Arrest inhoud

TBS P24/66

Beslissing van 21 augustus 2025

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,

verblijvende in Penitentiaire Inrichting [locatie 1] ,

verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.

Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2024. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank, de stukken zoals genoemd in de

tussenbeslissing van het hof van 18 juli 2024 en daarnaast op o.a.:

  • het proces-verbaal van de zitting van het hof van 4 juli 2024;

  • de tussenbeslissing van het hof van 18 juli 2024;

  • de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 7 juli 2025;

  • het aanvullend verlengingsadvies tbs van [GGZ] van 28 juli 2025;

  • het e-mailbericht van 12 augustus 2025 van het hof aan de A-G, mr. M. van Keulen en

[reclasseringswerker] .

Het hof heeft ter zitting van 14 augustus 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. A. Kooij, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M. van Keulen, advocaat te De Bilt.

Verder heeft het hof ter zitting gehoord [reclasseringswerker] , werkzaam als reclasseringswerker bij [GGZ] .

De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van terbeschikkinggestelde, onder parketnummer P25/138, waarin door het openbaar ministerie beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2025 dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.

Overwegingen

Procesverloop Het hof heeft bij tussenbeslissing van 18 juli 2024 het onderzoek heropend en de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris in dit hof met het verzoek om zorg te dragen voor opname van de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum voor nader onderzoek. Daarbij overwoog het hof dat deskundigen de standaardvraagstelling voor verlengingsrapportages door de deskundigen dienen te beantwoorden maar ook de vraag of het haalbaar is de door het gerechtshof Amsterdam bij (inmiddels onherroepelijk) arrest van 11 januari 2024 opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden (waaronder klinische behandeling) te continueren, zulks gelet op de diagnostiek en het recidiverisico. Ook wenst het hof te worden ingelicht over de resultaten van de zeer onlangs gestarte (dwang)medicatie. De terbeschikkinggestelde is gedurende twaalf weken opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Dat was langer dan de gebruikelijke zeven weken. De door het hof geaccordeerde langere observatieperiode werd door het Pieter Baan Centrum nodig geacht om tot zorgvuldig en volledig onderzoek te komen. Op 7 juli 2025 heeft het Pieter Baan Centrum gerapporteerd en op 28 juli 2025 heeft de reclassering gereageerd op de bevindingen van het Pieter Baan Centrum.

Het standpunt van de deskundige Zoals blijkt uit het aanvullend advies sluit de reclassering zich aan bij de bevindingen van het Pieter Baan Centrum. Dit betekent dat een omzetting naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wat de reclassering betreft niet meer aan de orde is. Bij voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden adviseert de reclassering oplegging van de volgende voorwaarden: reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, een middelenverbod en de verplichting dat de terbeschikkinggestelde openheid geeft over haar netwerk aan de reclassering.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de bevindingen van het Pieter Baan Centrum de beslissing van de rechtbank dient te worden vernietigd en de vordering tot het alsnog verplegen van overheidswege moet worden afgewezen. Wat betreft de praktische en juridische gevolgen van deze beslissing sluit de raadsvrouw aan bij het primaire standpunt van de advocaat-generaal, waardoor de terbeschikkingstelling inmiddels is geëxpireerd. Mocht de einddatum nog niet zijn bereikt en de maatregel loopt door, is de terbeschikkinggestelde bereid zich aan voorwaarden te houden. Maar dan is het gelet op het lage recidiverisico niet opportuun om de reeks aan voorwaarden aan de terbeschikkinggestelde op te leggen zoals de reclassering voorstelt. Hoewel zij inmiddels gedurende lange tijd abstinent is en stabiel en beschikt over een steunend netwerk, is zij gemotiveerd om op vrijwillige basis behandeling en begeleiding aan te gaan. Hiertoe heeft zij ook al een en ander in gang gezet.

Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering tot het alsnog verplegen van overheidswege dient te worden afgewezen. Niet kan worden gezegd dat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting eist. Omzetting alleen op grond van overtreding van voorwaarden is wat het openbaar ministerie betreft in dit geval niet aan de orde, nu er volgens de deskundigen sprake is van een laag recidivegevaar. Het openbaar ministerie is, verwijzend naar het standpunt in de verlengingszaak die thans ook aan de orde is, primair van oordeel dat de expiratiedatum van de maatregel inmiddels is verstreken, omdat de maatregel is gestart op het moment van de dadelijke uitvoerbaarheid van het opleggingsvonnis in eerste aanleg (22 maart 2023). Mocht de maatregel nog wel doorlopen, dan is op grond van het advies van het Pieter Baan Centrum aanleiding om de voorwaarden die op dit moment aan de maatregel verbonden zijn, te versoberen, in die zin dat deze worden afgeschaald tot de identificatieplicht, geen nieuwe strafbare feiten plegen en de voorwaarden die de reclassering voorstelt.

Het oordeel van het hof

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, omdat inmiddels onderzoek is gedaan door het Pieter Baan Centrum en de conclusies in de rapportages leiden tot een andere afweging in de beoordeling.

Opleggingsuitspraak onherroepelijk Het hof stelt voorop dat de onderliggende strafzaak, waarbij de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd, onherroepelijk is en het hof daarom kan beslissen over de vordering zoals die voor ligt.

Indexdelict Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij arrest van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2024 is veroordeeld voor:

Stoornis en recidivegevaar Het hof acht in dit verband de volgende passages in de Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum van belang:

“(…) De huidige observatie heeft in samenhang met de eerdere bevindingen en verslagen van eerder onderzoek zoals beschreven in de voorliggende hoofdstukken, een nadere nuancering kunnen aanbrengen in de diagnostiek bij onderzochte. Met name de structureel bij onderzochte aanwezige psychiatrische problematiek kon nader worden gespecificeerd, maar bleek niet in verband gebracht (de zogenaamde 'doorwerking van de problematiek') te kunnen worden met de tenlastegelegde feiten, op basis waarvan vervolgens dan ook geen voorspelling gedaan kon worden over de op die gedragskundig bepaalde risico's bepaalde kans op recidive op soortgelijke delicten. Wel werd er psychiatrische problematiek vastgesteld – naast de structurele problematiek – ten tijde van de tenlastegelegde feiten, die in die feiten hebben doorgewerkt. Die doorwerking maakt ook een beschouwing op de kans op recidive mogelijk, waaruit een nader advies volgt. (…)

1. Diagnostiek

a. Is betrokkene lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van haar

geestvermogens en, zo ja, hoe is dit in diagnostische zin te omschrijven?

Ja, er is bij betrokkene sprake van een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis (ASS-trekken), een stoornis in het gebruik van alcohol (matig ernstig, in gedwongen remissie), schizofrenie (multipele episodes, momenteel volledig in remissie), en er was ten tijde van de indexdelicten sprake van een delirium door een somatische aandoening (acuut, hyperactief, momenteel volledig in remissie). (…) Er is sprake van zeer complexe diagnostiek. De diagnose schizofrenie in engere zin kon pas gesteld worden na het optreden van de psychose die betrokkene in 2023 doormaakte in [zorginstelling] en PPC [locatie 2] . De diagnose schizofrenie in engere zin kon voordien (ten tijde van de PJ-rapportage in 2022) nog niet als zodanig worden herkend en gesteld, omdat er nog geen sprake was geweest van aanhoudende psychotische symptomen voor de duur van zes maanden. Door de uitgebreide diagnostiek was het thans ook mogelijk zicht te krijgen op de onderliggende ASS-trekken en de angstig ambivalente hechting die verholen waren onder de schijn van normaliteit''. Ook werd thans beter zicht gekregen op de onmacht van betrokkene vanuit haar psychologische opmaak en de inadequate coping bij een toename van stress en/of overvraging, die namelijk leidt tot de (inadequate) zelfmedicatie middels alcoholgebruik. (…)

Los van de eerste drie meer structureel aanwezige diagnoses, staat de diagnose delirium door een somatische aandoening ten tijde van de indexdelicten. Deze somatische aandoening bestond uit een ontsteking aan haar enkel/been die fors toenam nadat ze zich vóór het indexdelict een weekend ziek had gevoeld. De uit een infectiehaard voortkomende ontstekings- en gifstoffen kunnen, zoals ook bij betrokkene, zorgen voor bewustzijnsverlaging, amnesie, desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, gedesorganiseerd denken en gedrag en psychotische symptomen (wanen, hallucinaties, te vergelijken met ernstig koorts-ijlen, al kunnen deze symptomen ook voorkomen zoals bij betrokkene met aanvankelijk beperkte verhoging). Deze symptomen verdwenen snel nadat het delier middels een antibioticum werd behandeld. Binnen een dag was het delier in remissie en was betrokkene weer vriendelijk adequaat en kon zij volledig coherent functioneren. Een delier is een psychotisch toestandsbeeld dat primair behandeld moet worden door de onderliggende (lichamelijke) oorzaak te behandelen. Dit werd bij betrokkene gedaan door middel van het toedienen van een antibioticum en dus niet door de behandeling van de andere diagnoses. Overigens kan ook naast oorzakelijke behandeling, een louter symptoomgerichte behandeling soms ook helpend zijn. Een al sensitief brein, zoals dat van betrokkene, heeft een iets grotere gevoeligheid voor het ontwikkelen van een delier, maar is daar niet de oorzaak van.

b. Ziet u discrepanties tussen uw diagnostische conclusies en die van de kliniek?

In het PBC is de diagnostiek grotendeels verscherpt doordat er meer informatie beschikbaar was en er door de medewerking van betrokkene uitgebreid onderzoek gedaan kon worden bij deze zeer complexe problematiek.

2. Risico-inschatting

a. Hoe is op basis van uw gestructureerd professioneel oordeel de inschatting van de kans

op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor betrokkene de maatregel terbeschikkingstelling kreeg opgelegd?

Bij betrokkene is de HCR-20v3 toegepast. Wanneer gekeken wordt naar de relevante historische items dan heeft betrokkene geen ernstige problemen met betrekking tot gewelddadig gedrag of antisociaal gedrag. Er is wel sprake geweest van problemen met relaties. Ze heeft geen geschiedenis met problemen ten aanzien van werk. Wel is er sprake van een geschiedenis van problemen met middelengebruik en is er sprake van een psychotische stoornis, maar geen persoonlijkheidsstoornis. Er is geen sprake van relevante traumatische ervaringen. Betrokkene heeft geen gewelddadige opvattingen. De respons op behandeling is goed geweest. Kijkend naar de klinische items dan heeft betrokkene enig inzicht in de stoornissen, het risico op gewelddadig gedrag en de noodzaak van behandeling. Er zijn geen symptomen meer van de psychotische stoornis. Wanneer betrokkene overvraagd wordt kan er sprake zijn van affectieve, gedragsmatige en cognitieve instabiliteit. De respons op behandeling is goed. Ten aanzien van de toekomstige items wil betrokkene professionele ondersteuning en heeft ze een steunend netwerk. De coping kan bij stress te kort schieten. Afgaand op de HCR-20v3 zou het recidiverisico op een gewelddadig delict matig zijn. Echter gaat het hier om statistische kansen op recidive van geweld en zijn de items waarop betrokkene scoort gerelateerd aan de eerste drie meer structurele diagnoses, en niet aan het delirium door een somatische aandoening dat ten tijde van de indexdelicten een rol speelde. De indexdelicten zijn niet voortgekomen vanuit de ASS-trekken, stoornis in het alcoholgebruik en/of de schizofrenie. Er is hiermee geen oorzakelijk doorwerkend verband. Ondanks het feit dat betrokkene mogelijk iets kwetsbaarder is voor het ontwikkelen van een delier, is het risico dat zich opnieuw een delier ontwikkelt, klein. Dat betekent dat de kans op recidive op een delict zoals het indexdelict ook laag is.

b. Is er op basis van uw gestructureerd professioneel oordeel een uitspraak te doen over het

risico van toekomstig geweld in bredere zin? Betrokkene heeft eerder nooit agressie laten zien die heeft geleid tot justitiële contacten, al is er wel vanuit een inadequate coping sprake geweest van partnergeweld in situaties wanneer betrokkene alcohol heeft gebruikt. Gesteld kan worden dat gezien betrokkenes voorgeschiedenis de kans op geweld in bredere zin laag is. (…)

4. Verlengingsadvies

a. Adviseert u de maatregel van de terbeschikkingstelling te verlengen en, zo ja, met één of

met twee jaar? Onderzoekers adviseren de maatregel van de terbeschikkingstelling niet te verlengen, maar onvoorwaardelijk te beëindigen. Er zijn namelijk wel structurele gedragskundige stoornissen, maar op basis daarvan kan er geen risico voor recidive worden onderbouwd. (…) Vanuit forensisch gedragskundig oogpunt zijn er geen redenen om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) toe te passen. (…) Er is geen aanleiding voor het onderzoeken van een zorgmachtiging. (…)”

Samengevat volgt uit de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 7 juli 2025 aldus dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een andere gespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis (ASS-trekken), een stoornis in het gebruik van alcohol (matig ernstig, in gedwongen remissie), schizofrenie (multipele episodes, momenteel volledig in remissie), en dat er ten tijde van de indexdelicten sprake was van een delirium door een somatische aandoening (acuut, hyperactief, momenteel volledig in remissie).

Uit diezelfde rapportage volgt dat, ondanks dat het feit dat de terbeschikkinggestelde mogelijk iets kwetsbaarder is voor het ontwikkelen van een delier, het risico dat zich opnieuw een delier ontwikkeld, klein is. Dat betekent dat de kans op recidive op een delict zoals het indexdelict ook laag is. Daarnaast wordt beschreven dat de terbeschikkinggestelde eerder nooit agressie heeft laten zien die heeft geleid tot justitiële contacten, al is er wel vanuit een inadequate coping sprake geweest van partnergeweld in situaties wanneer de terbeschikkinggestelde alcohol gebruikt. Gesteld kan worden dat, gezien haar voorgeschiedenis, de kans op geweld in bredere zin laag is.

Het hof neemt deze bevindingen van het Pieter Baan Centrum over en maakt die tot de zijne. Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat het Pieter Baan Centrum beschikte over beduidend meer informatie dan waarover rapporteurs voorheen beschikten, door de verlengde observatie, de medewerking van de terbeschikkinggestelde aan alle facetten van het onderzoek als ook het tijdsverloop waardoor een langduriger beeld van de complexe diagnostiek werd verkregen, waardoor – zo begrijpt het hof – met de kennis van nu tot een nuancering en aanscherping van de diagnose is gekomen. Ook met inachtneming van de jurisprudentie van dit hof dat een verlenging van de terbeschikkingstelling kan worden gebaseerd op een andere stoornis dan die bestond ten tijde van de oplegging, is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het recidiverisico in brede zin moet worden ingeschat als laag.

Zoals de rechtbank in de voorliggende beslissing heeft overwogen, is vast komen te staan dat de terbeschikkinggestelde diverse voorwaarden die verbonden waren aan de maatregel, heeft overtreden. Zij heeft drugs gebruikt, is niet open geweest over haar middelengebruik en heeft uiteindelijk de klinische opname geweigerd. Dit kan op zichzelf een omzetting naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging rechtvaardigen, ware het niet dat de terbeschikkinggestelde met behulp van (dwang)medicatie is gestabiliseerd, inmiddels sprake is van een bestendige stabiele situatie en het Pieter Baan Centrum tot de conclusie is gekomen dat sprake is van een laag recidiverisico. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is daarom niet meer in het geding, hetgeen naar het oordeel van het hof in deze zaak aan een omzetting naar verpleging van overheidswege in de weg staat.

Vernietiging Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof de beslissing waarvan beroep zal vernietigen en de vordering tot het alsnog verplegen van overheidswege van de terbeschikkinggestelde zal afwijzen.

Wijziging van de voorwaarden Gelet op en in samenhang met de eveneens aanhangige verlengingszaak, waarin heden ook uitspraak wordt gedaan, acht het hof het van belang de juridische en feitelijke gevolgen van deze beslissing te schetsen. Met de beslissing op de onderliggende vordering tot omzetting, is het bevel voorlopige verpleging van de rechter-commissaris van 26 januari 2024 niet langer van kracht. Dit leidt ertoe dat de titel van de vrijheidsbeneming in de penitentiaire inrichting van de terbeschikkinggestelde per heden is komen te vervallen. Verwijzend naar de beslissing in de verlengingszaak van dit hof van heden betekent dit niet dat de terbeschikkingstellingsmaatregel hiermee is geëindigd. Aangezien de wet geen mogelijkheid kent om – buiten de procedure van verlenging – de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden te doen beëindigen terwijl – zoals hier – de opleggingstermijn van twee jaar nog niet is verstreken, brengt dit in deze zaak met zich dat de maatregel doorloopt en expireert op 11 januari 2026, te weten twee jaar na de dadelijk uitvoerbare oplegging hiervan. Dat betekent dat wanneer de voorwaarden die het gerechtshof Amsterdam aan de maatregel heeft verbonden niet worden aangepast, voor de komende periode een situatie ontstaat die niet strookt met de bevindingen omtrent het recidiverisico van het Pieter Baan Centrum en strijdig zouden kunnen zijn met artikel 5 EVRM of artikel 2 lid 1 Vierde Protocol bij het EVRM. Immers, het voorwaardenpakket beslaat allerlei (vergaande) vrijheidsbeperkende voorwaarden. Om recht te doen aan het inmiddels vastgestelde lage recidiverisico, zal het hof daarom de voorwaarden die verbonden zijn aan de terbeschikkingstelling wijzigen, zodanig dat deze worden afgeschaald tot voorwaarden die zo min mogelijk vrijheidsbeperkend zijn. Concreet betekent dit dat de voorwaarden worden beperkt tot die van identificatieplicht, geen nieuwe strafbare feiten plegen, en – in het licht van artikel 38 lid 2 Wetboek van Strafrecht - (kaal) reclasseringstoezicht met meldplicht zolang de reclassering dit nodig vindt. De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting ingestemd met de voorwaarden die het hof aan de maatregel verbindt.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .

Wijst af de vordering van de officier van justitie van 26 januari 2024 tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege.

Wijzigtde aan de terbeschikkinggestelde opgelegde voorwaarden, zoals opgenomen in het arrest van de rechtbank Amsterdam, van 26 januari 2024, in die zin dat deze komen te luiden dat de terbeschikkinggestelde:

Aldus gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. O.O. van der Lee, raadsheren, en drs. R.J.A. van Helvoirt en drs. C.J.J.C.M. van Gestel, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier, en op 21 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken.

De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.