ECLI:NL:GHARL:2025:5868 - Hof spreekt verdachte vrij van verkrachting wegens onvoldoende steunbewijs - 24 september 2025
Arrest
Essentie
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden spreekt een verdachte vrij van verkrachting in een massagesalon. Hoewel de aangifte van het slachtoffer aanwezig is, oordeelt het hof dat er onvoldoende steunbewijs uit een andere bron is, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2 Sv.
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005280-23
Uitspraak d.d.: 24 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 november 2023 met parketnummer 05-082059-23 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000, wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Roethof, en de advocaat van de benadeelde partij mr. A. van den Berg naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte voor verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, en met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 4.000 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ten slotte de teruggave aan rechthebbende gelast van de zwarte broek en de lila onderbroek.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten door
-
zijn vingers in de vagina van die [benadeelde] te brengen en/of
-
zijn penis vast te houden en/of richting de vagina van die [benadeelde] te brengen en/of in de vagina van die [benadeelde] proberen te brengen, waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
-
die [benadeelde] bij haar keel/hals heeft vastgehouden en/of
-
die [benadeelde] op/tegen een bed/massagetafel heeft gedrukt en/of haar (hierdoor) heeft belet om weg te gaan en/of
-
tegen die [benadeelde] heeft gezegd dat zij stil/zachtjes moest doen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
-
de legging en onderbroek van die [benadeelde] uit heeft getrokken en/of
-
voornoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht en/of die [benadeelde] hiermee heeft overrompeld en/of
-
( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [benadeelde] en/of
-
( hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [benadeelde] en/of
-
( hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd dat die [benadeelde] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
Vrijspraak
Standpunt openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot eenzelfde bewezenverklaring als van de rechtbank in eerste aanleg.
Standpunt verdediging De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. Volgens de verdediging staat de massagesalon er om bekend dat je daar massages “met een beetje extra”, namelijk seksuele diensten/handelingen, kunt krijgen. Er is geen reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen dat er ook in zijn geval seksuele toespelingen zijn gedaan en seksuele handelingen zijn aangeboden en dat hij daar een bedrag van € 50,- voor zou hebben moeten betalen. Daarbij komt dat de verklaringen van aangeefster innerlijke tegenstrijdigheden bevatten en niet overtuigend zijn. Zo heeft zij in eerste instantie verklaard dat verdachte helemaal naakt was tijdens de massage en later dat hij een onderbroek aan had. Verder wordt uit haar verklaringen niet duidelijk waar zij zich precies bevond toen verdachte zich aan haar zou hebben opgedrongen, heeft zij inconsistent verklaard over waar haar kleding was, en is het vreemd dat zij enerzijds verklaard heeft dat verdachte erg agressief was terwijl zij wel terug de massagekamer in ging om haar telefoon te pakken. Opvallend is ook de passage in haar verklaring waarin zij spreekt over geld dat betaald zou zijn, namelijk:
“De man moest zich aankleden. Daarna zei hij dat hij zijn geld terug wilde hebben. Er lag nog geld van de vorige klant en ook mijn portemonnee op de tafel. Het geld van de man voor de massage lag daar ook al. Ik denk dat de man zijn eigen geld heeft gepakt. Ik weet niet hoeveel geld er in mijn portemonnee heeft gezeten. Ik dacht niet aan geld.”
Dit punt is cruciaal en sluit aan bij de verklaring van verdachte dat betalingen voor extra handelingen (in het geheim) plaatsvinden in de massagekamer, omdat de eigenaar van de massagesalon daar niets van mag weten. Dat aangeefster spreekt over een contante betaling verricht door de vorige klant of door verdachte in de massagekamer impliceert dat zij weldegelijk extra seksuele handelingen heeft aangeboden. Elke andere betaling voor enkel de massage vindt immers te allen tijde plaats bij de pinkassa vooraan in de salon. Het kan dan ook niet anders dat aangeefster seksuele diensten aanbood aan verdachte, maar ook aan anderen.
De verdediging heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daar komt bij dat haar verklaringen onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Verdachte moet daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken, alles aldus de verdediging.
Oordeel hof Het hof stelt voorop dat in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een bewijsminimum is geformuleerd. Dit houdt in dat een bewezenverklaring van een strafbaar feit niet gebaseerd mag worden op alleen de verklaring van één getuige. Er moet altijd steunbewijs zijn, dat bovendien afkomstig moet zijn van een andere bron. Zo kunnen bijvoorbeeld door een getuige kort na het feit bij het slachtoffer waargenomen emoties steunbewijs opleveren. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaring(en) van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. Daarbij dient het hof zich ook een oordeel te vormen over de mate waarin de verklaring van de getuige/aangever overeenkomt met de werkelijkheid en dus in hoeverre aan die verklaring geloof kan worden gehecht. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de getuigenverklaring wordt gekeken naar het verband tussen die getuigenverklaring en het overige bewijsmateriaal.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, moet het hof dus de betrouwbaarheid van de verklaring(en) van de aangever/het slachtoffer beoordelen en daarnaast bepalen of er voldoende steunbewijs uit (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is.
Het hof stelt vast dat in het dossier een aangifte van [benadeelde] zit. Uit haar aangifte volgt dat verdachte tijdens de massage om ‘extra’ vroeg, dat hij zei dat hij geld had, en dat hij vervolgens haar legging en onderbroek naar beneden deed en met een vinger in haar vagina ging waarna hij probeerde haar te penetreren. Uit diezelfde aangifte volgt dat verdachte geld had neergelegd op het tafeltje waar ook de olie stond en dat hij zijn geld terug wilde toen hem duidelijk werd dat aangeefster geen seks met hem wilde. Verder volgt uit de aangifte dat aangeefster ermee bekend was dat in de massagesalon ‘extra’ diensten werden geleverd, waarvan zij wist dat dit seksuele handelingen betrof. Hiervoor moest de klant volgens haar verklaring dan € 50,- extra betalen aan de betreffende masseur.
Het hof neemt zonder meer aan dat er op 16 oktober 2022 in de massagesalon iets is gebeurd dat aangeefster niet wilde en dat zij daardoor overstuur is geraakt. Gelet op de inhoud van de verklaring van aangeefster over geld in combinatie met de verklaring van verdachte op dit punt kan het hof echter niet uitsluiten dat er tussen beiden een afspraak is gemaakt, waarover een misverstand is ontstaan. In dit verband weegt het hof mee dat zowel uit de verklaring van verdachte als van aangeefster volgt dat de communicatie moeizaam verliep.
De verklaringen van verdachte en aangeefster over wat er tussen hen beiden in de massagekamer heeft plaatsgevonden lopen uiteen. Voor het hof staat vast dat aangeefster overstuur is geraakt van iets dat zich in de massagekamer tussen haar en verdachte heeft afgespeeld. Nadien heeft zij daarover verklaard aan haar werkgever, haar partner en de politie, maar omdat zij hebben allen uiteindelijk van haar gehoord wat er daar zou zijn gebeurd, levert dat naar het oordeel van het hof – tegen de achtergrond van de tegenover elkaar staande verklaringen van verdachte en aangeefster – onvoldoende steunbewijs op voor het tenlastegelegde feit.
Nu ander steunbewijs voor de aangifte van [benadeelde] ontbreekt, betekent dit dat niet aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan en het hof niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het hof spreekt verdachte dan ook vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M.J. Ouweneel, voorzitter, mr. K. Gilhuis en mr. L.P. Stapel, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier, en op 24 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 september 2025.
Tegenwoordig: mr. G. Dam, voorzitter, mr. A.M. Tromp, advocaat-generaal, mr. L. Jansen, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.