Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4738 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 31 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:473831 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.353.065 (zaaknummer rechtbank Gelderland 441889)

beschikking van 31 juli 2025

inzake

[verzoeker], wonende op een bij het hof bekend adres,verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader, advocaat: mr. F. Pool,

en

[verweerster], wonende te [woonplaats1] , verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder, advocaat: mr. N.J.W.G. Simons.

Als informant is aangemerkt:

de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Arnhem, verder te noemen: de GI.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 december 2024, uitgesproken onder zaaknummer 441889, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 maart 2025;

  • het verweerschrift namens de moeder, met producties.

2.2 Het hof heeft de GI aanvankelijk als belanghebbende aangemerkt. De GI is (artikel 798 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) echter geen belanghebbende in deze procedure. Het hof heeft deze beslissing met alle betrokkenen op de zitting besproken. Het hof heeft de GI vervolgens als informant aangemerkt. Het door de GI ingediende verweerschrift wordt (als processtuk) buiten beschouwing gelaten. De GI heeft tijdens de zitting wel haar zienswijze naar voren gebracht.

2.3 Op 23 juni 2025 heeft de minderjarige [de minderjarige] , buiten aanwezigheid van de ouders, de GI en de raad, met een rechter en griffier van het hof gesproken.

2.4 De mondelinge behandeling heeft op 27 juni 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • een vertegenwoordiger van de GI;

  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3 De feiten

3.1 De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is [in] 2011, voorafgaand aan het huwelijk van de ouders, geboren.

3.2 Het huwelijk van de ouders is [in] 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 11 februari 2021 in de registers van de burgerlijke stand.

3.3 [de minderjarige] staat vanaf 6 augustus 2021 onder toezicht van de GI. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling de laatste keer in een beschikking van 22 januari 2025 verlengd tot 6 augustus 2025.

4 De omvang van het geschil

4.1 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de moeder, het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad bepaald. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat iedere ouder de eigen kosten betaalt en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.2 De vader is het niet eens met die beslissing en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en primair de verzoeken van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] te beëindigen, de moeder alleen met het gezag te belasten en de vader te veroordelen in de proceskosten, af te wijzen. Subsidiairverzoekt de vader – zo begrijpt het hof – de beslissing in de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van een door het hof te gelasten onderzoek door de raad.

4.3 De moeder voert verweer en vraagt het hof het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vader te veroordelen in de proceskosten.

5 De motivering van de beslissing

te laat ingediende processtukken

5.1 De advocaat van de moeder heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van het journaalbericht van de vader, met bijlagen, omdat het te laat in het geding is gebracht. Het hof heeft het journaalbericht ontvangen op 20 juni 2025.Het hof honoreert het bezwaar van de moeder (met verwijzing naar artikel 1.4.5 Procesreglement Verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven). Het hof heeft het journaalbericht ontvangen ná de tiende dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Het hof zal dit journaalbericht met bijlagen daarom buiten beschouwing laten. De goede procesorde verzet zich daar niet tegen.

rechtsmacht en toepasselijk recht

5.2 Deze zaak heeft internationale aspecten omdat de moeder en [de minderjarige] zowel de Nederlandse als de Russische nationaliteit hebben. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.

5.3 De voorliggende verzoeken gaan over ouderlijke verantwoordelijkheid. Gelet op artikel 7 lid 1 Brussel II-ter zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid de gerechten van de lidstaat bevoegd op het grondgebied waarvan het kind de gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat [de minderjarige] op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, 1 oktober 2024, zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.

5.4 De rechtbank heeft op het verzoek Nederlands recht van toepassing geacht. Omdat tegen dit oordeel geen grief is gericht, zal ook het hof bij de beoordeling Nederlands recht tot uitgangspunt nemen.

ouderlijk gezag

5.5 Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien: a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

5.6 Net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat wijziging van het gezag, in die zin dat de moeder belast wordt met het eenhoofdig gezag, in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen en voegt aan de overwegingen van de rechtbank nog het volgende toe.

5.7 De vader heeft inmiddels al meerdere jaren geen contact meer met [de minderjarige] . Als gevolg daarvan heeft de vader, zo is tijdens de zitting ook aan de orde geweest, onvoldoende zicht op de ontwikkeling van [de minderjarige] en op wat hij nodig heeft. De vader heeft tijdens de zitting laten weten dat hij het beeld van [de minderjarige] dat naar voren komt uit het gesprek dat [de minderjarige] had met de rechter van het hof, ook niet (langer) herkent. Gelet hierop kan de vader op dit moment geen wezenlijke invulling geven aan het gezag en niet te verwachten is dat daar binnen afzienbare tijd verandering in komt, temeer daar de ouders niet met elkaar praten. Alleen daarom al ligt eenhoofdig gezag van de moeder in de rede. Daarnaast is bij [de minderjarige] een posttraumatische stressstoornis vastgesteld, die samenhangt met wat [de minderjarige] in het verleden (met de vader) heeft meegemaakt. [de minderjarige] is inmiddels bij [naam1] begonnen met een behandeltraject dat is gericht op traumaverwerking. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [de minderjarige] op dit moment echter nog helemaal niet toe is aan de, voor de verwerking van de trauma’s benodigde, EMDR-therapie. Het traject bij [naam1] is daarom aangepast op zijn belastbaarheid, in die zin dat hij momenteel eerst een voortraject doorloopt. Voor het hof is gezien dit alles voldoende duidelijk dat [de minderjarige] op dit moment rust en tijd nodig heeft om wat in het verleden is gebeurd, te verwerken en dat pas daarna kan worden gekeken of er mogelijkheden zijn voor enige vorm van contact tussen [de minderjarige] en de vader. Tijdens het gesprek dat de rechter van het hof met [de minderjarige] had, en tijdens de zitting, is ten slotte gebleken dat [de minderjarige] meer rust ervaart sinds de moeder alleen is belast met het ouderlijk gezag. Dat geldt ook voor de moeder.

5.8 Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat de huidige situatie, waarin de moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag, in stand blijft.

raadsonderzoek

5.9 Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten. Het hof zal het subsidiaire verzoek van de vader dan ook afwijzen.

proceskosten

5.10 Het hof ziet geen aanleiding om de vader in de proceskosten te veroordelen, zoals door de moeder is verzocht. De vader heeft het recht om het oordeel van de rechtbank voor te leggen aan dit hof. Het hof ziet in wat de moeder heeft aangedragen geen reden om van dat uitgangspunt af te wijken, zodat het hof het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de kosten van het hoger beroep, zal afwijzen.

5.11 Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat iedere ouder de eigen kosten draagt.

6 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 30 december 2024;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 31 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.