novisem), r.o. 4.1.5., bevestigd in HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon/Astellas), r.o 3.2.1. en 3.2.2.

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830.

HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1773.